H8: generalistische managementdomeinen

Question 1

generalistische management domeinen

Answer 1

> domeinen die zich niet richten op elk middel afzonderlijk maar wel tot de organisatie als geheel

Question 2

3 generalistische managementdomeinen

Answer 2

1. strategisch management
2. organisatie management
3. cultuurmanagement

Question 3

strategisch management

Answer 3

definitie hangt af van management perspectief!

klassiek
gedragsmatig

Question 4

klassiek mng perspectief op strategisch management

Answer 4

> formeel plan
toekomstgericht, lt focus
geintegreerd plan waar HELE organisatie centraal staat
expliciete omgevingsfocus
blueprint, geen toevalligheden
DOEL: langetermijn overleving, slagkracht, continuïteit

Question 5

gedragsmatig mng perspectief op strategisch mng

Answer 5

> strategie is dominant gedragspatroon dat te vgl is de persoonlijkheid van een persoon
slechts gedeeltelijk gepland en gedeeltelijk spontaan
het geplande gedeelte is onderheving aan invloed vh complexe mensbeeld en sterk subjectief gekleurd
strategie kijkt niet enkel naar de toekomst maar ook naar het verleden: wie zijn we?
vaak metaforen
DOEL: voor zover er over een doel kan gesproken worden want dit impliceert een bewuste intentie en die is er slechts gedeeltelijk. (= leven/overleven)

Question 6

hoe komt strategie tot stand?

Answer 6

> hangt af naargelang het management perspectief

Question 7

Rationele activiteiten cyclus (rationeel management perspectief)

Answer 7

eerste regel: de formulering van de strategie dient te verlopen volgens een lineair, sequentieel stappenplan van activiteiten in een vaste, lineaire volgorde

1. visie
2. missie
3. strategische omgevingsanalysen
4. strategische doelen
5. strategische acties
6. strategie implementatie

Question 8

visie

Answer 8

> start voor publieke en social profit organisaties

> ideaaltypsich maatschappij beeld

Question 9

missie

Answer 9

> start voor alle andere organisaties

> verwijst naar de bestaansredenen van de organisatie

Question 10

strategische doelen

Answer 10

> doelen die betrekking hebben op lange termijn, op de integrale organisatie en op de omgevingsanalyse geïnventariseerde aandachtspunten

Question 11

strategische acties

Answer 11

> fundamentele keuzes over hoe de strategische doelen zullen worden gerealiseerd

Question 12

strategie implementatie: 3 deel fases

Answer 12

1. doorvertaling naar tactische en operationele doelen zodanig dat er 1 consistente doelencascade ontstaat
2. afstemming met de structuur en cultuur van de organisatie
3. controle of monitoring via de ontwikkeling van een strategisch prestatiemeetsysteem

Question 13

2e vuistregel van rationele activiteiten cyclus

Answer 13

> herhaling van de strategische activiteitencyclus volgens een vast tijdspatroon (zo ontstaat er een continue of gestadige aanpassing van de strategie)
de organisatie mmoet op vaste, gezette tijdstippen worden hergeprogrammeerd

Question 14

3e vuistregel rationele activiteiten cyclus

Answer 14

> de cyclus moet sterk worden aangestuurd door het topmanagement

Question 15

incrementele activiteiten cyclus (gedragsmatig mng perspectief)

Answer 15

> geen lineair, sequentieel stappenplan
geen vast cyclisch tijdspatroon
geen vaste topdown aansturing

Question 16

politieke activiteiten proces (stakeholdersbenadering)

Answer 16

> idem aan gedragsmatig (incrementeel)

> veel aandacht voor invloed van verschillende interne en externe stakeholders

Question 17

rationele instrumentenkoffer

Answer 17

> gestandaardiseerde set van erkende en zo kwaliteitsgeranderende instrumenten bij elke activiteit
missie: inhoudelijke en vormelijke criteria van een goede missieformulering
strategische omgevingsanalyse: richtlijnen over welke informatie er moet worden verzameld + hoe deze eenduidig dient te worden geïnterpreteerd in een swot analyse
strategische doelen: smart
strategische acties:

Question 18

strategisch doel: slagvaardigheid

Answer 18

acties:
1. kostenleiderschap
2. differentiatie strategie
3. focusstrategie

Question 19

strategisch doel: groei bewerkstelligen

Answer 19

acties: 
inhoudelijke groeistrategieën 
- marktpenetratie 
- productontwikkeling
- marktontwikkeling
- diversificatie 

organisatorische groeistrategieën:

• via interne groei
• via fusie
• via acquisitie
• via fgds (tijdelijk samenwerken met 3e partner)

Question 20

strategisch doel: meer evenwichtig productportfolio beheren

Answer 20

1. cash cow
2. stars
3. question mark
4. dogs

Question 21

cash cow product

Answer 21

product waarvan het marktaandeel groot is maar waar de toekomstige groeiperspectieven van de markt negatief zijn

Question 22

star producten

Answer 22

= groot marktaandeel, gunstige groei perspectieven

Question 23

question mark product

Answer 23

= klein marktaandeel, interessante groeiperspectieven

Question 24

dogs producten

Answer 24

= klein marktaandeel, klein groeipotentieel

Question 25

gedragsmatige instrumenten koffer

Answer 25

> GEEN gestandaardiseerde set van erkende en kwaliteitsgaranderende instrumenten maar suggesties of principes en richtlijnen > missie: realiteits getrouwe weergave van dominant gedragspatroon > strategische omgevingsanalyse: aandacht voor informatie filters die waarneming of perceptie vertekenen > strategische doelen: noodzakelijke voor een realistische en volledige beeldvorming > strategische acties: zeer divers en organisatie specifiek

Question 26

stakeholders toolbox

Answer 26

GEEN gestandaardiseerde set van erkende en kwaliteitsgaranderende instrumenten maar suggesties of principes en richtlijnen, beinvloed door stakeholders > missie: weerspiegelt dominante stakeholder > omgevingsanalyse: sterk vertekend door stakeholders > strat. doelen en acties: vwp voor politiek gedrag, meest machtige stakeholders bepalen vaak het planmatig gedeelte.

Question 27

voorkennis nodig voor strategisch management

Answer 27

``` > economie > recht > politicologie > wiskunde > psychologie > sociologie > communicatie ```

Question 28

cultuurmanagement

Answer 28

= invulling, vormgeving en aansturing/verandering van de organisatie cultuur

Question 29

organisatiecultuur

Answer 29

= geheel van gemeenschappelijke waarden en normen die alle organisatieleden delen en die zo het denken van het gedrag van de organisatie beïnvloeden

Question 30

definitie cultuur

Answer 30

> geheel van onderling vervlochten mentale en gevoelsmatige codes die worden gedeeld door een collectiviteit van mensen en die het denken en gedrag sterk beïnvloeden

Question 31

niveaus van cultuur

Answer 31

> maatschappelijke cultuur (hele samenleving) > maatschappelijke subcultuur (onderdeel van samenleving) > organisatie cultuur (organisaties actiev binnen de samenleving) > organisatie subcultuur (collectiviteit binnen de organisatie)

Question 32

martin, robey en sales: niveau's van cultuur

Answer 32

1. perceived culture of surfaced culture: zichtbare artefacten, symbolen en praktijken 2. gedeelde waarden, opvattingen, attitudes en normen die een meer dieperliggende betekenis geven aan niveau 1. 3. underlying assumptuions: vrij fundamentele denkbeelden de vaak onbewust aanleiding geven tot ontstaan van niveau 2

Question 33

cultuur management impliceert 4 activiteiten

Answer 33

1. diagnose van organisatie cultuur (in kaart brengen typ. kenm. plannen) 2. gap analyse (inventariseren van de afstemming tussen de organisatie cultuur en organisatie structuur/strategie/omgeving (plannen) 3. veranderen van organisatie cultuur (kan gevolg zijn van gap analyse) 4. socialiseringsproces (aanleren en bijbrengen van de gewenste organisatiecultuur vanuit diverse cultuurniveaus)

Question 34

socialiseringsproces

Answer 34

1. primaire socialisering (maatschappelijke cultuur) 2. secundaire socialisering (vanuit allerhande onderwijsinstellingen) 3. tertiaire socialisering (aanleren of bijbrengen van organisatie cultuur)

Question 35

diagnose instrumenten koffer

Answer 35

1. kwalitatieve technieken: debat over hidden beliefs, tegenpooldiscussies, helder en ondubbelzinnig waarden en normen benoemen en verder denken dan puur rationeel 2. kwantitatieve technieken: vragenlijsten gekoppeld aan cultuur typoligiën adh waarvan men gestandaardiseerde sets van waarden en normen identificeert

Question 36

work / play hard cultuur

Answer 36

> zeer prestatie gericht maar weinig risico > werk moet leuk zijn > teamgeest

Question 37

procescultuur

Answer 37

> systeemgericht, weinig risicol vol werk > proces > prestatie > details

Question 38

machocultuur

Answer 38

> risicozoekend | > individueel scoregedrag

Question 39

bet your company cultuur

Answer 39

> zeer risicovol werk > degelijkheid en professionele oplossingen > technische kennis en vaardigheden

Question 40

machtcultuur

Answer 40

> individuele personen bepalen | > machtsconcentratie en autoriteit

Question 41

rolcultuur

Answer 41

> procedures en regels bepalen denken en handelen | > stabiliteit en voorspelbaarheid

Question 42

taakcultuur

Answer 42

> teams bepalen > expertise en deskundigheid > flexibiliteit en resultaatgerichtheid

Question 43

persooncultuur

Answer 43

> persoonlijkheden en karakters bepalen > afspraken en tradities > lidmaatschap en persoonlijke relaties

Question 44

familiecultuur

Answer 44

> respect voor hiërarchie > patriachale op vertrouwen gebaseerde omvang > intrinsieke en informele beloningsvormen

Question 45

eifeltoren cultuur

Answer 45

> respect voor hierarchie > onpersoonlijke omgang > belang van regels en structuren

Question 46

guided missiler cultuur

Answer 46

> respect voor egalitaire posities > sterk geindividualiseerde omgang > belang van prestaties

Question 47

cultuurverandering koffer

Answer 47

richtlijnen voor grondige verankering: > heldere visie op nieuwe organisatie cultuur > expliciet, voor iedereen duidelijk waarneembaar engagement vanwege het topmanagement > symbolisch leiderschap waargenomen door alle managers binnen de organisatie > nauwgezette selectie van nieuwe medewerkers