frans bldz 130,131 Flashcards
(196 cards)
1
Q
l’ecole
A
de school
2
Q
le college
A
de middelbare school
3
Q
la classe
A
de klas
4
Q
l’élève
A
de leerling
5
Q
le fraincais
A
frans
6
Q
l’ainglais
A
Engels
7
Q
la biologie
A
biologie
8
Q
les maths
A
wiskunde
9
Q
le dessin
A
tekenen
10
Q
la gym
A
gym
11
Q
l’historie
A
geschiedenis
12
Q
la géographie
A
aardrijkskunde
13
Q
le/la prof
A
de leraar/ de lerares
14
Q
le portable
A
de telefoon
15
Q
pourquoi
A
waarom
16
Q
aller
A
gaan
17
Q
tomber
A
vallen
18
Q
premier
A
eerste
19
Q
sympa
A
aardig
20
Q
nul, nulle
A
slecht
21
Q
de school
A
l’ecole
22
Q
de middelbare school
A
le college
23
Q
de klas
A
la classe
24
Q
de leerling
A
l’élève
25
frans
le francais
26
engels
l'anglais
27
biologie
la biologie
28
wiskunde
le maths
29
tekenen
le dessin
30
gym
la gym
31
geschiedenis
l'historie
32
aardrijkskunde
la géographie
33
de leraar/ de Lerares
le/la prof
34
de telefoon
le portable
35
waarom
pourquoi
36
gaan
aller
37
vallen
tomber
38
eerste
premier
39
aardig
sympa
40
slecht
nul, nulle
41
le matin
de ochhtend
42
l'après midi
's middags
43
la cantine
de kantine
44
la semaine
de week
45
le/la jeune
de jongere
46
la maison
het huis
47
le cours
de les
48
la langue
de taal
49
le sac à dos
de rugzak
50
je vais
ik ga
51
aimer
houden van
52
détester
een hekel hebben aan
53
commencer
beginnen
54
manger
eten
55
préférer
liever hebben
56
parler
spreken
57
rentrer
naar huis gaan
58
porter
dragen
59
sévère
streng
60
génial
geweldig
61
's ochtends
le matin
62
's middags
l'après midi
63
de kantine
la cantine
64
de week
la semaine
65
de jongere
le/la jeune
66
het huis
la maison
67
de les
le cours
68
de taal
la langue
69
de rugzak
le sac à dos
70
ik ga
je vais
71
houden van
aimer
72
een hekel hebben aan
détèster
73
beginnen
commencer
74
eten
manger
75
liever hebben
préférer
76
spreken
parler
77
naar huis gaan
rentrer
78
dragen
porter
79
streng
sévère
80
geweldig
génial(e)
81
les devoirs
het huiswerk
82
le musée
het museum
83
le secret
het geheim
84
le rendez-vous
de afspraak
85
riche
rijk
86
vrai
waar
87
préféré
lievelings
88
marrant
grappig
89
enthousiaste
enthousiast
90
terrible
vreselijk
91
il fait chaud
het is warm
92
je finis
ik eindig
93
pas mal
niet slecht
94
dans
in
95
comme
zoals
96
en plus
bovendien
97
aujourd'hui
vandaag
98
toujours
altijd
99
tout le monde
iedereen
100
het huiswerk
les devoirs
101
het museum
le musée
102
het geheim
le secret
103
de afspraak
le rendez-vous
104
rijk
riche
105
travailler
werken
106
waar
vrai
107
lievelings
préféré
108
grappig
marrant
109
enthousiast
enthousiaste
110
vreselijk
terrible
111
het is warm
il fait chaud
112
ik eindig
je finis
113
werken
travailler
114
niet slecht
pas mal
115
in
dans
116
zoals
comme
117
bovendien
en plus
118
vandaag
aujourd'hui
119
altijd
toujours
120
iedereen
tout le monnde
121
la note
het schoolcijfer
122
le contrôle
de toets
123
la blague
de mop
124
les parents
de ouders
125
le cadeau
het cadeau
126
bon/bonne
goed
127
mauvaise
slecht
128
sérieux/ sérieuse
serieus
129
ce soir
vanavond
130
très
heel
131
encore
nog (steeds)
132
moi aussi
ik ook
133
après
na
134
Noël
kerstmis
135
voir
zien
136
donner
geven
137
faire
doen/ maken
138
j'ai peur
ik ben bang
139
je suis d'accord
ik ben het eens
140
tu peux
je kunt
141
het schoolcijfer
la note
142
de toets
le contrôle
143
de mop
la blague
144
de ouders
les parents
145
het cadeau
le cadeau
146
goed
bon/bonne
147
slecht
mauvaisse
148
serieus
sérieux/sérieuse
149
vanavond
ce soir
150
heel
très
151
nog steeds
encore
152
ik ook
moi aussie
153
na
après
154
kerstmis
Noël
155
zien
voir
156
geven
donner
157
doen/maken
faire
158
ik ben bang
j'ai peur
159
ik ben het eens
je suis d'accord
160
jij kunt
tu peux
161
Tu es en quelle classe?
In welke klas zit jij?
162
Je suis en cinquième
Ik zit in de eerste
163
Tu as quelles matières le mardi
welke vakken heb jij op dinsdag?
164
Le mardi, j'ai historie et anglais
Dinsdag heb ik geschiedenis en engels
165
In welke klas it jij?
Tu es en quelle classe?
166
Ik zit in de eerste
Je suis en cinquième
167
Welke vakken heb jij op dinsdag?
Tu as quelles matières le mardi?
168
Dinsdag heb ik geschiedenis en engels
Le mardi, j'ai historie et anglais
169
La récré, c'est à quelle heure?
Hoe laat is de pauze
170
À dix heures
om tien uur
171
Quelle heure est il?
Hoe laat is het?
172
Il est neuf heures et demie
Het is half 10
173
Hoe laat is de pauze
La récré, c'est à quelle heure?
174
Om tien uur
À dix heures
175
Hoe laat is het?
Quelle heure est-il
176
Het is half tien
Il est neuf heures et demie
177
Qui est ton prof de francais?
Wie is je leraar Frans?
178
C'est monsieur Duval
Dat is meneer duval
179
Il est sévère?
Is hij streng?
180
non, il est sympa
nee, hij is aardig
181
Wie is je leraar frans?
Qui est ton prof de francais?
182
Dat is meneer duval
c'est monsieur duval
183
is hij streng?
Il est sévère?
184
Nee hij is aardig
non, il est sympa
185
Tu aimes les maths
Houd jij van wiskunde
186
Oui, j'aime les maths
Ja ik hou van wiskunde
187
Non, je n'aime pas les maths
Nee ik hou niet van wiskune
188
Quelle est ta matière préférée
Wat is jouw lievelingsvak?
189
Ma matière préférée, c'est le francais
Mijn lievelingsvak is frans
190
J'ai seize sur vingt
Ik heb een acht
191
Houud jij van wiskunde?
Tu aimes les maths?
192
Ja ik houd van wiskunde
oui, j'aime les maths
193
nee, ik houd niet van wiskunde
non, je n'aime pas les maths
194
Wat is jouw lievelingsvak
Quelle est ta matière préférée
195
Mijn lievelingsvak is franns
Ma matière préférée, c'est le francais
196
Ik heb een acht
J'ai seize sur vingt
