HC 1.10: Metabole botziekten Flashcards
(49 cards)
leerdoelen:
- je hebt inzicht in de calcium en fosfaat regulatie
- en hoe verstoringen hierin leiden tot aandoeningen van het skelet
- je snapt de pathogenese en daardoor ook de behandeling van veel voorkomende metabole botziekten:
- osteomalacie
- hyperparathyreoidie
- je kent (maar minder gedetaileerd) ook nog wat andere metabole botziekten
functies van het skelet:
- mechanische functies: aanhechtingsplaats voor spieren en houding
- beschermende functie: beschermt vitale organen en huisvest beenmerg
- metabole functie: reservoir mineralen, calcium en fosfaat
- hormoonproducerend
skelet:
- 15% van het totale lichaamsgewicht
- droog skelet (water en vet verwijderd) 10% van totale gewicht
- 65-70% mineralen
- calcium 38%
- fosfaat 18%, ratio 2:1, vrij constant
- 30-35% droog organisch
belang van calcium en fosfaat:
CALCIUM
- prikkelgeleiding/spiercontractie
- immuunrespons
- bloedstolling
- botstevigheid
FOSFAAT
- energiehuishouding
- DNA/RNA
- botstevigheid
–> calcium en fosfaat spiegels worden daarom strikt gereguleerd!
calcium balans:
- je krijgt gemiddeld 1-1,5 gram calcium per dag binnen
- dat wordt vanuit de darm opgenomen in het lichaam
- er vindt een uitwisseling plaats met het bot
- en uitscheiding vindt plaats via de nieren en de feces
–> doormiddel van deze regulatie wordt dus de calcium spiegel strikt gereguleerd. hormonen hebben daar invloed op.
waar zit calcium en fosfaat in?
- calcium zit met name in zuivelproducten
- fosfaat zit ook in eieren, brood, vlees en groente
fosfaat balans:
- wordt opgenomen via de darm
- er vindt uitwisseling plaats met bot
- en er vindt excretie plaats via de nier en de darm
–> en ook hier wordt dus het fosfaat mooi gereguleerd
belangrijke hormonen in de calcium en fosfaat huishouding:
- Vitamine D (met name het actieve)
- PTH
- FGF23
hoe werkt de calcium huishouding?
- als het serum calcium daalt, dan registreren de bijschildklieren deze verandering
- als het calcium omlaag gaat, dan gaat de bijschildklier meer PTH maken
- PTH stimuleert in het bot via de osteoclasten, botresorptie, waardoor calcium en fosfaat vrijkomt
- het PTH zorgt er ook voor dat niet-actief vitamine D wordt omgezet in actief vitamine D. waardoor je in je darm meer calcium en fosfaat gaat opnemen.
- daarmee gaan dus zowel je calcium als fosfaat spiegel omhoog
- PTH heeft een remmende werking op een aantal enzymen in de nier, waardoor je meer calcium reabsorptie en fosfaat uitscheiding krijgt in de urine
–> door al deze dingen normaliseert de calcium spiegel/level
–> maar naast de normalisatie van het calcium, zie je dat het fosfaat juist weer omhoog gaat
–> dus door de normalisatie van het calcium, krijg je een stijging van het fosfaat
wat gebeurt er als het calcium weer genormaliseerd is, maar daardoor het fosfaat is gestegen?
- als reactie op de stijging van het fosfaat, gaat het bot FGF23 maken
- dat FGF23 remt dan de PTH afgifte in de bijschildklier
- het FGF23 remt ook het 1alfa-hydroxylase, waardoor inactief vitamine D niet meer wordt omgezet in actief vitamine D. daardoor krijg je minder calcium en fosfaat resorptie in de darm.
- FGF23 remt ook die enzymen in de nieren. daardoor krijg je minder fosfaat reabsorptie, waardoor je meer fosfaat gaat uitplassen
–> en door al deze dingen samen, zorgt dat het te hoge fosfaat weer omlaag gaat en je weer een normale fosfaat spiegel krijgt
maar als het fosfaat weer is hersteld, dan zie je dat het calcium weer daalt. je komt dan eigenlijk weer terug in de situatie van het begin, dus dat het serum calcium daalt en de bijschildklier PTH gaat afgeven.
–> dit systeem is dus continu in balans, als alles goed gaat
ZIE PLAATJE IN WORD
vitamine D: verhoogt Calcium, verhoogt fosfaat
PTH: verhoogt calcium, verhoogt/verlaagt fosfaat
FGF23: verlaagt fosfaat
vitamine D:
- op basis van cholesterol en zonlicht kan vitamine D3 worden geproduceerd
- vitamine D3 kan ook in je voeding/dieet zitten, zoals in vis, vlees en supplementen
–> dat vitamine D3 wordt in de lever omgezet in 25-hydroxyvitamine D3
–> en dat wordt met behulp van het 1alfa-hydroxylase omgezet in het actieve vitamine D
wat gebeurt er als iemand een vitamine D deficiëntie heeft?
- er is een te laag actief vitamine D
- daardoor verminderde calcium en fosfaat absorptie in de darm
- daardoor dalen het serum calcium en fosfaat
- de sensor in de bijschildklier merkt op dat het serum calcium te laag is
- het PTH gaat omhoog
- er komt meer calcium vrij uit het bot
–> maar als je maar genoeg calcium en fosfaat uit je bot blijft halen, dan is dat niet gunstig voor de mineralisatie van je bot
–> als je dus lang een vitamine D tekort hebt, dan raakt de mineralisatie van je bot verstoord, waardoor de botdichtheid lager wordt en het bot dus zwakker
als er uiteindelijk een botprobleem ontstaat, door dus een tekort aan vitamine D en dus verstoorde minderalisatie, dan noemen we dat:
- rachitis (bij kinderen)
- osteomalacie (bij volwassenen)
rachitis en osteomalacie, oorzaak:
oorzaak: een absoluut of relatief tekort aan actief vitamine D
- vitamine D-deficiëntie
- tekort in voeding
- onvoldoende blootstelling aan zonlicht
- malabsorptie
- onvoldoende 25-hydroxylering (leverziekten)
- onvoldoende 1alfa-hydroxylase activiteit (nierziekten)
- overige
- vitamine D resistentie (hypofosfatemische rachitis)
- anti-epilepticagebruik (versnelde afbraak van vitamine D)
bij rachitis zie je dat kinderen kromme benen krijgen, omdat de botten zwak zijn en het gewicht niet aankunnen. ook zie je gestoorde mineralisatie van de tanden.
bij zowel rachitis als osteomalacie staat de gestoorde mineralisatie van het bot centraal.
bij kinderen met rachitis is dus de mineralisatie van botten gestoord. daardoor is er ook onvoldoende mineralisatie in de matrix van de groeischijven.
–> je krijgt daardoor dus ook minder lengtegroei
door het vitamine D tekort, waardoor dus rachitis of osteomalacie ontstaat, krijg je dus gestoorde mineralisatie van het bot. maar daarnaast krijg je ook:
- hypocalciëmie (spierzwakte, hypotonie, tetanie)
- botpijn
- verhoogd fractuur risico
diagnostiek van rachitis en osteomalacie:
- laboratoriumonderzoek (calcium, fosfaat, vitamine D, PTH, alkalisch fosfatase (die is verhoogd))
- afbeeldend onderzoek (conventioneel röntgenonderzoek, DEXA scan)
wat meet je met een DEXA scan?
- de mineralisatie van het bot
- het aantal botbalkjes
het conventionele röntgenonderzoek gebruik je vooral om te kijken of er pseudofracturen zijn. en bij kinderen kan je kijken hoe erg de kromstand van de benen is.
behandeling van osteomalacie en rachitis:
- vitamine D suppletie
- preventie bij kleine kinderen