H3 reversed Flashcards
(43 cards)
1
Q
over, door heen
A
per
2
Q
(rond)zwerven, dwalen
A
errare
3
Q
vier
A
quattuor
4
Q
paard
A
equus
5
Q
vriendin
A
amica
6
Q
naderen
A
appropinquare
7
Q
binnengaan, binnenkomen
A
intrare
8
Q
verzamelen
A
legere
9
Q
lachen
A
ridere
10
Q
horen
A
audire
11
Q
zien
A
videre
12
Q
meteen
A
statim
13
Q
verliefd zijn (op), beminnen
A
amarae
14
Q
proberen
A
temptare
15
Q
maar
A
sed
16
Q
in, naar
A
in
17
Q
uitroepen
A
exclamare
18
Q
roven
A
rapere/io
19
Q
durven
A
audere
20
Q
want, immers
A
enim
21
Q
vervolgens, daarna
A
deinde
22
Q
openen
A
aperire
23
Q
pf van aperire
A
aperui
24
Q
onder(in)
A
sub
25
nu
nunc
26
koningin
regina
27
zitten
sedere
28
tussen, temidden van
inter
29
zich verheugen, blij zijn
gaudere
30
verdrietig zijn
dolere
31
want
nam
32
helpen
iuvare
33
teruggeven
reddere
34
(na)denken
cogitare
35
noch ... noch, niet ... en ook niet
nec ... nec
36
begeren, verlangen, willen
cupere/io
37
besluit, plan
consilium
38
nemen
capere/io
39
jaar
annus
40
verdelen
dividere
41
zes
sex
42
toen, dan
tum
43
zorgen (voor)
curare