Frans - 1.1 présenter ses loisirs Flashcards
(96 cards)
1
Q
het abonnement
A
l’abonnement
2
Q
de app
A
l’application
3
Q
de atletiek
A
l’athletisme
4
Q
de fuif
A
la boum
5
Q
de tennisbaan
A
le court de tennis
6
Q
de beklimming
A
l’escalade
7
Q
het kampvuur
A
le feu de camp
8
Q
de klimmer
A
de grimpeur
9
Q
de gelegenheid
A
l’occasion
10
Q
het publiek
A
la public
11
Q
de wandeltoch
A
la randonnée
12
Q
de rust
A
le repos
13
Q
de sociale media
A
les réseaux sociaux
14
Q
de rugzak
A
le sac a dos
15
Q
de chat
A
le tchat
16
Q
leuk
A
amusant
17
Q
verslaan
A
battre
18
Q
verwonden
A
blesser
19
Q
bewegen
A
bouger
20
Q
in de tent slapen
A
dormir sous la tente
21
Q
(met vier) zijn
A
être quatre
22
Q
een passie hebben voor
A
être passionné de
23
Q
klimmer
A
grimper
24
Q
joggen
A
jogger
25
zijn tent opzetten
monter sa tente
26
repeteren
répéter
27
zich abonneren op
s'abonner a
28
zwemmer
se baigner
29
uitgaan
sortir
30
chatten
tchatter
31
met behulp van
a l'aide de
32
ter gelegenheid van
a l'occasion de
33
dicht bij
a proximité de
34
de vrijetijdsbesteding
les loisirs
35
de deelnemer
le participant
36
het tijdverblijf
le passe-temps
37
toegankelijk
accessible
38
bereiken
atteindre
39
toegang hebben tot
avoit acces a
40
zin hebben in
avoir envie de
41
aanmoedigen
encourager
42
verslaafd zijn aan
être accro a
43
zich vermaken
se distraire
44
oefenen
s'entraîner
45
rondhangen
traîner
46
de vechtsport
mes arts martiaux
47
de kanoe
le canoe
48
de beklimmer
l'escaladeur
49
de sportzaal
le gymnase
50
de vogelkunde
le ornithologie
51
het prekpark
le parc d'attractions
52
de benjisprong
de saut a l'élastique
53
het parachute springen
le saut en parachute
54
koken
cuisiner
55
zijn tent opzetten
dresser sa tente
56
beklimmen
escalader
57
wandelen
fair de la marche
58
kanoen
fair de canoe
59
paardrijden
fair du cheval
60
fietsen
fair du vélo
61
vogels spotten
observer les oiseaux
62
op avontuur gaan
partir a l'aventure
63
duiken
plonger
64
het boek
le bouquin
65
de acteur
le comedien
66
het festival
le festival
67
de litratuur
la litterature
68
het schilderij
la peinture
69
de fotografie
la photographie
70
de repetitie
la répétition
71
de scene
la scéne
72
het beeldhouwwerk
la sculpture
73
het spektakel
le spectacle
74
de toeschouwer
le spectateur
75
het toneelgezelschap
la troupe
76
plankenkoorts hebben
avoir le trac
77
lezen
bouquiner
78
opkomen
entrer en scene
79
musiceren
faire de la musique
80
toneelspelen
faire du theatre
81
een rol spelen
jouer un role
82
beeldhouwen
sculpter
83
de postzegel verzameling
la collection de timbres
84
de verzamelaar
le collectionneur
85
het gezelschapsspel
le jeu de société
86
het verzamelen van postzegels
philatelie
87
de streamingdienst
la plateforme de vidéos a la demande
88
de spelregels
les regles du jeu
89
rustgevend
reposant
90
gaan vissen
aller a la peche
91
op cafe gaan
aller boire un verre
92
een gezelschapspel spelen
jouer a un jeu de societe
93
kaart spelen
jouer aux cartes
94
rusten
prendre du repos
95
op cafe gaan
prendre un verre
96
relaxen
se relaxer
