H10 macro- en chronosysteem Flashcards

(59 cards)

1
Q

cultuur

A

patroon van gedrag, kennis en attitudes die van generatie op generatie worden doorgegeven en dat de ene groep van de ander onderscheidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

developmental niche

A

culturele context waarin een kind opgroeit
bestaat uit:
materiele en sociale kenmerken van omgeving, gedrag van ouders en ideeen van ouders hebben over opvoeding en ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ethnotheories

A

de ideeen die ouders hebben over opvoeding en ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

individualistisch en autonoom

A

individu belangrijker gevonden dan de groep
opvoeding gericht op psychologische onafhakelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

collectivistische en relatiegericht

A

groep belangrijker dan individ
opvoeding gericht op sociale relaties, fysiek contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

confusius

A

nadruk leggen op leren en kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

psychological control

A

kind wordt afgewezen, gekleineerd en schuldgevoel aangepraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

weird-populatie

A

western educated industrialized rich democratie countries

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hawthorne-effect

A

effecten die optreden die alleen te zien zijn omdat de deelnemers weten dat ze aan een onderzoek deelnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dubbelblind

A

als de deelnemers en de onderzoekers niet weten welke groep de echte interventie krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

natural competency

A

deelnemers hebben een globale kennis over opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zoogmoeders of minnen

A

vrouwen die redelijk kinderen hebben gekregen en borstvoeding geven aan andere kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

huismin

A

een min in huis nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

loopmin

A

min langs laten komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bakeren

A

stevig wikkelen van baby’s in al dan niet voorverwarmde doeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

urinaal

A

wieg bakeren met gat in de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

cradle-board

A

het kind wordt vastgewikkeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

isotoon

A

spieren trainen door beweging en gelijkblijvende spanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

isometrisch

A

spieren aanspannen en gelijkblijvende lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zelfvergiftigingstheorie

A

overtuiging dat rottende en gistende darminhoud de gezondheid nadelig beinvloedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

assested infant toilet training

A

kinderen worden goed in de gaten gehouden, zodat de signalen zichtbaar worden en ze boven de pot worden gehouden en met een specifiek geluid is het de bedoeling dat ze sneller de wc gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

emigrant

A

buitenland vestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

immigrant

A

ander land dan herkomstland vestigt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

allochtonen

A

mensen die in NL wonen en staan ingeschreven en een ouder in buitenland geboren

25
acculturatie
wanneer er twee autonome culturen langdurig en direct met elkaar in contact staan
26
27
patroon van gedrag, kennis en attitudes die van generatie op generatie worden doorgegeven en dat de ene groep van de ander onderscheidt
cultuur
28
culturele context waarin een kind opgroeit bestaat uit: materiele en sociale kenmerken van omgeving, gedrag van ouders en ideeen van ouders hebben over opvoeding en ontwikkeling
developmental niche
29
de ideeen die ouders hebben over opvoeding en ontwikkeling
ethnotheories
30
individu belangrijker gevonden dan de groep opvoeding gericht op psychologische onafhakelijkheid
individualistisch en autonoom
31
groep belangrijker dan individ opvoeding gericht op sociale relaties, fysiek contact
collectivistische en relatiegericht
32
nadruk leggen op leren en kennis
confusius
33
kind wordt afgewezen, gekleineerd en schuldgevoel aangepraat
psychological control
34
hierdoor worden elementen van meerdere culturen verenigt tot een nieuw opvoedingspatroon
acculturatie
35
western educated industrialized rich democratie countries
weird-populatie
36
effecten die optreden die alleen te zien zijn omdat de deelnemers weten dat ze aan een onderzoek deelnemen
hawthorne-effect
37
als de deelnemers en de onderzoekers niet weten welke groep de echte interventie krijgt
dubbelblind
38
deelnemers hebben een globale kennis over opvoeding
natural competency
39
vrouwen die redelijk kinderen hebben gekregen en borstvoeding geven aan andere kinderen
zoogmoeders of minnen
40
een min in huis nemen
huismin
41
min langs laten komen
loopmin
42
stevig wikkelen van baby's in al dan niet voorverwarmde doeken
bakeren
43
wieg bakeren met gat in de bodem
urinaal
44
het kind wordt vastgewikkeld
cradle-board
45
spieren trainen door beweging en gelijkblijvende spanning
isotoon
46
spieren aanspannen en gelijkblijvende lengte
isometrisch
47
overtuiging dat rottende en gistende darminhoud de gezondheid nadelig beinvloedt
zelfvergiftigingstheorie
48
kinderen worden goed in de gaten gehouden, zodat de signalen zichtbaar worden en ze boven de pot worden gehouden en met een specifiek geluid is het de bedoeling dat ze sneller de wc gebruiken
assested infant toilet training
49
buitenland vestigen
emigrant
50
ander land dan herkomstland vestigt
immigrant
51
mensen die in NL wonen en staan ingeschreven en een ouder in buitenland geboren
allochtonen
52
wanneer er twee autonome culturen langdurig en direct met elkaar in contact staan
acculturatie
53
behoud van oude cultuur & aanpassing aan nieuwe
integratie
54
behoud van oude cultuur & geen aanpassing aan nieuwe
segreratie
55
geen behoud van oude cultuur & aanpassing aan nieuwe
assimilatie
56
geen behoud van oude cultuur & geen aanpassing aan nieuwe
marginalisatie
57
begrijpen hoe kinderen, opvoeders en hun omgeving elkaar wederzijds beinvloeden
interdepentiemodel
58
aanpassing van kind aan eisen van samenleving en houden aan regels
confomiteit
58
ontwikkeling van persoonlijke bekwaamheden
prestatie