H31 T/M 35 Flashcards

(338 cards)

1
Q

Cuando entré en la habitación

….. hadden zij al besloten

A

…. ya (se) habían decidido

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cuando entré en la habitación

….. waren jullie nog niet gearriveerd

A

…. todavía no habíais llegado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cuando entré en la habitación

….. was Pablo al vertrokken

A

…. Pablo ya había salido

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cuando entré en la habitación

….. had jij koffie gezet

A

…. habías hecho el café

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cuando entré en la habitación

…..was het programma al begonnen

A

…. ya había empezado el programa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cuando entré en la habitación

….. had hij alles veranderd

A

…. había cambiado todo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cuando entré en la habitación

….. hadden jullie niets gezegd

A

…. no habíais dicho nada

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cuando entré en la habitación

….. hadden wij het al ontdekt

A

…. ya lo habíamos descubierto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de pers / de journalistiek

A

la prensa / el periodismo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

in een extra editie….

A

en una edición extra …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de hoofdredacteur

A

el director / el redactor jefe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

op de omslag

A

en la cubierta …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ochtendkrant

A

diario de la mañana

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het weekblad

A

el semanario / la revista semanal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het persbericht

A

el comunicado de prensa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De voorpagina halen

A

Salir en primera plana

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de Staatscourant

A

la Gaceta Oficial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het hoofdartikel

A

el artículo de fondo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de boulevard pers

A

la prensa amarilla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat schrijven ze?

A

Qué ponen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Er staat geschreven

A

Hay escrito / está escrito

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat staat er?

A

Qué dice / Qué pone?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De schrijver toont aan dat ….

A

El autor muestra / prueba que …..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hier staat vermeld dat

A

Aquí consta que …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Uit genoemd verslag blijkt dat ...
Dicho informe pone de manifesto que ....
26
de dreiging
la amenaza
27
afnemen
descender
28
het inkomen
ingresos
29
inroepen
recurrir
30
kiezen
optar
31
de drager
el dispositivo
32
wireless
Inalámbrico
33
het is afgedaan
la suerte está echada
34
starten
arrancar
35
afwisselen met
alternar con
36
de oude vrouw
la anciana
37
de ondergrondse parkeergarage
el aparcamiento subterráneo
38
(auto) pech hebben
tener una avería
39
de spaarrekening
la cuenta de ahorros
40
de woestijn
el desierto
41
nadat
Después (de) que
42
de toenmalige minister
el entonces ministro
43
ingipsen
enyesar
44
vergemakkelijken
facilitar
45
vertrouwen hebben in iemand
fiarse de alguien
46
vast, vastgesteld
fijo
47
ministerie van Financiën
Ministerio de Economía y Hacienda
48
bladeren
hojear
49
het instinct
el instinto
50
opnemen (ziekenhuis)
internar
51
de verwikkeling, de toestand
el lío
52
opnemen (van geld)
retirar
53
Hoe zegt u ... | (tegen een vriendin) dat u wilde dat zij u hielp
Quería que me ayudaras
54
Hoe zegt u ... | (tegen een collega) dat u liever had dat hij dat niet had gezegd
Prefería que no lo hubieras dicho
55
Hoe zegt u ... | (tegen de dokter) dat u betwijfelde dat hij zou komen
Dudaba que viniera
56
Hoe zegt u ... | (tegen uw partner) dat u het niet leuk vond dat hij in het buitenland was
No me gustaba que estuvieras en el extranjero
57
Hoe zegt u ... | (tegen uw dochters) dat u wilde dat zij u naar het station zouden brengen
Quería que me llevarais a la estación
58
chatten
chatear
59
tastbaar
tangible
60
ontwijken
evitar
61
teruggaan in de tijd
dar marcha atrás
62
de ontwikkeling
el desarrollo
63
de achteruitgang
el retraso
64
ik zou graag ...
A mí me gustaría .....
65
Als ik groot ben....
Cuando sea mayor
66
De toekomst
El futuro / El porvenir
67
Een wens doen
Pedir una gracia
68
De wens koesteren om ...
Abrigar deseos de ....
69
Mijn diepste wens / grootste droom is.....
Mi sueño dorado es ....
70
Zijn wens ging in vervulling
Su deseo se cumplió
71
Dromen van een huisje op het platteland
Soñar con una casa en el campo
72
De toekomstdroom
El sueño del futuro
73
Niemand weet wat de toekomst ons brengt
Nadie sabe lo que nos reserva el futuro.
74
Wat zal er van hem worden?
Qué será de él?
75
Zou je niet .... ?
No sería mejor que ...?
76
Ik wil lerares worden
Quiero ser profesora
77
Ik wil trouwen met een miljonair
Quiero casarme con un millonario
78
Toekomstmogelijkheden
Perspectivas
79
Carrière maken/succes hebben
Hacer carrera
80
Een voorspoedige loopbaan ligt voor hem in het verschiet
Le espera una carrera brillante
81
Een universitaire studie
Una carrera universitaria
82
Studeren
Seguir una carrera
83
Hij studeert voor advocaat
Estudia / tiene la carrera de abogado
84
Ik wil al mijn kinderen laten studeren
Quiero darles carrera a todos mis hijos
85
Plannen maken
Hacer planes / proyectos
86
In een verre toekomst ....
En un futuro lejano .....
87
In tijden van voorspoed
En tiempos de bonanza
88
In voor- en tegenspoed
En la suerte y en la desgracia / | en las buenas y en las malas
89
De voorspoed, de welvaart
La prosperidad
90
Vol verwachting, hoopvol
Con ilusión
91
Zich illusies maken, ijdele hoop koesteren
Hacerse ilusiones
92
Waarzeggen
Decir la buena ventura
93
Dat voorspelt weinig goeds
No augura nada bueno
94
De waarzegger/waarzegster
El adivino / La adivina
95
de zucht naar
el afán de
96
de landbouwer
el agricultor
97
de jonge hond, de pup
el cachorro
98
de val
la caída
99
charitatief, liefdadig
caritativo
100
het gesprek, het praatje
la charla
101
de tramconducteur
el cobrador
102
de (paarden)stal
la cuadra
103
bestemmen voor
destinar a
104
pijnlijk
doloroso
105
het landbouwbedrijf
la finca
106
de hoofdprijs
el gordo
107
de opname (van muziek)
la grabación
108
reclame maken
hacer propaganda
109
laten bouwen
mandar construir
110
de beer
el oso
111
besproeien
regar
112
de bedrieger, de oplichter
el tramposo
113
ondeugend
travieso
114
de vacature
la vacante
115
in de omgeving van
en los alrededores de
116
toepassen
aplicar
117
regelen, in orde maken
arreglar
118
voldoende zijn
bastar con
119
de last, de belasting
el cargo
120
de schade aan
el daño a
121
afwijzen, niet aannemen
declinar
122
aftrekken, in mindering brengen
deducir
123
de waarborgsom
el depósito
124
verrichten
efectuar
125
het overhandigen, de (in)levering
la entrega
126
de boze geest
el espíritu maligno
127
gedekt zijn tegen (bij verzekeringen)
estar cubierto/a/s de
128
uitbuiten
explotar
129
de opname in het ziekenhuis
la hospitalización
130
de hoteleigenaar, de hotelier
el hotelero
131
onmisbaar, onontbeerlijk
imprescindible
132
de belasting
el impuesto
133
de initialen
las iniciales
134
de afgelegde kilometer
el kilómetro recorrido
135
de mannequin
el/la maniquí
136
het kenteken
la matrícula
137
op naam van
a nombre de
138
verwerpen, niet aannemen
rechazar
139
de vertegenwoordiger(ster)
el/la representante
140
de benzinetank
el tanque de gasolina
141
de derde (partij)
el tercero
142
het voertuig
el vehículo
143
de zomer(vakantie) doorbrengen
veranear
144
Hier mag je niet naar binnen
Aquí no se puede entrar
145
Waar kan men betalen?
Dónde se puede pagar?
146
Hoe laat gaan ze open?
A qué hora se abre?
147
Er wordt veel gedacht
Se piensa mucho
148
Men moet om 9 uur sluiten
Hay que cerrar a las nueve
149
Hoe wordt de Spaanse J uitgesproken?
Cómo se pronuncia la jota española?
150
Hier is het goed wonen.
Aquí se vive bien
151
Er wordt veel getennist
Se juega mucho al tenis
152
de trouwakte
el certificado de matrimonio
153
de bijbehorende wettelijke clausule
la cláusula legal anexa
154
toestemmen
consentir
155
weigeren, afwijzen
denegar
156
opvallen
destacar
157
de boedelscheiding
la división de propiedades
158
de bruidsschat
la dote
159
de magistraat
el magistrado
160
de papyrus, papyrusrol
el papiro
161
de Romein
el romano
162
een verzoek indienen
solicitar una petición
163
de (volks)stam
la tribu
164
Hoe zegt u dat | hier niet gerookt mag worden
Aquí no se puede fumar
165
Hoe zegt u dat | men om zes uur opstaat
Uno se levanta a las seis
166
Hoe zegt u dat | er hier veel wordt gelachen
Aquí se ríe mucho
167
Hoe zegt u dat | ze hier niets doen
No se hace nada aquí
168
Hoe zegt u dat | men zich goed verdedigt
Uno se defiende bien
169
Hoe zegt u dat | ze zich met zeep scheren
Uno se afeita con jabón
170
Hoe zegt u dat | er afscheid wordt genomen
Uno se despide
171
Hoe zegt u dat | je hier goed slaapt
Aquí se duerme bien
172
Verkeersborden
Las señales de tráfico
173
de waarschuwingsborden
las señales de información
174
de afslag
la salida
175
het stoplicht
el semáforo
176
voorrang verlenen
ceder el paso
177
de voorrang
la preferencia/ prioridad de paso
178
de wegomlegging
el desvío
179
de wegwijzers
los indicadores / las señales
180
het eenrichtingsverkeer
la dirección única
181
de tegenovergestelde richting
el sentido contrario
182
zachte berm
arcenes sin pavimentar
183
de tolweg
el peaje
184
slipgevaar
carretera resbaladiza / peligro de deslizamiento
185
gevaarlijke bocht
curva peligrosa
186
werk in uitvoering
obras
187
vaart minderen
disminuir la marcha
188
de maximumsnelheid
la velocidad máxima
189
verboden rechtsaf te slaan
prohibido girar a la derecha
190
de voetgangersoversteekplaats
el cruce / paso de peatones
191
verboden in te rijden
dirección prohibida
192
het knipperlicht
la luz intermitente
193
de spoorboom
la barrera
194
de stopstreep
la raya de parada
195
de voorsorteerpijl voor ....
la flecha obligatoria de ....
196
rechtuit gaan
seguir en línea recta
197
de wegen
las carreteras
198
de wegenkaart
el mapa de carreteras
199
de rijbaan
el carril / la calzada
200
de snelweg
la autopista
201
de voorrangsweg
la carretera de prioridad
202
het pad
el sendero
203
het trottoir
la acera
204
het viaduct
el paso elevado
205
(spoor)overwegen
los pasos a nivel
206
het kruispunt
el cruce
207
het klaverblad (kruising)
el cruce en trébol
208
de tunnel
el túnel
209
richting ...
en dirección a .....
210
de voertuigen
los vehículos
211
de personenwagen
el turismo
212
de vrachtwagen
el camión
213
de bestelwagen
la furgoneta
214
de nummerplaat
la matrícula
215
De (verkeers)manoeuvres
La maniobras
216
parkeren
estacionar / aparcar
217
inhalen
adelantar
218
Met hoge snelheid rijden
ir a gran velocidad
219
rijden
circular
220
remmen
frenar
221
door rood licht rijden
saltarse los semáforos
222
(een auto) snijden
cortar el paso
223
gas geven
acelerar
224
toeteren
tocar la bocina
225
de automobilist(e)
el/la automovilista
226
de inzittende
el/la ocupante / pasajero
227
de bestuurder/ster
el/la conductor/a
228
oversteken
cruzar
229
Het verkeersreglement
El Código de la circulación
230
het verkeer
la circulación
231
ik heb een bekeuring gekregen
me han multado
232
botsen tegen
colisionar / chocar contra
233
het rijbewijs
el carné / permiso de conducir
234
de wegsleepdienst
la grúa
235
u bent in overtreding
usted contraviene las reglas
236
fout geparkeerd
mal estacionamiento
237
de parkeermeter
el parquímetro
238
het zwaailicht
La luz azul / giratoria
239
de sirene
la sirena
240
de verkeerscontrole
el control de la circulación
241
de wegenwacht
el auxilio en carretera
242
autopech hebben
tener avería
243
de praatpaal
el teléfono de emergencia
244
de bebouwde kom
el casco (urbano)
245
de tram / bushalte
la parada de tranvía / autobús
246
de verkeersopstopping
el atasco / la congestión
247
Het benzinestation
La gasolinera / la estación de servicio
248
Vol, alstublieft!
Lleno, por favor!
249
de benzine
la gasolina
250
tanken
echar gasolina
251
(de) super (benzine)
(la gasolina) super
252
(de) normale (benzine)
(la gasolina) normal
253
de dieselolie
el gasóleo
254
LPG
GLP
255
loodvrij
sin plomo
256
de zelfbediening
el autoservicio
257
de autobanden
los neumáticos
258
de olie verversen
cambiar el aceite
259
de milieuverontreiniging
la contaminación ambiental
260
de luchtvervuiling
la polución del aire
261
veroorzaken
provocar
262
het milieu
el medio ambiente
263
online
en línea
264
uitsluiten
disipar
265
longweefsel
tejido pulmonar
266
vervang met el que, la que, los que of las que: | Zij geven nooit de service die ik wens
Nunca dan el que deseo (el servicio)
267
vervang met el que, la que, los que of las que: | Ik lees altijd de boeken die Esteban me brengt
Siempre leo los que me trae Esteban
268
vervang met el que, la que, los que of las que: | Ik wil altijd de kamer die de douche heeft
Siempre quiero la que tiene la ducha (la habitación)
269
vervang met el que, la que, los que of las que: | Mijn oma leest de tijdschriften die haar interesseren
Mi abuela lee las que le interesan (las revistas)
270
vervang met el que, la que, los que of las que: | Jullie nemen de wijn die uit Frankrijk komt
Tomáis el que viene/es de Francia (el vino)
271
vervang met el que, la que, los que of las que: | De bril die op tafel ligt is niet van u
Las que están en la mesa no son suyas (las gafas)
272
vervang met el que, la que, los que of las que: | Wij gaan uit met de jongens die in het hotel werken
Salimos con los que trabajan en el hotel (los chicos)
273
vervang met el que, la que, los que of las que: | Jij eet altijd de paella die Santiago bereidt
Siempre comes la que Santiago prepara (la paella)
274
Kan ik hier geld wisselen?
Aquí se puede cambiar dinero?
275
U moet ... euro commissie betalen
Hay que pagar una comisión de ..... euros
276
De gebruikelijke openingstijden van de banken zijn van 9 tot 14 uur
El horario habitual de los bancos es de 9 h a 14 h
277
Geldautomaat
Cajeros automáticos
278
Ik zou graag een rekening willen openen
Me gustaría abrir una cuenta
279
Rekening courant of een spaarrekening?
Cuenta corriente o de ahorros?
280
U hoeft noch onkosten noch commissie voor de rekening te betalen
La cuenta va sin gastos, sin comisiones
281
Voor deze betalingen worden kosten in rekening gebracht
Por estos pagos se le cobrarán algunos gastos
282
de rekeninghoud(st)er
el/la titular de la cuenta
283
het pasje
la tarjeta
284
de acceptgirokaart
la tarjeta de aceptación
285
Voer uw pasje in
Introduzca usted su tarjeta
286
Geld overmaken naar het buitenland
Transferir dinero al extranjero
287
U kunt over uw geld beschikken.....
Podrá disponer de su dinero ....
288
het formulier om ....
el impreso para ....
289
op naam van
a nombre de
290
Voldoende saldo hebben
Tener un saldo suficiente
291
Uw betalingen doen
Efectuar sus pagos
292
de storting
el ingreso
293
Hoe u geld opneemt
Cómo sacar dinero
294
het stortingsbewijs
el resguardo de entrega
295
in contanten
en efectivo
296
de begunstigde
el beneficiario
297
Het geld wordt overhandigd aan degene die door u is gemachtigd
El dinero se le entrega a la persona que usted autorice (van autorizar)
298
een lening afsluiten
contratar un préstamo
299
een lening verstrekken
conceder un préstamo
300
de hypotheek
la hipoteca
301
tegen een rente van 9 %
al interés del 9 %
302
de handtekening
la firma
303
Men moet het aanvraagformulier invullen
Hay que rellenar el impreso de solicitud
304
ergens heen gaan; toesnellen
acudir a
305
hij/zij doet geen vlieg kwaad
es más bueno/a que el pan
306
wie zwijgt stemt toe
quien calla otorga
307
zo ja, ......
en caso afirmativo, .....
308
100 jarig / eeuwenoud
centenario
309
beschouwen, aanschouwen
contemplar
310
een vergadering beleggen
convocar una reunión
311
gevangenisstraf uitzitten
cumplir condena
312
de zwager, schoonzus
el/la cuñado/a
313
niet kennen, niet bekend zijn met
desconocer
314
de bestemming
el destino
315
het woord richten tot, toespreken
dirigir la palabra a
316
de uitverkorene
el/la elegido/a
317
gek worden
enloquecer
318
uitbreken (van oorlog)
estallar
319
zich uitstrekken
extenderse
320
de gevel
la fachada
321
mager
flaco
322
de bron
la fuente
323
(samen) smelten
fundirse
324
de traan
la lágrima
325
verdienen
merecer
326
verwennen
mimar
327
aanleiding geven tot
motivar
328
de oever
la orilla
329
de branche, de (bedrijfs)tak
el ramo
330
belonen
recompensar
331
de oppervlakte
la superficie
332
het tintje
el tinte
333
de tijd nemen om
tomarse tiempo para
334
op barse, vinnige toon
en tono brusco
335
zijn tong inslikken
tragarse la lengua
336
zich verplaatsen
trasladarse
337
de man
el varón
338
kwiek
vivaz