SEM 2 MAISON EN KIT H10 Flashcards
(25 cards)
1
Q
Het geraamte / Skelet!
A
UNE OSSATURE (en boit)
2
Q
prefabriceren !
A
préfabriquer
3
Q
schrijnwerk (deuren, ramen)
A
La menuiserie
4
Q
Een gemend paneel
A
Un panneau mixte
5
Q
Efficiënt
A
performant
6
Q
In elkaar zetten
A
Assembler
7
Q
toegankelijk / niet duur
A
accesible
8
Q
DE VLOER !
A
un plancher
9
Q
EEN WAND / BINNENMUUR !
A
UNE PAROI
10
Q
De dikte
A
UNE épaisseur
11
Q
EEN PLANK VAN GELAMINEERD FINEERHOUT!
A
UNE PLANCHE DE “LAMIBOIS”
12
Q
snijden, uitzagen
A
Découper
13
Q
OP PLAN!
A
SUR MESURE
14
Q
DE WERF!
A
Le chantier
15
Q
EEN TOESTEL / APPARAAT
A
un engin
16
Q
HEIWERK / PAALWERK!
A
UN PILOTIS
17
Q
EEN VLOERPLAAT!
A
UNE DALLE
18
Q
WIND & WATERDICHT
A
LE HORS D’EAU HORS D’AIR
19
Q
DE LIJM
A
LA COLLE
20
Q
EEN WARMEBRUG!
A
UN PONT THERMIQUE
21
Q
EEN VERLIES, VERMINDERING
A
UNE déperdition
22
Q
EEN GROOT RAAM !
A
UNE BAIE VITRéE
23
Q
Een houten lat
A
UNE LAME de bois
24
Q
een helling (dak)
A
UNE PENTE
25
EEN VERHOGING VAN DAKGOOT !
un chéneau encaissé
