H3: niveaus in groepen Flashcards

(20 cards)

1
Q

inhoudsniveau

A

het werk aan de doelstelling en taak (WAT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

procedureniveau

A

de werkwijze ter concretisering van de taak (HOE)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

interactieniveau

A

het groepsproces en de onderlinge betrekkingen (TUSSEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bestaansniveau

A

het individuele proces van ieder groepslid (BINNEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

contextniveau

A

invloeden die in de groep doorklinken vanuit de context, bijvoorbeeld maatschappelijke invloeden (BUITEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Communicatieproblemen liggen vaak op betrekkingsniveau:

A

= Communicatieprblm komt vaak door verkeerde interactie
Vb. ja ja, ik ga akkoord

wat en hoe?
Wat wordt er gezegd?
Jaja ik ga akkoord

Hoe wordt het gezegd? Enthousiast?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inhoudsniveau en interventies

A

De groep moet helderheid / duidelijkheid hebben waarover het gaat
WAT moet er worden bereikt? Duidelijke doelstellingen
Heeft de groep dit niet dan wordt de groep stuurloos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe bereik je helderheid in een groep?

A
  • Luisteren en samenvatten
  • Informatie geven en opvragen
  • Meningen geven of opvragen
  • Voorstellen doen of opvragen
  • Deskundigheid tonen
  • Aansluiten op de groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

procedureniveau en interventies

A

Het kiezen van een goede werkwijze of procedure is van groot belang voor de taakvervulling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe pak je procedureniveau interventies aan?

A
  • De groep werkt aan de doelstelling op een welbepaalde manier (hoe)
  • Een goeie manier zal de taakvervulling bevorderen, een slechte manier zal de taakvervulling afremmen:
  • Vragen over het functioneren van groepen
  • Structuur van de groep
  • Methodiek/werkvormen
  • Omgangsregels
  • Interventies op procedureniveau (zie p.88)
  • Onzichtbare interventies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

interactieniveau en interventies

A

Wanneer een groepsbegeleider (en/of ieder individueel groepslid) hier goed op inspeelt kan de groep tot een effectieve eenheid ontwikkelen en kan de KRACHT van de groep tot uiting komen. Wanneer een groep in zijn KRACHT zit, ontstaan wonderlijke dingen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mogelijke interventies op interactieniveau

A
  • Goede kennismaking => veilige setting, open klimaat
  • Kritiek op de leider toestaan
  • Veilig klimaat /vertrouwen creëren / zorg delen
  • Aandacht voor informele patronen in de groep
  • Kritiek of weerstand accepteren en serieus nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bestaansniveau en interventies

A

Aandacht voor wat er zich binnen mensen afspeelt/ tegemoet komen aan psychosociale behoeften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mogelijke interventies op interactieniveau

A
  • Acceptatie -> belangrijk om mensen positief te bevestigen maar alleen doen als je het echt meent
  • Feedback en confrontatie
  • Persoonsgerichte interventies
  • Openheid
  • Experimenteerzin
  • Voorbeeldfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

5 contexten

A
  • De context van de cultuur en van de maatschappij
  • De context van de omringende organisatie
  • De context van de groep zelf
  • De persoonlijke context van ieder groepslid
  • Het tijdsbeeld als context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Context van de cultuur en van de maatschappij

A

Cultuur:
- Taalgewoonten
- Denkpatronen
- Opvoedingstijlen

hieruit voortvloeiende cultuurverschillen leiden tot een ander gedrag tussen mensen

Maatschappij:
- Sociale klassen
- Elke sociale klassen heeft zijn eigen cultuur
De maatschappelijke achtergrond waar de groep zich in bevind, vroeger zouden we dat benoemen als sociale klassen (vroeger vooral bepaald door het beroep van de vader).
Elke sociale klasse heeft een eigen manier van praten, denken en voelen…

Voorbeeld:
Cultuur: Jongeren die gewoon zijn van op straat te hangen -> hebben een taalgewoonte die nie altijd positief is in jou groep, heel de tijd uitdagen, verwijten, wet van de sterkte

17
Q

Context van de omringende organisatie

A

De organisatiecontext raakt teams binnen bedrijven en instellingen. Elke organisatie kent haar eigen cultuur, historie en tradities, waarop omgangs- en communicatievormen gebaseerd zijn. werk je in een organisatie waarbij de leiding gevende zegt doe gwn wat ik zeg of apprecieert hij feedback.

18
Q

Context van de groep zelf

A

De eigen historie van een groep of team, lange traditie? Pas gevormd? Samenstelling, status/imago, eigen werkprocedures en omgangsvormen.

19
Q

Persoonlijke context van ieder groepslid

A

Ieder teamlid apart heeft een eigen context of levensgeschiedenis, ontwikkelde bepaalde (overlevings)patronen (vaak zonder zelf te beseffen). En brengt dat mee naar de groep.

Los daarvan zijn er ook plotse gebeurtenissen uit de leefwereld van de groepsleden die hun gedrag kunnen beïnvloeden zoals hou rekening met deze “onzichtbare achterban” of het “aanwezige, afwezige groepslid”

20
Q

Tijdsbeeld als context

A

elke groep is een kind van zijn tijd. De tijdsgeest kleurt onze gedragingen en ons denken en dat veruitwendigt zich in onze groepen.
- vergrijzing/ontgroening
- afnemende solidariteit tussen generaties
- toenemende eenzaamheid en isolement
- inkrimpende verzorgingsstaat
- toenemende verharding/ minder verdraagzaamheid
- aandacht voor het klimaat
=> De tijd waarin we leven kleurt ons gedrag en onze interactie in groepen