H8 Flashcards
(49 cards)
1
Q
aedificare
A
bouwen
2
Q
vir, viri (2e groep)
A
man
3
Q
complere
A
vullen
4
Q
in
A
in, op
5
Q
pro
A
voor
6
Q
a(b)
A
van(af), door
7
Q
prope
A
dichtbij
8
Q
occultare
A
verbergen
9
Q
de
A
vanaf
10
Q
murus
A
muur
11
Q
spectare
A
kijken
12
Q
navis, es
A
schip
13
Q
porta
A
poort
14
Q
e(x)
A
uit, sinds
15
Q
cucurri
A
pf van currere
16
Q
currere
A
rennen
17
Q
alii … alii
A
sommigen … anderen
18
Q
flamma
A
vlam, vuur
19
Q
delere
A
vernietigen
20
Q
ubs, urbes
A
stad
21
Q
cum
A
(samen) met
22
Q
ut
A
zodra (als)
23
Q
credidi
A
pf van credere
24
Q
credere
A
geloven, vertrouwen
25
donum
geschenk
26
dolus
list
27
carere
vrij zijn van, missen
28
somnus
slaap
29
hostis, hostes
vijand
30
habere
hebben, houden
31
arma
wapens
32
auxilium
hulp
33
lectus
bed
34
surrexi
pf van surgere
35
surgere
oprijzen, opstaan
36
ii
pf van ire
37
ire (eo)
gaan
38
via
weg, straat
39
clamor, clamores
geschreeuw, kreet
40
cepi
pf van capere
41
capere/io
nemen
42
turba
menigte
43
ad
naar, tot aan, bij
44
regia
paleis
45
ara
altaar
46
horrui
pf van horrere
47
horrere
huiveren
48
statui
pf van statuere
49
statuere
besluiten