Frans - 5.1 présenter une initiaive d'economie durable et ses (dés)avantages Flashcards
(51 cards)
1
Q
l’acheteur, l’acheteuse
A
de koper, de koopster
2
Q
l’avantage
A
het voordeel
3
Q
le consommateur, la consommatrice
A
de consument, de verbruiker
4
Q
les déchets
A
het afval
5
Q
le désavanatge
A
het nadeel
6
Q
le gaspillage
A
de verspilling
7
Q
avantageux, avantageuse
A
voordelig
8
Q
branché
A
hip, in de mode
9
Q
confiant(e)
A
zelfverzekerd, zelfzeker
10
Q
durable
A
duurzaam
11
Q
raisonnable
A
redelijk
12
Q
comparer
A
vergelijken
13
Q
contribuer a
A
bijdragen tot
14
Q
dépenser
A
uitgeven
15
Q
valoir
A
waard zijn
16
Q
l’astuce
A
het trucje
17
Q
la friperie
A
de tweedehandskledingzaak
18
Q
novateur, novatrice
A
vernieuwend
19
Q
bénéficier
A
genieten
20
Q
dénicher
A
op de kop tikken
21
Q
échanger
A
uitwisselen, ruilen
22
Q
maîtriser
A
beheersen
23
Q
saisir
A
grijpen, vastpakken
24
Q
le bénéfice
A
het voordeel
25
les biens
de spullen, goederen
26
le circuit court
de korte keten
27
la bonne affaire
het koopje
28
le comportement d'achat
het koopgedrag
29
la dépense
de uitgave
30
l'economie de partage
de deeleconomie
31
l'economie collaborative
de deeleconomie
32
l'enterpreneuriat
het ondernemerschap
33
l'intermédiaire
de tussenpersoon
34
la possession
het bezit
35
économiser
besparen
36
investir
investeren
37
marchander
onderhandelen, afdingen
38
négocier
onderhandelen (over)
39
valoriser
valoriseren
40
de seconde main
tweedehands
41
en vrac
in bulk
42
acharné
verbeten
43
imprévisble
onvoorspelbaar
44
réfléchi
doordacht
45
daire confiance a
vertrouwen op
46
faire une bonne affaire
een goede zaak doen
47
résister a la tentation
met kennis van zaken
48
l'inconvébient
het nadeel
49
défectueux, défectueuse
defect, stuk, kapot
50
environnemental
milieu-, ecologisch,
51
équitable
eerlijk