H3 Beginsituatie Flashcards

(85 cards)

1
Q

Beschrijf de diversiteit in de klasgroep

A

Leerlingen verschillende voorkennis, achtergrond, SES, motivatie, intelligentie, vaardigheden, ervaringen, thuistaal, gender,…
–> eigen voorgeschiedenis en verwachtingen die hem (de)motiveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de (didactische) beginsituatie?

A

Alle factoren of aspecten (leerling, leerkracht, school) die onderwijsleerproces (kunnen) beïnvloeden –> leerkracht moet hier rekening mee houden bij opstellen leerdoelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De beginsituatie is _____ & _____

A

dynamisch en complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is diversiteit een uitdaging?

A

Leerkracht heeft eigen** persoonlijk referentiekader:** ziet dingen obv zijn waarden, normen & ervaringen –> bepaald beeld van groep/persoon
–> reactie op verschil vanuit eigen kennis/ervaring
onbekend = angstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gevaar eigen referentiekader? Waarom moet je hierbij stil staan?

A

Vaak onbewust beeld over jongeren –> stuur onze gedragingen en verwachtingen > ongewild effect op leerling (negatief of positief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het belang van de beginsituatie?

A

Om een zinvol doel te bepalen, de evaluatie te bepalen en het leren (werkvormen, media,..) te bepalen
–> geschikte leeromgeving plannen & realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bespreek de relevantie van sommige beginsituaties

A

Sommige beginsituaties (voorkennis) niet van belang voor bepaalde vakken (bv. voor les Frans moet je niet kunnen cijferen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Heeft de beginsituatie altijd op zelfde moment evenveel invloed?

A

Nee, beginsituatie omvat veel verschillende kenmerken die niet op elk moment invloed hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 3 verschillende aspecten van de beginsituatie?

A
  1. Leerling
  2. Leerkracht
  3. School en schooloverstijgend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de verschillende leerlingkenmerken?

leerlingniveau

A
  1. Affectieve leerlingkenmerken
  2. Cognitieve leerlingkenmerken
  3. Ontwikkeling/persoonlijkheidsvorming - adolescentie
  4. Gender
  5. Etniciteit en taal
  6. SES
  7. (Klasgroep)

Leerlingen verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit affectieve leerlingkenmerken

leerlingniveau

A

Het willen & durven leren van de leerlingen = motivatie en bekwaamheidsgevoel

indien + = beter effect op leerprestaties maar ook op welbevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is welbevinden?

leerlingniveau

A

’+ toestand uit gevoelsleven = resultaat van harmonie tussen geheel van specifieke omgevingsfactoren en persoonlijke behoeften/verwachtingen van leerlingen tov school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kan je welbevinden bepalen?

leerlingniveau

A

Is afh van motivatie en bekwaamheidsgevoel, maar moeilijk objectief meten, verschillen van persoon tot persoon (bv. obv achtergrond, cultuur,… )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf: congnitieve leerlingkenmerken

leerlingniveau

A

hoeveel voorkennis, hoeveel verworven inzichten, mate beheersen (meta)cognitieve vaardigeden (bv. plannen, samenvatten,… )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat bepaald de sociale, fysieke en morele ontw?

leerlingniveau

A

Affectieve en cognitieve leerlingkenm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit: Adolescentie

leerlingniveau

A

Leeftijdsgroep van 10-25 jaar, met een grote ontwikkeling op vlak van persoonlijkheidsvorming (door verschillende nieuwe inpulsen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom zijn de kenmerken van adolescentie(groepen) van belang?

leerlingniveau

A

Bepalen de beginsituatie en bepalen ook de leerbehoeften v/d leerlingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke groepen adolescentie zijn er?

leerlingniveau

A
  1. Vroege = 10 tot 14j
  2. Midden = 14 tot 16/17 jaar
  3. Late = 16/17 tot 25 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Omschrijf de belangrijkste kenmerken van vroege adolescentie

leerlingniveau

A
  • Enkel KT consequenties
  • concreet
  • moeite met plannen, regelen, kiezen en controleren,
  • inpulsief, moeite remmen gedrag
  • makkelijk risico’s nemen
  • gericht op + feedback, minder -
  • hevige emoties en stemmingswisselingen
  • vriendschappen obv eigen belang
  • zelfbeschermend / opportunistisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Omschrijf de belangrijkste kenmerken van midden adolescentie

leerlingniveau

A
  • Simpele taken plannen/controleren
  • neemt nog steeds snel risico’s
  • moeite met LT beslissingen
  • problemen met autoriteit
  • hevige emoties
  • gericht op aanpassignen aan regels in peergroup
  • gevoelig voor sociale druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Omschrijf de belangrijkste kenmerken van late adolescentie

leerlingniveau

A
  • betere planning/controle vaardigheden, voor ingewikkelde taken
  • kan keuzes maken voor middellange termijn
  • minder risicogedrag
  • meer grip op eigen doen & laten
  • meer zelfreflectie en zelfinzicht, zelfbewust
  • meer verantwoordelijkheidsgevoel
  • beter bestand sociale druk
  • complexe emoties herkennen
  • oog voor eigen gevoelens en wensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Besprek gender

leerlingniveau

A

sociaal en culturele verwachtingen die samenhangen met geslachten

geslacht = biologische verschillen man en vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de genderkloof?

leerlingniveau

A

Jongens minder gemotiveerd, minder ver in opleiding komen, minder aandacht voor huiswerk, meer bijlessen,… dan meisjes die meer actieve deelname hebben en meer motivatie

creatie stereotypes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kritiek genderkloof

leerlingniveau

A

Jongens dit en meisjes dat is eerder interpretatie gebasseerd op geslacht + genderbias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is genderbias? | leerlingniveau
Gendervooroordelen: voorkeur aan persoon gebasseerd op gender bewust of onbewust
26
Wat is genderbewust lesgeven? | leerlingniveau
Loskomen van gendervooroordelen, bewust zijn dat die er mogelijks zijn, impact van gender op ontwikkeling (h)erkennen, ruimte voor verschil, geen stereotypering
27
Wat is etniciteit ? | leerlingniveau
maatschappelijk veronderstelde gemeenschappelijke afkomst van greop mensen
28
Beschrijf etniciteit is multidimentionaal | leerlingniveau
kan obv moedertaal, origine, thuistaal, religie, ras,...
29
Leg uit: etnische ongelijkheid | leerlingniveau
Onderwijsresultaten (bv. punten, niveau's, vertraging, uitval,..) verschillend voor verschillene etnische groepen
30
Beschrijf etnische vooroordelen | leerlingniveau
Onbewust/impliciet vooroordelen hebben over bepaalde etniciteiten ## Footnote Onbewust/impliciet vooroordelen hebben over bepaalde etniciteiten (bv. marokanen minder goed in wiskunde)
31
Gevaar etnische vooroordelen? | leerlingniveau
Hoe meer vooroordelen, hoe lager prestaties, hoe hoger ongelijkheid ## Footnote selffulfilling prophecy
32
Beschrijf de etnische taalachterstandhypothese | leerlingniveau
veronderstelling dat anderstalige leerlignen een taalachterstand ontwikkelen door thuis een andere taal te spreken en hierdoor minder presteren in school
33
Klopt de etnische taalachterstandhypothese? | leerlingniveau
Neen, dit is een negatief stereotype: er is wel een onderwijskloof tussen anderstalige en nederlandstalige leeringen, maar* hangt niet af van hun frequenti*e spreken moedertaal --> kan ook door *achterstalling* op school: minder aandacht, minder kwaliteitsvolle taalinput van leerkracht --> °faalangst bij leerling --> minder presteren --> ° vicieuze cirkel
34
Wat is SES? | leerlingniveau
Sociaal- economische status
35
Beschrijf SES | leerlingniveau
Gezin = plaats waar kinderen ontwikkelen en opgevoed worden --> veel effect! vooral: opleidingsniveau moeder, welgesteldheid,..
36
Gevaar vooroordelen SES? | leerlingniveau
Kinderen met lage SES worden minder geschat dan andere leerlingen --> leerkracht minder aandacht --> minder presteren -->... ## Footnote selffulfilling prophecy
37
Wat is een algemeen gevolg van vooroordelen? | leerlingniveau
(etnische) discriminatie = ongelijk behandelen leerlignen obv van niet relevante kenmerken
38
Wat is er ook nog belangrijk op leerlingen niveau: de dynamiek tussen de leerlingen in de __________ | leerlingniveau
klasgroep
39
Beschrijf de klasgroep | leerlingniveau
Groepskenmerken zijn ook belangirjk: samenstelling & kwaliteit van de interacties
40
Wat kenmerkt de klasgroep? | (3) ## Footnote leerlingniveau
1. Sociale identiteit 2. Groepgrootte 3. Klassfeer
41
Besprek de sociale identiteit | klasgroep ## Footnote leerlingniveau
= manier waarop we onzelf definiëren en beschrijven krijgt vorm door te intrageren met anderen & sense of belonging
42
Hoe kan de sociale identiteit verschillen in een klasgroep? | leerlingniveau
Verschillende nationaliteiten, culturen, gender, seksuele voorkeuren, klasse, religie,...
43
Beschrijf de groepsgrootte | leerlingniveau
klasgroep = bepalend voor lesvoorbereiding ## Footnote Met 20 leerlingen beter klasgesprek dan met 100 leerlingen
44
Is de groepsgrootte van belang voor leerlingprestaties? | leerlingniveau
????? misschien eerder kwaliteit van de leerkracht ????
45
Beschrijf de klassfeer | leerlingniveau
is er kliekjesvorming, pestgedrag, bepaalde negatieve of positieve gedragingen --> afstemmen samenstelling groepjes, werkvormen,... ## Footnote bv. leerlingen als groepsleider kiezen die ook goed in de groep valt en aanvaard is
46
Beschrijf wat er op niveau van de leerkracht belangrijk is | leerkrachtniveau
* Bekommernissen * professionele identiteit * subjectieve onderwijstheorie * motivatie --> beïvl **onderwijststijl **
47
Beschrijf de bekommernissen van de leerkracht | 3 ## Footnote leerkrachtniveau
1. mbt tot eigen persoon 2. mbt tot taak leerkracht 3. mbt ander/leerlingen
48
Beschrijf de bekommernissen van de leerkracht mbt tot eigen persoon | leerkrachtniveau
Kan ik wel voldoende staande houden, kan ik orde houden, voel ik me veilig, zullen de leerlingen me leuk vinden?
49
Beschrijf de bekommernissen van de leerkracht mbt taak leerkracht | leerkrachtniveau
ben ik een goeie leerkracht, heb ik voldoende vakkennis, heb ik voldoene didactische vaardigheden?
50
Beschrijf de bekommernissen van de leerkracht mbt ander/leerlingen | leerkrachtniveau ## Footnote Wat is het effect van betrokkenheid?
heb ik voldoende aandacht voor welzijn, zorgen rond resutlaten, hebben de leerlingen iets aan de lessen, heb ik een goeie band met leerlingen ## Footnote betrokkenheid leerkracht= invloed op welbevinden & zelfvertrouwen
51
Bespreek de professionele identiteit van de leerkracht | leerkrachtniveau
Persoonlijke waarden & normen koppelen aan beroep van leerkracht = wijze waarop je jezelf ziet als leerracht = professioneel zelfbeeld
52
Bespreek je professionele identiteit is dynamisch | leerkrachtniveau
Aanpassen obv nieuwe inzichten, ervaringen, contact met andere collega's
53
Wat bepaald je professionele identiteit? | leerkrachtniveau ## Footnote Wat is verschil tussen ervaren en beginnende leerkrachten
De context, de ander bv. tegen leerlingen anders dan tegen collega's ## Footnote bij ervaren leerkrachten = professionele identiteit 1 persoon: combineren gemakkelijk posities, versterken en aanvullen bij beginnende leerkrachten meer identiteitspanningen
54
Beschrijf de subjectieve onderwijstheorie | leerkrachtniveau
Manier waarop je aankijkt tov opvoeidng, vorming, onderwijs, evaluatie afh van ervaringen, ideeën,...
55
Waarom is het **subjectieve** onderwijstheorie ? | leerkrachtniveau ## Footnote Belangrijk!?
Omdat het obv van je eigen ideeën en ervaringen is dat je een beeld vormt ## Footnote bewust zijn van deze subjectieve visie --> meer bewuste gedragingen en keuzes
56
Wat zijn de motitieven voor de job? | leerkrachtniveau
bv. economische rol of vakantie, of bekommeris leerlingen, het verschil willen maken, vakkennis willen delen,..
57
Beschrijf de onderwijsstijl | leerkrachtniveau
= leiderschapstijl (streng of zacht?)+ didactische aanpak (voorkeur voor werkvormen?) Visie op leren en onderwijs: meer belang sociale vaardigheden of pure kennis? --> bepaald selectie leerinhouden/media
58
Wat bevat de onderwijsstijl allemaal? | leerkrachtniveau
* Bekommernissen * professionele identiteit * subjectieve onderwijstheorie * motivatie * leiderschapstype en didactische aanpak
59
Beschrijf beginsituatie obv school en schooloverstijgend niveau: wat is belangrijk? | schoolniveau
* Schoolcontext * leerlingpopulatie * occassionele factoren * onderwijsorganisatie
60
Bespreek schoolcontext | schoolniveau
* Schoolomgeving: platteland of stad * (ICT) - infrastructuur die ter beschikking is * beleid op school (rond diversiteit,...)
61
Bespreek de leerlingpopulatie | schoolniveau
Welke etnische groepen, veel of minder, leerlingen met zorgen of niet,... ## Footnote indictorleerlingen
62
Wat zijn indicatorleerlingen ? | GOK decreet = gelijkekansendecreet ## Footnote schoolniveau
is een leerling die een schooltoelage of schooltoeslag ontvangt en/of een laaggeschoolde moeder heeft. ## Footnote voorbeeld indicatoren: diploma moeder, inkomen, thuistaal
62
Beschrijf de occasionele factoren | schoolniveau
bv. weerstomstandigheden, plots overlijden, plots uitvallen van elektriciteit, gebeurtenis,...
63
Beschrijf onderwijsorganisatie: op welke niveau's? | schoolniveau
1) centrale beleidniveau: Overheid/ministerie neemt beslissingen voor heel Vlaanderen (bv. decreet leersteun) 2) Koepelorganisaties van verschillende onderwijsnetten 3) Scholen 4) Schoolgemeenschappen
64
wat bepalen de koepelorganisaties van verschillende onderwijsnetten, scholen en s choolgemeenschappen
bv. wijze indelen leerlingen, lesrooster, aantal leerlingen per klas, organiseren co-teaching,...
65
Wat is een pluralismeaanpak?
etnische gelijkenissen en verschillen waarderen --> door integreren van diverse leerinhouden (bv. info uit diverse etnische groepen gebruiken)
66
Welke 2 methodes zijn er om de beginsituatie te bepalen?
1. Direct: rechtstreeks 2. Indirec: tweedehands
67
Welke direct methodes zijn er? | beginsituatie bepalen
* observatie * gesprek * instaptoest
68
Besprek observatie | bepalen beginsituatie - direct
gericht kijken en luisteren nauwkeurig en objectief observeren doelgericht, systematisch waarnemen
69
Besprek het gesprek | bepalen beginsituatie - direct
gesprek met leerling (en) = meer info over voorkennis, ervaringen, leefwereld, opvattingen, relaties tussen leerlingen/hoe gedragen tov leerkrachten?
70
Besprek de instaptoets | bepalen beginsituatie - direct
Meten mate waarin kennis, inzicht, vaardigheden aanwezig zijn of ontbreken vaak bij start schooljaar, les, nieuw onderwerp,... ## Footnote startniveau
71
Welke indirecte manieren zijn er om beginsuatie te bepalen
* teamoverleg * leerlingvolgsysteem (LVS)
72
Bespreek teamoverleg | bepalen beginsituatie - indirect
goede planmatige communicatie met personen: collega's, leerlingbegeleiders,..
73
Voordelen teamoverleg
juiste afstemming tss alle betrokkenen --> maximale ontplooingskansen
74
Waarom kritisch zijn bij teamoverleg?
alert zijn voor vooroordelen collega's, toets af met werkelijkheid
75
leg uit: leerlingvolgsysteem (LVS) | bepalen beginsituatie - indirect
systeem waarmee prestaties leerlingen voor bepaalde vakken, welbevinden, betrokkenheid in kaart wordt gebracht
76
Voordelen LVS?
* alle leerkrachten nauw betrokken, zelfde info, ... * voorkomen van problemen * bieden gepast oplossing
77
Welke 3 stappen bevat het LVS?
1. **Signaliseren**: wie heeft voldoende stimulans en wie heeft extra zorgen nodig - vaak met toest 2. **Analyseren:** zet een weg uit om klaarder te zien in een probleem 3. **Handelen**: helpt om tot succesvolle initiatieven te komen en deze te evalueren
78
Wat is de onderzoekende houding?
Houding die bedachtzaam is, nieuwsgierig, opmerkzaam en kritisch
79
Waarvoor is een onderzoekende houding nuttig?
inschatten beginsituatie
80
Bespreek opmerkzaam | onderzoekende houding
gemotiveerd om zaken waar te nemen
81
Bespreek nieuwsgierig | onderzoekende houding
jezelf en anderen vragen stellen, hoe interpreteer ik dit en hoe interpeteert iemand anders dit?
82
Bespreek bedachtzaam zijn | onderzoekende houding
Niet te snel oordeel vellen, denk bewust na over situatie
83
Bespreek kritisch zijn | onderzoekende houding
zorgvuldig omgaan met bekomen informatie, klopt alles? is het volledig? subjectief? ## Footnote bv. is de info die we via de instaptoets verzamelen betrouwbaar?
84
Wat is belangrijk als leerkracht bij jouw onderzoekende houding?
Af en toe reflecteren over handelingen, keuzes, gevolgen ## Footnote bevorderen professionele identiteit, deskundigheid