zinnen Flashcards
(21 cards)
Heb je een leuke vakantie gehad?
Tu as passé de bonnes vacances?
Ja het was super!
Oui, c’était super
Waar ben je naartoe geweest?
Tu as été où?
Ik ben in Nice geweest
J’ai été à Nice
Met wie?
avec qui
met mijn ouders en mijn broer
Avec mes parents et mon frère
Was het mooi weer?
Il a fait beau?
Ja, het was warm
Oui, il fait chaud
het was 28 graden
Il a fait 28 degres
Wat heb jij deze zomer gedaan?
Qu’est-ce que tu as fait cet été?
Ik heb gefietst
J’ai fait du vélo
Hebben jullie gekampeerd?
Vous avez fait du camping?
Ja, we hebben gekampeerd
Oui, on a fait du camping
hoe was het?
C’était comment?
het was geweldig!
c’était génial!
Nu heb ik veel Franse vrienden
maintenant, j’ai beaucoop d’amis français
nee, we zijn in een hotel geweest
non, on a été à l’hôtel
Ik ben met mijn vrienden naar het strand geweest
J’ai été à la plage avec mes copains
Ik heb Brussel bezochtt
J’ai visité Bruxelles
Heb je Frans gesproken
Tu as parlé français?
Ja, ik heb frans gesproken
oui, j’ai parlé français