H26 SEM 2 Flashcards
(75 cards)
1
Q
een functie
A
UNE fonction
2
Q
een fabrikant
A
Un fabricant
3
Q
de cement
A
le ciment
4
Q
de creativiteit
A
la créativité
5
Q
een structuur
A
une structure
6
Q
een systeem
A
un système
7
Q
machinaal
A
machinal
8
Q
het plastic
A
le plastique
9
Q
een hangar
A
un hangar
10
Q
fabriceren
A
fabriquer / produire
11
Q
een dok
A
un dock
12
Q
een bulldozer
A
un bulldozer
13
Q
een (grote) fabriek
A
UNE usine
14
Q
het goud / het ijzer
A
l’or / le fer
15
Q
het hout
A
le bois
16
Q
een plank
A
une planche
17
Q
een vloeistof
A
un liquide
18
Q
een poeder
A
une poudre
19
Q
het zand
A
le sable
20
Q
een mengsel !
A
un mélange
21
Q
de baksteen
A
UNE fabrique
22
Q
het lood / het staal
A
le plomb / l’acier
23
Q
het vet
A
la graisse
24
Q
het gips, de plaaster !
A
le plâtre
25
een knoop
un nœud
26
een lucifer
une allumette
27
een tegel (vloer- of muur)
un carreau / UNE dalle
28
een hamer
un marteau
29
een nagel !
un clou / une pointe
30
een zaag
une scie
31
een schroef , een vijs !
UNE VIS
32
een schroevendraaier !
un tournevis
33
een schoop
une pelle
34
een container
un conteneur
35
een mijn
UNE MINE
36
de steenkool
le charbon
37
een molen
un moulin
38
het marmer !
le marbre
39
een boor (machine)
une perceuse
40
het rubber
le caoutchouc
41
een tang !
DES TENAILLES (ALTIJD MEERVOUD) (F)
42
tekent
dessine
43
de uivoering / de verwezenlijking
LA exécution / LA réalisation
44
de aannemer, ondernemer
l'entrepeneur
45
vervuld
accompli / rempli
46
bouwt
construit / bâtit
47
de bouwsector
LA construction / le bâtiment
48
opdracht
LA mission / tâche
49
een succes
UNE réussie / un succès
50
schikkingen
de dispositions / d'arrangements
51
zal regelen
arrangera / réglera (régler; je règle)
52
procedés, werkwijzen
procédés
53
de verbetering
le perfectionnement
54
beheert
gère
55
het beheer!
la gestione
56
een gemak
une facilité / une aisance
57
de gebruiksaanwijzing
le mode d'emploi
58
nalatigheid
la négligence
59
werkt, functioneert
marche, fonctionne
60
een onderdeel
UNE pièce
61
bouwmaterialen
matériaux de construction
62
laag
LA couche
63
zijn lading, vracht
son changement / sa charge mystérieuse
64
massive
massif
65
de (elektrische stroom)
le courant électrique
66
het fabriceren
LA fabrication
67
kwartshorloge
UNE montre à ressort / des montres à QUARTZ
68
het werken in ploegen
le travail par roulement / le travail par équipe
69
ontwerpster
LA créatrice
70
een ontwerp, een schets !
un projet, UNE ébauche, UNE esquisse, UN croquis
71
geboord !
percé
72
boetseren !
modeler
73
de schakelingen
les circuits
74
componenten, bestanddelen
des composants
75
monteren
monter / (assembler)
