H2 Krachtig leren Flashcards

(154 cards)

1
Q

Wat is leren?

A

Iets beter, anders of meer kunnen dan voorheen

bereiken doelen en ontwikkelen competenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 geheugens hebben mensen?

A
  1. Zintuigelijk geheugen of sensorisch geheugen
  2. Werkgeheugen (KTG)
  3. Permanente geheugen (LTG)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt het sensorisch geheugen
en geef voorbeelden in klas?

A

Info opnemen, ruwe data: wat zie ik, wat hoor ik, wat proef ik, wat voel ik? –> kort vasthouden en vgl met voorkennis, kan ik deze info betekenis geven?

FILTEREN: betekenis geven –> nr KTG
geen betekenis geven –> weg

opdracht volgen, info waarnemen en filteren (onthouden vs vergeten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt het wergeheugen?

A

Cognitive load theory/ cognitieve belastingstheorie: KTG kan slechts beperkte # opslaan (7 dingen) voor beperkte tijd (30 sec)
–> indien niet herhalen/organiseren –> verloren
–> indien actief met leerstof bezig –> LTG –> ruimte vrij in KTG

KTG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

?

Hoe werkt het permanente geheugen

A

Opslaan info vanuit KTG die betekenis heeft gekregen door herhalen en oefenen

Belangrijk: omvang & complexiteit info voor iedereen verschillend (voorkennis, organisatie,..)
–> hoe logischer hoe beter terughalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 2 leertheoriëen zijn er?

A

Objectivisme
(sociaal) constructivisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit: Objectivisme

A
  • Leren heeft externe sturing nodig
  • klassieke visie onderwijs
  • leerkracht = overdragen kennis, vaardigheden, inzichten
  • verwerven leerinhouen via leertraject
  • leerling = niet actief
  • heel de klas leert htezeflde
  • leren = individueel gebeuren
  • verantwoordelijkheid leerproces = leerkracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit: (sociaal) constructivisme

A
  • Leerling : actief
  • leerkracht = begeleider
  • Leren = zelfontdekkend, actief, kennis delen, zelfconstruerend
  • leerling verantwoordelijk eigen leerproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer best objectivsme?

A

Bv. feitenkennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken van leren

volgens constructivisme

A
  1. Leren is actief & constructief
  2. Leren is cummulatief
  3. Leren = contextgebonden
  4. Leren = doelgericht
  5. Leren = individueel verschillend
  6. Leren is zeflgestuurd en zelfregulerend
  7. Leren is coöperatief en interactief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit: Leren is actief & constructief

constructivisme

A
  • Leerlingen bouwen zelf kennis actief op (werkgeheugen)
  • leerling moet persoonlijke betekenis geven aan nieuwe info
  • Kennis organiseren en verbinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit: Leren is cumulatief

A

Verder bouwen gebruiken makend van voorkennis, vaardigheden –> verbanden leggen, betekenisgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit: Leren is contextgebonden

A

Leren = contextgebonden (bv. leerstof, opdrachten, oefeneningen koppelen aan werkelijkheid,… )
+ ook afh van omgeving: klassfeer, leerlingen, leerkracht,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit: Leren is doelgericht

A

Duidelijk doel voor ogen = grotere motivatie
Leerlingen moeten extern aangeboden doelen intentificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg uit: Leren is individueel verschillend

A

Iedereen andere voorkennis, voorafgaande vorming, SES, intelligentieniveau, leertempo,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit: Leren zelfgerstuurd of zelfregulerend

A

Vaardigheden zoals; oriënteren op leertaak, stappenplan opstellen, motivatie en concentratie in stand hoduen, tussentijds evalautiemomenten,… = zelfregulerend = betere leereffecten

Zelfstandigheid, autonomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leg uit: Leren is coöperatief en interactief

A

Van elkaar dingen leren, samenwerkend leren, hulp medeleerling of leerkracht, discussiëren, vergelijken oplossingstrat, elkaar uitleggen of demonsteren,..

Leerkracht = coach en begeleider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de voorwaarden van leren?

A
  1. Willen & durven leren
  2. Kunnen leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Leg uit: willen en durven leren

voorwaarden leren

A

Willen = motivatie
Durven = vertrouwen hebben in zichzelf, groot bekwamaheidsgevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke theoriën vallen onder willen & durven leren

voorwaarden leren

A

Zelfdeterminantietheorie
Attributietheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Leg uit: zelfdeterminantietheorie (ZDT)

willen en durven leren (voorwaarden)

Deci & Ryan

A

theorie over de menselijke motivatie - afhankelijk van de basisbehoeftes van een leerling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke soorten motivatie zijn er?

zelfdeterminantietheorie

A
  • Intrinsieke motivatie
  • Extrinsieke motivatie
  • Gecontroleerde motivatie
  • Autonome motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Leg uit: intrinsieke motivatie

ZDT

geef voorbeeld

A

Gemotiveerd om te leren omdat het hem/haar intresseerd, je wil het echt weten/kunnen, plezier in leeractiviteit = binnen leerling

bv. Sporten omdat je het leuk vindt, je wil de werking van het hart weten omdat je dat intressant vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Leg uit: extrinsieke motivatie

ZDT

Geef voorbeeld

A

Factoren buiten leerling: doel leergedrag vooral bij gevolgen & uitkomst van gedrag

bv. leren onder druk ouders, leren omdat het moet van school en voor diploma, leren omdat je dan mee mag op reis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Leg uit: gecontroleerde motivatie | ZDT - openboek ## Footnote Geef voorbeeld
* motivatie door straffen / beloning (externe druk) * motivatie door schamen / trots (interne druk) --> invloed van buitenaf ## Footnote Fatima doet haar best voor haar examens zodat ze geen herexamens heeft in de zomer en mee kan op reis met haar ouders
26
Leg uit: autonome motivatie | ZDT - openboek ## Footnote Geef voorbeeld
1. Nutsgedreven: belang van leren erkennen 2. Waardegedreven: past bij eigen normen en waarden leerling over toekomstwens 3. Intressegedreven ## Footnote bv. 1) je weet dat je moet leren om later een job te kunnen vinden 2) je vind leren en een diploma belangrijk om goed over te komen en je wil een mooie job 3) je vind het onderwerp intressant
27
Wat zijn de psychologische basisbehoeften van een leerling?
ABC autonomie band - relantionele verhondenheid competentie
28
Waarom zijn de psychologische basisbehoeften belangrijk ? | krachtige leeromgeving
ZDT zegt dat elke leerling van nature wil + ontplooien, omgeving verkennen en begrijpen =** intrinsieke motivatie **om te leren optimaal leren door ABC, indien 1 verstoord = leren in gedrang
29
Leg uit: autonomie
* psychologische vrijheid/keuzes * gevoel zelf invloed/verantwoordelijkheid * leeractiviteit kan aansluiten bij eigen interesses, waarden, doelen,.. --> toename intrinsieke m
30
Leg uit: relationele verbondenheid
* leerlingen willen bij groep horen * gewaardeerd voelen, gezien en gehoord zijn * respect voorelkaar, vertrouwen en veilig geovel in klasgroep --> optimaler leren
31
Leg uit: compententie
* bekwaamheidsgevoel= beter voor intrinsieke m * niet hulpeloos en onbekwaam voelen = slecht voor intrinsieke m
32
Leg uit: attributietheorie | willen en durven leren (voorwaarden) ## Footnote Weiner
Begrijpen hoe leerligngen denken over eigen succes en falen | moet verliezen of waardevolle leerervaring?
33
Belangrijk bij attributietheorie | kritisch zijn
Oorzaken zijn persoonlijke interpretaties/overtuigingen , niet altijd de echte oorzaak
34
Welke soorten attribueren zijn er?
* Intern * Extern
35
Leg uit: intern attribueren ## Footnote voorbeeld?
Lerende schrijft succes of mislukking toe aan factoren binnen zichzelf (bv. talenten, inzet, onbekwaamheid) ## Footnote Ik heb niet genoeg gestudeerd voor het examen, ik ben heel goed in winkunde want ik heb daar talent voor
36
Leg uit: extern attribueren ## Footnote Voorbeeld?
Lerende schrijft succes of mislukking toe aan factoren buiten zichzelf (bv.toevalligheid, geluksfactor, iemand anders,..) ## Footnote Examen: geluk gehad met de vragen of als ik een andere rijexaminator gehad had was ik zeker geslaagd
37
Gevolgen van attribueren voor leerling: 2 soorten leerligen
* Meestal leerlingen attribueren op manier + voor hun zelfbeeld, mislukking is door externe oorzaak = meer zelfvertrouwen * sommige leerlingen succes = extern, falein = intern = minder bekwaamheidsgevoel
38
Wat is de controleerbaarheid van een attributie ?
Kan de lerende de oorzaak die hij ziet voor falen of slagen wel of niet beheersen?
39
Wat moet de leerkracht doen met de info over attribueren van leerlingen?
Inspelen via feedback om zo motivatie en bekwaamheidsgevoel te doen stijgen
40
Leg uit: controleerbaar intern attribueren ## Footnote voorbeeld?
schrijft mislukking/succes to aan interne factor die je zelf kan beïnvl ## Footnote Ik heb een 10/10 voor het examen omdat ik optijd begonnen was met studeren
41
Leg uit: oncontroleerbaar intern attribueren ## Footnote voorbeeld ?
Schrijft succes of mislukking toe aan interne factoren die niet kan beïnvl (bv. talent, intelligentie, lomp zijn,..) ## Footnote Ik had een 1:10 voor wiskunde want ik heb daar echt geen talent voor, mijn moeder ook niet
42
Wat is het gevolg van te sterk accent te leggen op oncontroleerb intern attribueren?
Kan leiden tot demotivatie: waarom nog inspannen als je er toch niets kan aan doen | = statische mindset
43
Wat is mindset en welke soorten bestaan er?
Denkwijze; gedachten, opvattingen, overtuigingen die invloed hebben op gedrag * growth mindset = groeigericht * statisch of fixed mindset
44
Leg uit: growth mindset ## Footnote welk soort attribueren herken je hier?
* op groei gericht * overtuigd dat je capaciteiten kan ontwikkelen * eventueel met begeleiding * meer moeite doen, anders aanpakken = betere prestaties ## Footnote controleerbaar intern attribueren
45
Leg uit: fixed mindset ## Footnote welk soort attribueren herken je hier?
* Statisch: capaciteiten staan vast * Meer oefenen helpt niet, gewoon geen talent * machteloos, gefrusteerd, afgewezen,.. * gebrek aan zelfvertrouwen * dingen waar je niet goed in bent vermijden ## Footnote oncontroleerbaar intern attribueren
46
Gevolg fixed mindset ?
Faalangst
47
Wat is faalangst ?
gebrek aan zelfvertrouwen en bekwaamheidsgevoel, angst niet te voldoen aan de ervaren verwachtingen
48
Welke soorten faalangst zijn er?
Actief en passief ## Footnote wijst op gedrag van leerling , de inspanning die hij doet
49
Wat zijn de gevolgen van faalangst
--> invloed op welbevinden leerlingen --> invloed op leermogelijkheden --> te hoge leerspanning --> te weinig zeflvertrouwen (resultaten welk haalbaar, maar..)
50
Leg uit: actieve faalangst ## Footnote voorbeeld?
inspanning opvoeren in de hoop alsnog controle te krijgen over resultaten, gevreesde mislukking vermijden ## Footnote bv. extra hard trainen voor wedstrijd: bij het gevoel dat je misschien niet genoeg getraind heb, wat zullen de mensen van me denken: amateur?
51
Leg uit: passieve faalangst ## Footnote voorbeeld?
angst ondermijnt de motivatie tot verder leveren inspanningen --> ° uitstelgedrag ## Footnote Niet meer oefenen voor wedstrijd want toch niet goed genoeg
52
Faalangst is altijd___________ ## Footnote Site note: gezonde stress?
**Negatief ** , ** een probleem** Kan leiden tot stress, uitstelgedrag, verlamming (black-out), minder goed leren --> onderprestatie --> ° laag zelfvertrouwen, vermijdingsgedrag ## Footnote Gezonde stress: een beetje spanning voor een prestatie kan helpen, extra stimulans
53
Leg uit: kunnen leren | Voorwaarden leren
Voorwaarde om te kunnen leren, hangt samen met intelligentie, cognitieve vaardigheden en metacognitieve vaardigheden
54
Wat is intelligentie?
aangeboren leermogelijkheden mensen (meetbaar IQ) optimaal hanteren cognitieve en metacognitieve vaardigheden
55
Van wat hangt kunnen leren af?
* cognitieve vaardigheden = intelligentie kunnen toepassen * metacognitieve vaardigheden ( * voorkennis )
56
Leg uit: cognitieve vaardigheden
verwijst naar het vermogen/ mate instaat zijn om informatie mentaal te verwerken, te begrijpen en te manipuleren, structureren, vergelijken, concretiseren hulpmiddelen voor mentale handelingen belangrijk bij verwerving, verwerken en oplossen van problemen (bv. inoefenen, opname info,.. ) ## Footnote leren = actief en constructief
57
Leg uit: metacognitieve vaardigheden
* zelfkennis en bewust zijn van eigen kunnen en eigen leerproces * acties die lerende neemt om leerproces te sturen * vaardigheden die denken, oplossen porblemen sturen of reguleren * helpen bepalen welke cognitieve vaardigheid aangesproken moet worden --> welke strategie kiezen?
58
Wat is belangrijker in schoolse omgeving: (meta)cognitieve vaardigheden?
metacognitieve vaardigheden
59
Leerlingen verschillen in kunnen leren, leg uit? ## Footnote waarom is dit dynamisch?
cognitieve vaardigheden bepalen behalen leerdoelen / tot leren komen = sterk verschillend bij leerlignen ## Footnote --> vormen via onderwijs dus dynamisch
60
Wat is voorkennis? ## Footnote Belangrijk leerkracht
kennis waarover leerling beschikt, gestructureerd in LT geheugen, beschikbaar op gepaste momenten ## Footnote Verwachte voorkennis = niet gelijk aan werkelijke voorkennis
61
Welke soorten kennis zijn er? | Taxonomie Bloom & Kratwohl ## Footnote van concreet naar abstract !
1. Feitenkennis 2. Conceptuele kennis 3. Procedurele kennis 4. Metacognitieve kennis ## Footnote van concreet naar abstract !
62
Welke kennis is domeinspecifiek ?
Domeinspecifiek 1. Feitenkennis 2. Conceptuele kennis 3. Procedurele kennis Niet domeinspecifiek 4. Metacognitieve kennis
63
Leg uit: feitenkennis ## Footnote voorbeeld?
kennis van basiselementen: termen, begrippen, details, gebeurtennissen ## Footnote Stamper van de bloem = ....
64
Leg uit: Conceptuele kennis ## Footnote voorbeeld?
kennis over elementen die deel uitmaken van grotere stucturen en onderlinge verbanden of relaties bv. abstracte begrippen, relaties tussen begrippen, wetmatigheden, theorieën, modellen.. ## Footnote P/D model
65
Leg uit: procedurele kennis ## Footnote voorbeeld?
Kennis over hoe we iets doen (bv. opzoeken, algoritmenten, technieken, methoden,..) ## Footnote hoe geef je een bedbad?
66
Waarin kan de voorkennis van leerlingen verschillen?
1. Hoeveelheid: meer of minder domeinspecifieke kennis, hoe meer kennis, hoe beter nieuwe info koppelen 2. Structurering & organisatie: kennis als los zand VS kennis als helder geheel van relaties... --> beter info opslaan 3. Beschikbaarheid --> inerte kennis 4. Juistheid domeinspecifieke kennis: fouten in voorkennis?
67
Wat is inerte kennis?
Voorkennis die niet op het juiste moment actief is ## Footnote " ligt op puntje van mijn tong"
67
Leg uit: metacognitieve kennis | bestaat uit 2 delen
1. Zelfkennis = kennis over zichzelf als lerende 2. Leerkennis = kennis over leren in algemeen
68
Leg uit: zelfkennis | metacognitieve kennis
Kennis over zichzelf als lerend: wat weet ik al, wat nog niet, wat kan ik en wat niet, waarvoor moet ik extra oefenen? Ben ik een uitsteller of ben ik soms minder geconcentreerd?
69
Leg uit: leerkennis | metacognitieve kennis
Hoe werken de cognitieve processen van het leren? --> makkelijker cognitieve vaardigheden toepassen indien dat inzicht . Bv. meer motivatie om samenvatting te maken als je weet dat KTG niet veel kan onthouden of anders leren voor openboek of geslotenboek examen
70
wat is metacognitie?
proces van reflecteren over en bijsturen van eigen denken, het managen van eigen leren
71
Benoem 2 aspecten van cognitieve vaardigheden
1. Leer - en studeervaardigheden 2. Probleemoplossende vaardigheden
72
Leg uit: 1. Leer - en studeervaardigheden | cognitieve vaardigheden
opnemen, verwerken en opslaan nieuwe info leerstrategie = manier waarop leerlingen leren aanpakken om doel te bereiken
73
Beschrijf 6 effectieve strategieën voor leren | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
1. Spaced practice 2. Retrieval practice 3. Kritische verwerking/verwerking 4. Interleaving 5. Concretiseren 6. Dual coding
74
Leg uit: retrieval practice | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
actief ophalen voorkennis/info: probeer nieuwe info te koppelen aan voorkennis, verbanden te leggen
75
Leg uit: spaced practice | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
Gespreide herhaling: spreid sturdeermomenten in tijd
76
Leg uit: Kritisch verwerken/verwerking | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
aangeboden info confronteren met eigen ideeën, persoonlijke ideeën/stellignen, stel kritische vragen (wat vind ik hiervan?)
77
Leg uit: interleaving | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
Onderwerp afwisselen tijdens studeren, volgorde studeren inhouden veranderen
78
Leg uit: concretiseren | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
ga opzoek naar voorbeelden, gelijkaardige gevallen, toepassingen, ... = leerstof begrijpen
79
Leg uit: dual coding | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
Combineer woord en beeld: beelden, leg in eigen woorden uit, leerstof visueel voorstellen, metaforen, beeldtaal
80
Welke strategieën zijn er nog: leer - en studeervaardigheden
Mnemotechniek Selecteren Stuctureren
81
Leg uit: mnemotechniek | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
Beter onthouden via geheugensteuntje, ezelsbruggetje,...
82
Leg uit: selecteren | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
markeren of onderstrepen belangrijke zaken --> niet zo zinvol
83
Leg uit: structureren | cognitieve vaardigheden: leer - en studeervaardigheden
Samenvattingen en schema's maken --> structuur verhelderen, mindmap (samenhang zoeken leerstof)
84
Leg uit: probleemoplossende vaardigheden
(h)erkennen problemen, plan om problemen op te lossen bv. signaleren, analyseren, strategieën bedenken, creatief zijn, doorzetten, samenwerken, evalueren en reflectern
85
Leg uit zelfsinstructiemethode van Meichenbaum | metacognitieve vaardigheid
1. Oriënteren 2. Voorbereiden 3. Uitvoeren 4. Reflecteren
86
Leg uit: oriënteren | zelfsinstructiemethode van Meichenbaum ## Footnote koppel met cognitieve v
* Confrontratie probleem * aandacht richten op taak (CV: selectieve aandacht) * wat is probleem ? (CV: probleemidentificatie) * opdracht nauwkeurig lezen (CV: precisie)
87
leg uit: voorbereiden | zelfsinstructiemethode van Meichenbaum ## Footnote koppel met cognitieve v
* na denken over oplossingsmethode: hoe probleem aanpakken? * reeds gelijkaardig probleem gezien? (CV: relateren en vgl) * werkte de toen reeds toegepaste oplossingsmethode? (CV: geheugen) * Nieuwp prbleem: welke stappen in welke tijd (CV: tijdsbegrip) * Vroegere ervaringen bij opstellen stappenplan? (CV: relateren en vgl)
88
Leg uit: uitvoeren | zelfsinstructiemethode van Meichenbaum ## Footnote koppel met cognitieve V
* logisch/gestructureerd stappenplan uitvoeren * werkt plan? (CV: vgl) * moet plan last minute wijzigen? Hoe? Nog tijd? (CV: vergelijken, geintregeerd denken, tijdsbegrip
89
Leg uit: reflecteren | zelfsinstructiemethode van Meichenbaum ## Footnote koppel met cognitieve V
* na uitvoeren taak: proces en product evalueren (CV: vgl) * Leerpunten formuleren, nieuwe inzichten? (CV: principes vatten)
90
# Metacognitie in relatie tot cognitieve vaardigh en executieve functies Wat zijn executieve functies?
denkprocessen in brein die belangrijk zijn voor cognitie en executie sociaal, efficiënt en doelgericht gedrag Regelfuncties van de hersenen die essentieel zijn voor het realiseren van doelgericht en aangepast gedrag beheersen van e.f = problemen oplossen
91
# Metacognitie in relatie tot cognitieve vaardigh en executieve functies Wat is een andere naam voor executieve functies?
Zelfregulerende functies
92
# Metacognitie in relatie tot cognitieve vaardigh en executieve functies Welke 11 exectieve functies zijn er?
**Reactie (of respons)-inhibitie** Het vermogen om na te denken voor je iets doet. **Werkgeheugen** Het vermogen om informatie in het geheugen vast te houden tijdens de uitvoering van complexe taken. **Zelfregulatie van affect/emotieregulatie** Het vermogen om emoties te reguleren om doelen te realiseren, taken te voltooien of gedrag te controleren. **Volgehouden aandacht** Het vermogen om de aandacht erbij te houden, ondanks afleidingen, vermoeidheid of verveling. **Taakinitiatie** Het vermogen om zonder dralen met projecten te beginnen, op tijd, op efficiënte wijze. **Planning/prioritering** De vaardigheid om een plan te bedenken om een doel te bereiken of een taak te voltooien. Hierbij moet je ook in staat zijn beslissingen te nemen over wat belangrijk en wat niet belangrijk is. **Organisatie** Het vermogen om dingen volgens een bepaald systeem te arrangeren of te ordenen. **Timemanagement** Het vermogen om in te schatten hoeveel tijd je hebt, hoe je die kunt indelen en hoe je je aan tijdslimieten en deadlines kunt houden. **Doelgericht doorzettingsvermogen** Het vermogen om een doel te formuleren, dat te realiseren en daarbij niet afgeleid of afgeschrikt te worden door andere behoeften of tegengestelde belangen. **Flexibiliteit** De vaardigheid om plannen te herzien als zich belemmeringen of tegenslagen voordoen, zich nieuwe informatie aandient of er fouten gemaakt worden; het gaat daarbij om aanpassing aan veranderende omstandigheden. **Metacognitie** Het vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te overzien, om te bekijken hoe je een probleem aanpakt; het gaat daarbij om zelfmonitoring en zelfevaluatie.
93
# Metacognitie in relatie tot cognitieve vaardigh en executieve functies Welke 2 soorten problemen kunnen er zijn obv exectieve functies?
1. Gebied van leren, denken, redeneren 2. Gebied van structureren, organiseren, reguleren
94
Hoe kan je zorgen voor een krachtige leeromgeving? | leerproces ondersteuenn?
1. Brede basiszorg (zorgcontinuum) 2. UDL
95
Wat is een krachtige leeromgeving?
Waar alle leerlingen zo goed mogelijk kunnen, durven en willen leren
96
Wat is brede basiszorg ?
De acties op niveau brede basiszorg zijn gericht op **alle** leerlingen en worden door **alle **leerkrachten ondernomen. + factoren versterken & - belemmeren preventief
97
Wat is het zorgcontinuüm?
Model dat uitgewerkt is om de begeleiding van leerlingen te stroomlijen en te verduidelijken binnen elke school voor gewoon onderwijs
98
Waaruit bestaat het zorgcontinuüm?
1. Brede basiszorg 2. verhoogde zorg 3. uitbreiding van de zorg 4. IAC of OV4
99
Leg uit: verhoogde zorg
Als de brede basiszorg niet volstaat, kan er voor een leerling inderdaad overgegaan worden naar verhoogde zorg.
100
Leg uit: uitbereiding van de zorg
Verhoogde zorg is onvoldoende --> CLB team inschakelen voor leerling
101
Leg uit wanneer IAC of OV4 - verlsag komt?
Indien leerlingen het gemeenschappelijk curriculum niet goed kan volgen, via CLB IAC = niet kunnen volgen OV4 = kunnen volgen met intensieve begeleiding
102
Leg uit UDL
**Universal design for learning ** * Universeel ontwerp: geen aanpassingen of speciaal ontwerp per leerling nodig * Anticiperen op mogelijk barrières * Wegnemen barrières voor *alle* leerlingen * UDL vermijdt at er achteraf nog nog barrières zijn (bv. achteraf nog bijles voorzien) * leerproces voor *alle* leerlingen optimaliseren ## Footnote binnen idee van brede basiszorg
103
Hoe moet leekracht/school zorgen voor UDL?
* Barrières wegwerken * variëren en flexibel zijn met INS, mehtoden, materialen, evaluatie, ...
104
Welke UDL richtlijnen zijn er?
1. Verschillende mogelijkheden voor betrokkenheid en engagement creëren (waaorm?) 2. Info op verschillende maneieren aanbieden (wat?) 3. Verschillende mogelijkheden tot actie & expressie voorzien (hoe?) ## Footnote moet ik nr de les gaan // wat ga ik leren // hoe ga ik het eigen maken, tonen dat ik het kan?
105
UDL richtlijnen toepassen leidt tot _______
Leerlingen die expert worden: gemotiveerd, doelbewust, vindingrijk, goed geïnformeerd, strategisch & doelgericht
106
Wat zijn didactische principes?
aantal kenmerken die voorkomen in elke odnerwijsleersituatei en die sterk gewenst zijn om beoogde doel te bereiken
107
Verschil ervaren en beginnende leerkracht | didactische principes
Ervaren leerkracht past didactische principes intuïtief toe, beginnende leerkrachten vidnen dit moeilijker maar deze principes kunnen helpen
108
Staan didactische principes los van elkaar?
Neen, versterken elkaar of aan elkaar gekoppeld
109
Welke didactische principes zijn er?
1. Motivatieprincipe 2. Aanschouwelijkheidsprincipe 3. Activeringsprincipe 4. Integratieprincipe 5. Herhalingsprincipe 6. Beperkingsprincipe 7. Geleidelijkheidsprincipe 8. Individualiseringsprincipe
110
Wat is het activiteitsprincipe?
* Leerlingen stimuleren actief deelnemen leerproces (leren = actief en constructief) * Inspelen op behoefte autonomie (ABC) * Info actief verwerken, linken leggen, voorkennis koppelen
111
Voorbeelden activiteitsprincipe toepassen in klas ?
* Leerlingen zelf laten opzoeken, vertellen * Bouw op vanuit probleemstelling > discussie, oplossing zoeken * Regelmatig vragen stellen > is er nog denkactiviteit van leerlingen? * Zelfevaluatie en evaluatie van medestudenten * Overweeg groeperingsvorm (leren is coöperatief & interactief) * Laat leerling nadenken manier van werken, ∆ nodig in studieaanpak (metacognitieve vaardigheid) * Laat leerlingen elkaar uitleg geven (voelen beter aan waar moeilijkheden liggen) * Opdrachten die motorische activiteit vereisen > organiseer dat er ook denkactiviteit is
112
Leg uit: Belangstellingsprincipe of motivatieprincipe
Motivatie bevorderend werken (actief meewerken, maar ook graag doen, interesse in leersituatie )
113
Hoe belangstellingsprincipe of motivatieprincipe toepassen in klas
* Leg uit in welke zin leerinhouden zinvol, bruikbaar, relevant zijn (bv. hoe past het in dagelijkse leven, hoe past het in opleiding,…) * Sluit aan bij leefwereld en interesse leerlingen (band creëren met leerlingen, leren = contextgebonden) * Knoop aan actualiteit * Geef zinvolle keuzemogelijkheden (- psychologische basisbehoeften, autonomie) * Varieer in werkvormen * Af en toe spelelementen in les (bv. quiz) > doelgericht = uitdagend * Geef duidelijke opdrachten, geef duidelijke verwachtingen (> autonome motivatie, veiligheid) * Veilig klasklimaat (betrokkenheid) * Vertrouw leerlingen (wees je bewust van bepaalde vooroordelen) * Gebruik motiverende taal (bv. moeten à kunnen) * Wees enthousiast > motivatie * Geef constructieve en informerende feedback (controlerende of oncontrolerende factoren, verbetering mogelijk?) – attributietheorie * Daag leerlingen (haalbaar) uit: te gemakkelijk = vervelen, te moeilijk = ontmoedigen **ZNO**
114
Wat is de zone van de naaste ontwikkeling? ZNO? | belangstellingsprincipe of motivatieprincipe
* Ideale leerzone * Vaardigheden, kennis op proef stellen binnen haalbare grenzen * Net iets boven verworden leerniveau * Ontwikkelingsniveau dat leerling kan bereiken met hulp anderen > nieuwe kennis (leren) * Hoge motivatie
115
Welke zones zijn er nog naast ZNO? | belangstellingsprincipe of motivatieprincipe
Comfortzone * Veilig, uitdagingen minimaal, voldoen aan bestaande kennis * Risico: weinig motivatie Zone van discomfort * Leerling overweldigd, uitdaging te groot, kennissysteem schiet tekort * Risico: onzeker voelen, blokkeren, vluchten, vechten,… geen motivatie
116
Leg uit: integratieprincipe
* Leerling geeft persoonlijke betekenis aan info (constructief) – obv eigen ervaring & voorkennis * Linken leggen (cumulatief) voorkennis en daar logisch op aansluiten
117
Hoe integratieprincipe ik klas toepassen?
* Start met opfrissen vorige leerinhouden/vaardigheden * Zoek in uitwerking activiteiten aansluiting bij voorkennis en leefwereld * Accentueer bij lesgeven waarover de volgende les zal aansluiten * Besluit lessenreeks met samenvattend overzicht (verbanden) - mindmappen * Verwijs ook vakoverschrijdend * Bevorder transfer leerinhouden door inhoud te decontextualiseren, veralgemenen of ruimer toe te passen * Tussentijds overhoren = geen garantie inzicht totaalstructuur leerstof, beter globale evaluatie hoofdlijnen
118
Wat is het herhalingsprincipe?
* Leren = nieuwe cognitieve structuren bouwen (constructief) * Voldoende herhalen à opslaan in LTG * Vlot, feilloos en blijvend leerresultaat
119
Hoe herhalingsprincipe in klas toepassen?
* Zekere mate overtraining nodig à na herhalen tot vlot kennen, nogmaals herhalen om extra vast te zetten * Gevarieerde herhaling * Gespreide herhaling = efficiënter dan 1 lange inoefentijd (cognitieve vaardigheden) * Bouw herhaling op binnen lessenreeks (niet enkel begin en einde) * Pauzes tussen herhaalmomenten moeten iedere keer langer zijn * Stimuleer actief ophalen van kennis uit geheugen als studiemethode (cognitieve vaardigheden) * Herhaal door regelmatig korte testen af te nemen à vergroot geheugen voor geleerde, vertraagt vergeten, transfer inzichten naar andere domeinen, inzicht over eigen leren groter
120
Leg uit: aanschouwelijkheidsprincipe
* Nieuwe concretiseerbare leerinhouden dienen door lerende waargenomen te worden met zintuigen * Beter onthouden indien op ≠ manieren waarnemen (bv. dual coding, excursie, materiaal)
121
Hoe aanschouwelijkheidsprincipe toepassen in klas?
* **Multimediaprincipe**: tekst & beeld is beter dan tekst alleen (cognitieve vaardigheden) * Benut ≠ zintuigen: horen, kijken, voelen * Werk schriftelijk studiemateriaal uit met schema / afbeeldingen * Voorzie gevarieerd illustratie & oefenmateriaal à niet fixeren aan slechts 1 bepaalde voorstelling (anders basis voor abstractieprincipe te eng) * ASA – principe (Schichtentheorie van Selz)
122
Wat is ASA? | Schichtentheorie van Selz
**Aanschouwelijk** (concreet, visueel, tastbaar) Koppelen leerstof aan realiteit Bv. breuken: laat leerlingen pizza zien en verdeel in stukken, laat leerlingen blad onder de microscoop zien **Structurerend (schematisch)** Overzicht creëren en samenhang Bv. gebruik tekening om breuken weer te geven, schema van blad en label onderdelen **Abstract denken** Leren principes, regels achter leerstof, kunnen abstracte kennis toepassen, theoretiseren Bv. leg regels uit voor optellen en aftrekken van breuken, bespreek fotosynthese
123
Wat is het beperkingsprinicpe?
Leerdoelen/leerinhouden moeten volgens passende criteria beperkt worden ## Footnote Werkgeheugen beperkte capaciteit > niet onnodig belasten met niet relevante figuren, tekst
124
Hoe beperkingsprincipe toepassen in klas?
* Vermijd overbodige woorden, geluiden,.. die los staan van lesinhoud * Beeld + geluid is beter dan beeld + tekst + geluid > multitasking = moeilijk * Enkel kenwoorden op bord/slide
125
Leg uit: geleidelijkheidsprincipe
Leerdoelen worden geleidelijk nagestreefd. Stap voor stap aanbieden, verworven en verwerven
126
Hoe geleidelijkheidsprincipe toepassen in klas?
* Tekst op slide > geef traag les zodat tijd is om info op te nemen * Schema: bouw stap voor stap op (niet eerst geheel en dan stap voor stap) * Geef tips taken plannen, uitvoeren & evalueren * Weeg af welke stappen leerlingen zelf kunnen, waar hulp nodig, welke tussenstap? (- leren leren) * Oefen eerst nieuwe leerstof afzonderlijk, koppel dan terug met reeds geziene leerstof * Evalueer tussendoor of leerlingen effectief leren, pas tempo eventueel aan * Pas GAS principe toe (bij praktijkvakken) – na GAS start het oefenen pas!
127
Wat is het GAS principe ?
* Globaal: handeling demonstreren volledig, normaal tempo, weinig uitleg * Analyse: stap voor stap demosteren, vertraagd tempo, verbale ondersteuning * Synthese: handeling hernomen op normaal tempo door leerling (eventueel met stappenplan) ## Footnote Praktijklessen
128
Leg uit: Individualisatieprincipe of differentiatieprincipe
Leerkracht houdt rekening met ≠ en eigenheid van elke leerling (leertempo, intelligentieniveau, voorkennis, SES,… (leren in individueel verschillend)
129
Hoe Individualisatieprincipe of differentiatieprincipe toepassen in de les?
* Vergelijk prestaties binnen leerling, niet met medeleerling * Relationele verbondenheid leerling – leerkracht voor betere motivatie, begrip prestatie * Geef leerlingen indien nodig voorleessoftware * Stel ≠ soorten vragen op testen / examens * Les keuzes in obv belangstelling (autonomie) * Organiseer groepswerk (kleine homogene groep, samenstelling volgens vordering & belangstelling) * Leerlingen extra uitleg geven, andere zelfstandig oefenen * Soms schema met te doorlopen stappen geven aan leerlingen * Voorzie ≠ opdrachten * Vroeger klaar > extra aantrekkelijke oefening OF niet alle basisoefeningen maken = **compacten & verrijken** (basisstof beperken, niet overbodig herhalen / inoefenen) * Moeilijker > herhalingsoefeningen * Zelf kiezen uit: basis of verdiepingsoefeningen
130
Leg uit: leren leren
= (meta)cogniteive kennis/vaardigheden leerlingen verbeteren Leerlingen ondersteunen om efficiënter en effectiever te leren
131
Leg uit: zelfregulerend leren
vermogen om taak/proces doelgericht te voltooien & verantwoordelijkheid te nemen voor eigen handelen
132
Voorbeelden van zelfregulering
* Verantwoording nemen voor eigen keuzes * Plannen en time- management * Doelgericht en passend gedrag vertonen * Reflecteren, omgaan met feedback * Inzicht hebben in eigen ontwikkeling * …..
133
Voordelen zelfregulerend leren?
Efficiënter leren door leerstof beter structureren, meer bewust zijn van leerproces
134
Soorten "gestuurd onderwijs" | Leerlingen verschillen zelfregulering --> aanpassen vorm onderwijs
* Leerkrachtgestuurd * Leerlingestuurd * Gedeeld
135
Leg uit: leerkrachtgestuurd onderwijs ## Footnote Voorbeeld?
* Leerkracht vervult (meta)cognitieve vaardigheden nodig tijdens leeractiviteit * Sturing leerproces door leerkracht *Nood indien: * * Kwaliteit vaardigheden in functie van zelfsturing minimaal * Vraag naar zelfsturing bij leerling minimaal ## Footnote Bv. leerkracht biedt sterk gestructureerde leesttekst aan, op voorhand belangrijke zaken onderlijnd, verwoord na lezen van tekst belangrijkste conclusies & noteert ze 
136
Leg uit: leerlinggestuurd onderwijs ## Footnote Voorbeeld?
* Leerling krijgt zelf kansen om (meta)cognitieve vaardigheden en kennis aan te spreken tijdens leerproces * Sturing leerproces door leerling *Nood indien* : * Kwaliteit vaardigheden in functie van zelfsturing hoog * Vraag naar zelfsturing hoog ## Footnote Bv. leerkracht vraagt leerlingen om zelf vragen te formuleren bij bepaald onderwerp, laat de leerlingen antwoorden zoeken op internet, geef opdracht om zelf conclusie te formuleren, laat leerpunten formuleren, discuteer gevonden antwoorden
137
Leg uit: gedeelde sturing ## Footnote voorbeeld?
Zowel leerling als leerkracht vervullen (meta)cognitieve vaardigheden
138
Welke sturing liefst? | Kritisch
Liefst leerlinggestuurd, maar als leerlingen niet durven, willen of kunnen leren > leerkrachtgestuurd | Vraag zelfsturing voor elke leerling verschillend
139
Hoe stimuleren zelregulering leerlingen?
Gemedieerde leerervaringen = mediated learning experience | betere interactie tss L en L
140
Waarom is de kwaliteit interactie tussen leerling/leerkracht belangrijk?
Bepaald in welke mate leerlingen cognitieve ontwikkeling doormaakt --> via MLE
141
Wat zijn gemedieerde leerervaringen?
Leerervaring waarbij leerrkacht (mediator) de prikkels uit omgeving beuwst en doelgericht aanpast om de leerling daar zoveel mogelijk van te laten leren
142
Welke leeromgeving best om te mediëren?
In een leeromgeving die: * Voldoende leeruitdaging inhout * voldoende veilig is voor leerling om te kunnen terugvallen op reeds verworven inzichten/vaardigheden ## Footnote ** zone naast ontwikkeling - motivatieprincipe
143
Verband mediëren en ZNO?
ZNO is het werkgebied van de leerkracht omdat die zone de leerling prikkelt om te komen tot betere cognitieve ontwikkeling
144
Hoe kun je mediëren?
1. Mediëren via modelleren 2. Mediëren via relateren van vakspecifieke inhouden aan (meta)cognitieve vaardigheden 3. Mediërn via aanleren specifieke leer- en studeerstrategieën
145
Leg uit: Mediëren via modelleren | DOEL? ## Footnote voorbeeld?
*Leerkracht = model leerling * Toon hoe je problemen aanpakt, planning maakt, teksten markeert, enzovoort. * Benoem gebruikte (meta)cognitieve vaardigheden en leg uit waarom ze worden ingezet ## Footnote Als leraar tekst markeert, kan hij/zij uitleggen: "Ik markeer deze woorden omdat ze kern van tekst samenvatten.", toon als leerkracht hoe jij een planning opgesteld
146
Wat is het doel van mediëren via modelleren ?
Leerlingen krijgen inzicht in welke (meta)cognitieve vaardigheden bestaan, en leren waar en wanneer deze toepasbaar zijn
147
Leg uit: Mediëren via aanleren van specifieke leer- en studeerstrategieën ## Footnote Voorbeeld?
Wat zijn leerstrategieën? = combinaties van (meta)cognitieve vaardigheden die leerlingen gebruiken om complexe taken uit te voeren. --> leerkracht laat leerlingen kennis maken met effectieve strategieën en help hen deze verder ontwikkelen. ## Footnote Leer leerlingen mindmap maken om informatie te structureren, of hoe ze een samenvatting kunnen schrijven.
148
Doel van mediëren via aanleren van specifieke leer- en studeerstrategieën
Inzicht krijgen in hoe ze deze strategieën kunnen gebruiken en leren ze effectief toepassen > verhoogt hun metacognitieve kennis en versterkt hun zelfsturing.
149
Leg uit: mediëren via relateren van vakspecifieke inhouden aan (meta)cognitieve vaardigheden ## Footnote Voorbeeld?
* Oefen (meta)cognitieve vaardigheden altijd gekoppeld aan concrete leerinhouden. * Geen aparte les leren leren, wel koppelen aan lesinhoud * Aanleren specifieke leer- en studeervaardigheden = effectief ## Footnote Tijdens les geschiedenis kun je leerlingen leren om kritisch bronnen te analyseren (meta-cognitieve vaardigheid), gekoppeld aan analyse van historische teksten
150
Wat is er slecht aan een les leren leren?
Vaardigheden los leerinhoud = als zinloos ervaren door leerlingen
151
Wat is het belang van probleemoplossende vaardigheden voor het leren van de leerlingen?
1. Bevordering van **kritisch denken** – Leerlingen leren problemen analyseren, logisch redeneren en gefundeerde beslissingen nemen. 2. Versterking van **zelfstandigheid** – Door problemen zelf op te lossen, ontwikkelen leerlingen een gevoel van zelfvertrouwen en onafhankelijkheid in hun leerproces. 3. Toepassing van kennis **in de praktijk** – Probleemoplossende vaardigheden helpen leerlingen om theorieën en concepten toe te passen in realistische situaties. 4. **Creativiteit en innovatie** – Leerlingen leren buiten de gebaande paden te denken en nieuwe, originele oplossingen te bedenken. 5. Betere **voorbereiding op de toekomst** – In zowel het dagelijks leven als in toekomstige beroepen is het kunnen oplossen van problemen een waardevolle en gevraagde competentie. 6. Versterking van **doorzettingsvermogen** Door te leren omgaan met uitdagingen en mislukkingen, ontwikkelen leerlingen veerkracht en motivatie om door te gaan
153
Hoe werkgeheugen in klas: vermijden overload
dual coding leren in kleine stappen opdelen werkgeheugen niet dubbel belasten (bv: lezen & luisteren) vermijden onnodige info (afbeeldingen op slides)
154
Hoe best info nr LTG brengen in klas?
koppelen aan voorkennis herhalen (verwerken)