H26 T/M 30 Flashcards

1
Q

(als antwoord op een vraag van een kennis) dat u het hem niet zou kunnen zeggen

A

No podría / sabría decírtelo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(wanneer met u naar uw mening vraagt) dat u zou zeggen van wel

A

Yo diría que sí

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(tegen een vriend) dat u het leuk zou vinden om met hem te eten

A

Me gustaría comer/cenar contigo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(tegen uw dochter) dat ze harder zou moeten studeren

A

Tendrías que estudiar más

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(wanneer men uw advies vraagt) dat u het niet zou doen

A

Yo no lo haría

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(wanneer men u vraagt wat u van een bepaald plan vindt) dat het erg interessant zou zijn

A

Sería muy interesante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(op het postkantoor) dat u een aangetekende brief naar NL wilt sturen

A

Querría/Quería mandar/enviar una carta certificada a Holanda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(in het telefoonkantoor) dat u een internationaal telefoongesprek wilt voeren

A

Querría/Quería hacer una llamada internacional

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(bij een bank) dat u Argentijnse peso’s wilt wisselen

A

Querría/Quería cambiar pesos argentinos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(aan een voorbijganger) of hij u kan zeggen waar het postkantoor is

A

¿Puede/Podría decirme dónde está (la oficina de) correos?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(aan een collega) of hij het vanmiddag af kan maken

A

¿Puedes/Podrías terminarlo esta tarde?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(aan een man in een kiosk) of hij twintig euro kan wisselen

A

¿Puede/Podría cambiarme veinte euros?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de mailbox

A

la casilla de correo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het apenstaartje

A

la arroba

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de gebruiker

A

el usuario

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de provider

A

el servidor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het postvak

A

el buzón

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het email account

A

la cuenta de correo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het onderwerp

A

el asunto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het domein

A

el dominio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

verwijzen naar / doelen op

A

hacer alusión a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ik zou graag twee postzegels voor Nederland willen

A

Querría dos sellos para Holanda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Twee postzegels van … (euro) cent, alstublieft

A

Dos sellos de …. céntimos, por favor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een postzegel voor een brief

A

un sello para carta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoeveel moet er op (een brief)?
¿Cuánto hay que poner (en una carta)?
26
Wat voor tarief hebben brieven?
Qué tarifa tienen las cartas?
27
Hoe lang duurt het voordat hij (ze) aankomt / aankomen?
Cuánto tarda(n) en llegar?
28
Hoe lang doet hij erover?
Cuánto va a tardar?
29
Wanneer zal hij er zijn?
Cuándo llegará?
30
Waar is een brievenbus?
Dónde hay un buzón?
31
Bij welk loket kan ik postzegels krijgen?
En qué ventanilla se pueden comprar sellos?
32
Een postzegel plakken, erop doen
poner un sello
33
een brief posten
echar una carta
34
Hallo?
Diga / Dígame?
35
Goedemorgen, u spreekt met Pablo
Buenos días, soy Pablo
36
Is Domingo er?
Está Domingo?
37
Mag ik de heer .... spreken?
El señor ..... , por favor?
38
Wie kan ik zeggen? | Met Ramírez
De parte de quién? | De parte de Ramirez
39
Met wie spreek ik? | Met Ramírez
Con quién hablo? | Con Ramírez
40
Kunt u mij doorverbinden met de heer Solana?
Me puede poner / comunicar con el señor Solana?
41
Daar komt hij
Ahora se pone
42
Blijft u aan de lijn
no cuelgue
43
Daar spreekt u mee
``` soy yo (of) al aparato ```
44
U hebt verkeerd gedraaid | U bent verkeerd verbonden
Se equivoca | No es aquí
45
Neemt u me niet kwalijk
Perdone la molestia
46
Is dit niet nummer ....?
No es el .......?
47
In gesprek
Está(n) comunicando / | comunica (n)
48
Geen gehoor / er wordt niet opgenomen
No contesta(n)
49
Kan ik een boodschap achterlaten?
Puedo dejar un recado?
50
Kunt u het voor me spellen?
Puede deletreármelo
51
Ik kan je/u niet goed verstaan
No te/le oigo bien
52
Ik hoor niets
No oigo nada
53
Het is niet te verstaan
No se oye
54
Hoort u (hoor je) me?
Me oye(s)?
55
Wilt u/wil je wat harder praten?
Hable/a más alto.
56
Hebt u (je) telefoon?
Tiene(s) teléfono?
57
Ja, (het nummer is) .......
Sí, es el ......
58
opbellen
llamar (por teléfono) / telefonear
59
De telefoon gaat
Suena el teléfono
60
de telefoon opnemen
coger el teléfono
61
ophangen
calgar
62
het collect gesprek
la llamada a cobro revertido
63
de hoorn
el auricular
64
het netnummer
el indicativo / código / prefijo
65
de aansluiting
la extensión
66
ABCDEFGHIJKLM
Antonio, Barcelona, Carmen, Domingo, España, Francia, Gerona, Historia, Italia, José, Kilo, Lorenzo, Madrid
67
NÑOPQRSTUVWXYZ
Navarra, Ñoño, Oviedo, Pamplona, Queso, Ramón, Sevilla, Toledo, Ulises, Valencia, Washington, Xiquena, Yegua, Zaragoza
68
aan de achterkant
al dorso
69
iets dergelijks
algo por el estilo
70
geschikt, toepasselijk
apropiado
71
de promotie
el ascenso
72
de gevangenis
la cárcel
73
het alibi
la coartada
74
passen op
cuidar
75
voorzichtig zijn, oppassen
cuidarse
76
begaan, plegen
cometer
77
contant
en metálico
78
nog jeugdig zijn
estar conservado
79
klaarblijkelijk
evidentemente
80
vast
fijo
81
de uitgave
el gasto
82
het scenario
el guion
83
de oven
el horno
84
de staking
la huelga
85
onvoorzien
imprevisto
86
trachten
intentar
87
Hij/zij verheugt zich erop
le hace ilusión
88
slagen in, gedaan krijgen
lograr
89
gieten van de regen, stortregenen
llover a cántaros
90
de magnetron
el (chorno de) microondas
91
de stapel, grote hoeveelheid
el montón
92
de balie
el mostrador
93
het verhaal
la narración
94
zich gekwetst voelen
ofenderse
95
de rol
el papel
96
de partner
la pareja
97
relevant, van belang
pertinente
98
de nachtmerrie
la pesadilla
99
de stad, plaats
la población
100
erop doen, erop plakken
poner
101
aanvragen
solicitar
102
het filiaal
la sucursal
103
de EU
la UE (Unión Europea)
104
levensechtheid, realisme
el verismo
105
indirecte reden: hij zei dat .....
presente wordt imperfecto: Salgo a las ocho. Qué dijo? Dijo que salía a las ocho futuro wordt condicional bij antwoord La próxima semana no estaremos. Dijeron que la próxima semana no estarían.
106
het lijkt me beter dat je niets zegt
Me parece mejor que no digas nada
107
het is een schande dat ze dat doen
Es une vergüenza que hagan eso
108
het is jammer dat je niet kunt komen
Es una pena/lástima que no puedas venir
109
het is normaal dat je je onzeker voelt
Es normal que te sientas inseguro
110
ik vind het vreemd dat hij niet gebeld heeft
Me parece raro / extraño que no haya llamado
111
het is waar dat het niet gemakkelijk is
Es verdad que no es fácil
112
ik wil graag een afspraak maken voor....
Quería pedir hora para .....
113
Ik heb pijn in mijn nieren
Me duelen los riñones
114
Ik heb hoofdpijn
Tengo dolor de cabeza
115
Waar doet het pijn?
Dónde le duele?
116
Het doet hier pijn / in deze streek
Me duele aquí / en esta parte
117
Sinds wanneer hebt u pijn?
Desde cuándo siente el dolor?
118
Sinds zondag ...
Desde el domingo .....
119
Hoe gaat het met u / je?
Qué tal se/te encuentra/s?
120
Ik voel me al beter
Ya me encuentro mejor
121
Dag, beterschap
Adiós, que se/te mejore/s
122
navel
el ombligo
123
de (huis)arts
el médico (de cabecera)
124
de polikliniek, de spreekkamer
el consultorio
125
de wachtkamer
la sala de espera
126
het spreekuur
la hora de consulta
127
een afspraak maken
pedir hora
128
beroerd
fatal
129
er slecht uitzien
tener mala cara
130
onderzoeken
reconocer
131
zich laten onderzoeken
hacerse un chequeo
132
de wond
la herida
133
de ontsteking
la inflamación
134
gezwollen
hinchado
135
de snee
la cortadura
136
de schram
el rasguño
137
de brandwond
la quemadura
138
de zweer
la úlcera
139
de insektenbeet
la picadura
140
de zonnesteek
la insolación
141
de jeuk
la comezón
142
jeuken
picar
143
krabben
rascar
144
misselijk zijn
tener náuseas
145
braken
vomitar
146
overgeven
devolver
147
verkouden worden, kou vatten
coger un catarro
148
verkouden zijn
tener un catarro / estar resfriado
149
de griep | de hoest
la gripe | la tos
150
hoesten
toser
151
zijn neus snuiten
sonarse la nariz
152
niezen
estornudar
153
de verstopte neus
la nariz tapada
154
het recept
la receta
155
de pil, het tablet | de anticonceptiepil
la pastilla | la píldora (!)
156
de zetpil
el supositorio
157
de (hoest) siroop
el jarabe
158
de oplossing, het drankje
la solución
159
het gips
el yeso
160
de hechting
el punto
161
in een ziekenhuis worden opgenomen
ingresar en el hospital
162
uit het ziekenhuis ontslagen worden
ser dado de alta
163
leiden
encabezar
164
het akkoord gaan
el visto bueno
165
de gezondheidszorg
el ámbito sanitario
166
het (maag) zuur
la acidez
167
schadelijk zijn voor, van invloed zijn op
afectar
168
opgelucht
aliviado
169
drukken, dichtknijpen
apretar
170
te woord staan, behandelen
atender
171
het medicijnkastje, de verbandtrommel
el botiquín
172
de sjaal
la bufanda
173
zoals het hoort
como Dios manda
174
de slaap vatten
Conciliar el sueño
175
raadzaam
conveniente
176
het gebit
la dentadura
177
zich uitkleden
desnudarse
178
de slokdarm
el esófago
179
het is vervelend
es una lata
180
de vlotheid, spreekvaardigheid
la fluidez
181
het werkloosheidscijfer
el índice de paro
182
het bestuur
la junta directiva
183
de lantaarn
la linterna
184
hinderlijk
molesto
185
hopelijk
Ojalá
186
de pijnscheut, steek
el pinchazo
187
aangezien
puesto que
188
eet smakelijk
que aproveche
189
behalve
salvo
190
het kleingeld
el suelto
191
zichzelf (iets) wijsmaken
sugestionarse
192
de spanning
la tensión
193
gaan liggen
tumbarse
194
de dierenarts
el veterinario
195
Pijnstillers
Analgésicos
196
Brandzalf
Pomada para quemaduras
197
Verbandgaas
Gasa
198
Afmeting, formaat, grootte
el tamaño
199
Veiligheidsspelden
Imperdibles
200
Schaar
Tijeras
201
Pincet
Pinzas
202
Leukoplast
Esparadrapo
203
Eerste hulp gids
Manual de primeros auxilios
204
Hoe zegt u | dat u en uw vriendin al een half uur zitten te wachten
(Mi amiga y yo) llevamos media hora esperando
205
Hoe zegt u | dat Patricia al drie jaar in Peru woont
Patricia lleva tres años viviendo en Perú
206
Hoe zegt u | dat u al twee jaar Spaans aan het leren bent
Llevo dos años aprendiendo español
207
Hoe zegt u | dat uw buurvrouw al negen maanden werk zoekt
Mi vecina lleva nueve meses buscando trabajo
208
Hoe zegt u | dat uw collega en de chef al twee uur zitten te praten
(Mi colega y el jefe) llevan dos horas hablando
209
De aanhef (brief)
El encabezamiento
210
Geachte heer, mevrouw
Muy señor mío (nuestro) | Muy señora mía (nuestra)
211
Geachte heren, dames
Muy señores míos (nuestros) | Muy señoras mías (nuestras)
212
Zeer geachte heer/mevrouw
Distinguido señor | Distinguida señora
213
Geachte heer Lapesa, mevrouw Benegas
Estimado señor Lapesa | Estimada señora Benegas
214
Hierbij verzoek ik u mij .... te sturen
Por la presente le ruego me envíe
215
Het doel van deze brief is u informatie te vragen
El objeto de la presente es pedirle información ....
216
Ik richt me (beleefd) tot u om u te verzoeken
Me dirijo (atentamente) a usted para pedirle ...
217
In antwoord op uw brief van 2 februari ....
En respuesta / contestación a su carta del 2 de febrero ....
218
In verband met uw brief van ....
En relación con su carta del ....
219
Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw brief van ....
Acuso recibo de su (atenta) carta del ...
220
Ik heb uw brief van .... ontvangen
He recibido su atenta carta del .....
221
Het verheugt ons u te kunnen mededelen....
Nos complace comunicarle .....
222
Het doet ons (veel) genoegen u te kunnen sturen ....
Nos es (muy) grato enviarle ....
223
Wij hebben het genoegen u te kunnen mededelen ....
Tenemos el gusto de comunicarle .....
224
De afsluiting
La despedida
225
Hoogachtend,
(Muy) Atentamente,
226
Hoogachtend,
Le saluda / Se despide atentamente,
227
In afwachting van uw bericht, hoogachtend,
En espera de / A la espera de sus noticias, le saluda atentamente,
228
In afwachting van uw spoedig antwoord, hoogachtend,
En espera de su pronta respuesta, le saluda atentamente
229
U bij voorbaat dankend voor uw medewerking/moeite, hoogachtend
Agradeciéndole de antemano su cooperación/ gentileza/ amabilidad, le saluda atentamente,
230
Zonder verdere bijzonderheden, hoogachtend,
Sin otro particular, le saluda atentamente
231
Tot uw beschikking staand, hoogachtend,
Quedando a su disposición, le saluda atentamente,
232
Met vriendelijke groeten
(Muy) cordialmente,
233
In afwachting van uw bericht, groet ik u vriendelijk.
En espera de sus noticias, reciba usted / le envía un cordial saludo,
234
Ik verzoek u mij informatie ..... te sturen/geven
Le ruego me envíe / dé información ....
235
Ik verzoek u mij .... te sturen
Le pido que me mande .....
236
Ik stel het op prijs als u mij informatie geeft over ...
Le agradezco/agradeceré que me informe sobre ...
237
Ik dank u voor uw .... (zelfst.nw)
Le agradezco su (+sustantivo) ...
238
Ik richt mij tot u om te klagen over (+ zelfst.nw)
Me dirijo a usted para quejarme (seriamente) de (+ sustantivo).
239
Hierbij wil ik u mijn ongenoegen kenbaar maken over (+ zelfst. nw)
Por la presente quiero manifestarle mi inconformidad con (+sustantivo)
240
Zo spoedig mogelijk
lo más pronto posible / con la mayor brevedad (posible)
241
Ter attentie van ...
A la atención de ....
242
Ref: uw brief van
Ref.: su carta del ....
243
Onderwerp: ....
Asunto: ....
244
Bijlage(n): ...
Anexo(s): ....
245
vanwege
a causa de
246
ondanks
a pesar de
247
aanvullend, extra
adicional
248
meezenden
adjuntar
249
bijgaand
adjunto a
250
verzekeren
asegurar
251
dom
bruto
252
de spot, plagerij
la burla
253
raadplegen, overleggen
consultar
254
bewaken
custodiar
255
doordat
debido a
256
de teleurstelling
la decepción
257
de geadresseerde
el destinatario
258
beschikbaar
disponible
259
inderdaad
efectivamente
260
misleidend
engañoso
261
bepalen
fijar
262
stappen ondernemen
hacer gestiones
263
innen, verzilveren
hacer efectivo
264
het ongemak
la incomodidad
265
de aard, het soort
la índole
266
beledigen
insultar
267
verbonden aan
ligado a
268
dat is geen stijl
No hay derecho
269
betrekken (van lucht)
nublarse
270
ondanks
pese a
271
vooruit
por adelantado
272
hierbij
por la presente
273
een dienst verlenen
prestar un servicio
274
voorzien
previsto
275
de werkwijze, gang van zaken
el procedimiento
276
betreffende
referente a
277
de bergsport, het alpinisme
el montañismo
278
overschrijden
sobrepasar
279
de kabelbaan
el teleférico
280
werken als een paard
trabajar como un burro
281
de laatste tijd
últimamente
282
ik trof mijn zusje huilend aan
Encontré a mi hermana llorando
283
Als jij bij me bent, zal me niets overkomen
Estando tú conmigo, no me pasará nada | Si estás tú conmigo, no me pasará nada
284
Toen ik zag dat er niemand was, liet ik een briefje achter en ging weg
Viendo que no había nadie, dejé una nota y me fui | Cuando vi que no había nadie, dejé una nota y me fui
285
afzender (op envelop)
Remitente (m/v) Remite (m) | Rmte.: of Rte.:
286
Het doet ons genoegen
Nos es muy grato
287
hoe zegt u dat | er niemand thuis is
No hay nadie en casa
288
hoe zegt u dat | dat niemand van de studenten voor het examen geslaagd is
Ninguno de los estudiantes ha aprobado el examen
289
hoe zegt u dat | dat u niemand van hen kent
No conozco a ninguno de ellos
290
hoe zegt u dat | dat er iemand gebeld heeft
Alguien ha llamado
291
hoe zegt u dat | dat u iemand zoekt die u kan helpen
Busco a alguien que pueda ayudarme
292
Wat voor soort huis zoek je?
Qué tipo de casa buscas?
293
Ik zoek een huis dat .... heeft
Busco una casa que tenga / ....
294
Hoe ziet je huis eruit?
Cómo es tu casa?
295
Wat voor huis heb je?
Qué casa tienes?
296
Ik ga verhuizen
Voy a mudarme (de casa) / cambiarme (de casa) / trasladarme
297
Hebt u een eigen huis of een huurhuis?
Tiene una casa propia o alquilada?
298
Hoeveel is de huur?
El alquiler, cuánto es?
299
Hoeveel betaalt u per maand?
Cuánto paga por mes?
300
huren
alquilar
301
de huur (prijs)
el alquiler
302
te huur
se alquila
303
verkopen
vender
304
te koop
se vende
305
het makelaarskantoor
la agencia inmobiliaria
306
de makelaar
el agente inmobiliario
307
de huizenadvertentie
el anuncio inmobiliario
308
de koop en verkoop
la compraventa
309
de hypotheek
la hipoteca
310
de verhuizing
la mudanza
311
het verhuisbedrijf
la compañía de mudanzas
312
de woning
la vivienda
313
de flat
el piso
314
het vakantiehuis
la casa de campo
315
de villa, het zomerhuis
el chalé
316
de villa
la mansión
317
het dak, het plafond
el techo
318
de schoorsteen
la chimenea
319
de begane grond
la planta baja
320
de eerste verdieping
el primer piso
321
de voordeur
la puerta de entrada
322
de achterdeur
la puerta de atrás
323
het raam
la ventana
324
de hal
el vestíbulo
325
de gang
el pasillo
326
de trap
la escalera
327
de muur, wand
la pared
328
de vloer
el suelo
329
de woonkamer
el salón / la sala de estar / el cuarto de estar / el estar
330
de eetkamer
el comedor
331
het toilet
el lavabo / aseo / baño / wáter
332
de badkamer
el cuarto de baño
333
de studeerkamer
el (cuarto de) estudio
334
de zolder
el desván
335
de kelder
el sótano
336
de schuur
el cobertizo
337
de mat
la estera
338
de kapstok
el perchero
339
de spiegel
el espejo
340
de fauteuil
el sillón / la butaca
341
de boekenkast / wandmeubel
la estantería
342
de eethoek
el comedor
343
prullenmand
la papelera
344
de stoffering
la decoración
345
het vloerkleed
la alfombra
346
de vaste vloerbedekking
la moqueta
347
het behang
el empapelado
348
het gordijn
la cortina
349
de luxaflex, jaloezie
la persiana
350
het nachtkastje
la mesilla de noche
351
de wekker
el despertador
352
de kast
el armario
353
het aanrecht
la encimera
354
de gootsteen
la pila
355
de kraan
el grifo
356
de vuilnisemmer
el cubo de la basura
357
het fornuis
la cocina
358
de koelkast
la nevera / el frigorífico
359
de afwasmachine
el lavavajillas
360
de wasmachine
la lavadora
361
de badkuip
la bañera
362
de (wand) tegel
el azulejo
363
inbrengen, bijdragen
aportar
364
het toilet
el aseo
365
de zolderverdieping
el ático
366
het toilet
el baño
367
tweetalig
Bilingüe
368
de lade
el cajón
369
het schrift
el cuaderno
370
waarvan, wiens
cuyo (-a/os/as)
371
lastig zijn
dar guerra
372
ontslaan
despedir
373
beschikken over
disponer
374
bereid om
dispuesto a
375
zodra
en cuanto
376
passen in
encajar en
377
met toebehoren
equipado
378
de rilling
el escalofrío
379
het bureau
el escritorio
380
veeleisend
exigente
381
aan de straatkant
exterior
382
behandelen, stappen ondernemen voor
gestionar
383
niets bijzonders
no.... gran cosa
384
vermeerderen
incrementar
385
de wastafel
el lavabo
386
bedienen
manejar
387
de stapel
la pila
388
schriftelijk
por escrito
389
de verkoopleider
el promotor de ventas
390
voor zover ik weet
que yo sepa
391
redelijk
razonable
392
de schade herstellen
reparar el daño
393
bundelen
reunir
394
zonnig
soleado
395
doorstrepen
tachar
396
de versnelling
la velocidad
397
Groet uw vriend en zeg met wie hij spreekt; vraag hem of hij een makkelijk kent die goed is
Hola, .... soy......¿conoces alguna/una agencia inmobiliaria algún/un agente inmobiliario que sea buena / bueno?
398
Omdat u daar deze zomer een vakantiehuis wilt huren?
Es que / Porque quiero alquilar una casa de campo allí este verano
399
Nou, een niet zo groot huis dat een tuin heeft en dat dicht bij het strand is
Pues, una casa (que) no (sea) muy grande, que tenga jardín y que esté cerca de la playa
400
Geweldig; dat zou ideaal zijn; u kent namelijk niemand die daar een huis heeft en daarom wilde u naar een makelaar
Estupendo/muy bien. Sería ideal. Es que yo no conozco a nadie que tenga una casa allí y por eso quería ir a una agencia inmobiliaria/un agente inmobiliario
401
de straatventer
el ambulante
402
beweren
aseverar
403
de plundering, uitbuiting
la depredación
404
het trekken, het halen
la extracción
405
de leguaan
la iguana
406
argeloos
incauto
407
het stuk(je)
el jirón
408
het papegaaitje
el perico
409
in het vooruitzicht dat
en previsión de que
410
van het oerwoud
Selvático
411
wild, in het wild voorkomend
silvestre
412
zorgzaam, toegewijd
solícito
413
de wet overtreden
transgredir la ley
414
geldig, van kracht
vigente
415
Hoe zegt u: | (tegen een makelaar) dat u informatie wilt over een paar flats
Querría / Quería tener información sobre unos / algunos pisos
416
Hoe zegt u: | (op het postkantoor) dat u vijf postzegels voor NL wilt
Querría / Quería cinco sellos para Holanda
417
Hoe zegt u: | (tegen de dokter) dat u een recept voor een hoestdrank wilt.
Querría / Quería una receta para un jarabe
418
Hoe adviseert u: | (aan uw broer) dat u een huis met centrale verwarming zou kopen
Yo compraría una casa que tenga calefacción central / con calefacción central
419
Hoe adviseert u: | (aan een kennis wiens vakantie in het water is gevallen) dat u een brief zou schrijven om te protesteren
Yo escribiría una carta para protestar
420
Hoe adviseert u: | (aan uw man die vanuit het buitenland met munten wilt bellen) dat u collect zou bellen
Yo llamaría a cobro revertido. Yo haría una llamada a cobro revertido
421
Hoe adviseert u: | (aan uw collega die iemand maar niet te spreken krijgt) dat u een boodschap zou achterlaten
Yo dejaría un recado
422
Hoe adviseert u: | (aan een vriendin die zich gebrand heeft) dat u geen zal zou gebruiken
Yo no usaría pomada
423
Hoe zegt u: | dat u al een half jaar naar een huis op zoek bent
(Ya) llevo medio año buscando (una) casa
424
Hoe zegt u: | dat de situatie langzaam aan het veranderen is
La situación va cambiando
425
Hoe zegt u: | dat u al twee jaar Spaans aan het studeren bent
(Ya) llevo dos años estudiando español
426
Hoe zegt u: | dat u een brief naar de makelaar aan het schrijven bent
Estoy escribiendo una carta al agente inmobiliario/ a la agencia inmobiliaria
427
Hoe zegt u: | dat het geleidelijk beter gaat met uw moeder
Mi madre va mejorándose
428
Hoe zegt u: | dat u nog steeds bij hetzelfde bedrijf werkt
Sigo trabajando en la misma empresa
429
Nou, ze heeft keelpijn en ze heeft ook een hele lelijke hoest
Pues, le duele la garganta y también tiene una tos muy fea
430
Ik heb haar zojuist een hoestdrank gegeven omdat ze zo aan het hoesten was
Acabo de darle un jarabe porque estaba tosiendo mucho / tanto
431
niet dat ik weet
(No), que yo sepa, no
432
Dus ze moet een paar dagen in bed blijven en over een week moeten we weer bij u komen
O sea, que / Así que tiene que quedarse en la cama unos / algunos días y dentro de una semana tenemos que volver a verle.
433
Hoeveel tabletten moet ik haar per dag geven?
Cuántas pastillas tengo que darle por día?