HC 2.1: Anatomie van onderarm, pols en hand Flashcards

(28 cards)

1
Q

benige structuren van pols en hand:

A
  • ulna en radius
  • daaronder de 8 carpalia
  • Os Scaphoideum, Os Lunatum, Os Triquetrum. Os Pisiforme
  • Os Trapezium, Os Trapezoideum, Os capitum, Os Hamatum
  • de Scaphoideum, Lunatum en Triquetrum vormen het gewricht met je onderarm, dus met je radius
  • tussen het Os triquetum en de ulna zit ruimte, waardoor het gewricht beweeglijk is
    –> dus distale radius en ulna –> carpus –> metacarpus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ezelsbruggetje voor de 8 carpalia:

A
  • Some Lovers Try Positions That They Can’t Handle
  • steeds van radius naar ulna
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bij pronatie en supinatie draait de radius over de ulna. de ulna ligt stil.

A

en als je die pronatie en supinatie doet, dan draaien de carpalia, waarmee de radius een gewricht vormt, ook over de ulna.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in het polsgewricht, is de radius groter dan de ulna. terwijl juist bij het gewricht in de elleboog met de humerus, de radius juist klein is en de ulna juist groot, met het olecranon.

A
  • het polsgewricht bestaat niet alleen uit het gewricht van de radius en ulna met de carpalia
  • maar het bestaat ook uit het gewricht tussen ulna en radius (articulatio radioulnaris distalis)
  • de radius heeft dus in de pols een groot oppervlak, waarmee het contact maakt/een gewricht vormt (middels de facies articularis carpalis) met 2 carpalia, namelijk Os scaphoideum en Os lunatum
  • tussen de ulna en het Os lunatum en Os Triquetum zit een extra kraakbeen structuur
  • tussen die ulna en die carpalia zit best wat ruimte, en dat wordt dus opgevuld door een kraakbeen structuurtje, wat een soort kussentje daar vormt
    –> dat heet het triangulaire fibrocartilagineuze complex (TFCC)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tuberculum van lister:

A
  • een uitsteekseltje/knobbeltje op de dorsale zijde van de radius
  • daar loopt een pees langs, extensor van je duim loopt daar omheen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 groepen ligamenten in pols/hand:

A
  • van onderarm naar carpus
  • ligamenta intercarpea
  • ligamenta carpometacarpea
  • ligamenta metacarpea
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geen ‘eigen’ spieren voor de pols.
2 groepen spieren:

A
  1. onderarm naar de hand/pols
    1a. ventraal (flexoren)
    1b. dorsaal (extensoren)
  2. intrinsieke (korte) handspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de spieren die aan de ventrale zijde lopen, de flexoren:

A
  • 2 groepen lange flexoren, die helemaal naar het puntje van je vingers lopen
  • en de korte flexoren, aan de ulnaire en radiale zijde, die zorgen voor de buiging van je pols
  • de korte eindigen op de carpalia, en zorgen voor de flexie van de pols
  • de lange lopen door naar je vingers en zorgen voor flexie van de vingers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

per vinger heb je 2 flexoren, een oppervlakkige en een diepe.

A
  • de m. flexor digitorum profundus (diep)
  • de m. flexor digitorum superficialis (oppervlakkig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bij extensie van de pols, voel je de spieren aan de radiale zijde aanspannen, lateraal. dus de extensoren zitten vast aan:

A

de laterale epicondylus van de radius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bij flexie van de pols voel je de spieren aan de ulnaire zijde aanspannen, mediaal. dus de flexoren zitten vast aan:

A

de mediale epicondylus van de ulna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

al die pezen van spieren, die naar de puntjes van je vingers gaan, gaan in de pols onder een ligament door:

A

het retinaculum musculorum flexorum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het retinaculum musculorum flexorum vormt in de pols een soort tunnetje/kanaaltje, waar de pezen en de n. medianus doorheen lopen. hoe noemen we dat kanaal?

A

carpale tunnel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke flexoren en zenuw lopen er door die carpale tunnel geen?

A
  • FDS, dus flexor digitorum superficialis
  • FDP, dus flexor digitorum profundus
  • nervus medianus
  • en nog een duim flexor, de flexor pollicis longus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de m. flexor digitorum superficialis (FDS) loopt het minst ver door naar de vingers. die loopt namelijk naar je middelste vingerkootje toe.
deze loopt dus alleen maar over je proximale interphalangeale gewricht heen (PIP).

A

de m. flexor digitorum profundus gaat dwars door de FDS heen en die gaat helemaal naar het laatste vingerkootje toe. dus die gaat over de distale interphalangeale gewrichten heen, de DIP.
–> dus per vinger 2 pezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

om de pezen die in de vingers lopen, op hun plek te houden, dicht tegen de benige structuren aan, hebben we nog extra ligamentjes:

A

de Pulleys
dit zijn ligamentaire banden die over die pezen liggen en die pezen op hun plek houden, tegen het bot aan.
–> je hebt er 2 van: annulare en cruciform (cruciale, de gekruiste)

17
Q

aan de dorsale zijde van de onderarm, zitten de extensoren:

A
  • 1 groep lange extensoren, de extensor digitorum communis
  • 2 korte extensoren, de extensor carpi radialis (longus en brevus) en de extensor carpi ulnaris
18
Q

al die pezen naar de hand, lopen door verschillende peesschedes heen. en de pezen binnen zo’n peesschede hebben ongeveer dezelfde functie.

A

iedere pees die een andere beweging doet, zit in een andere peesschede

19
Q

vinculae tendineae:

A
  • soort ligamentjes die tussen de verschillende pezen van de verschillende extensoren zitten
  • ze houden de boel stabiel
20
Q

thenar: dit zit aan de duimkant, zorgt voor dat soort kussentje bij je duim

A

een groep spieren die bestaat uit:
- M. adductor pollicis, caput transversum + caput obliquum
- M. abductor pollicis brevis
- M. flexor pollicis brevis
- M. opponens pollicis

21
Q

hypothenar:

A
  • is de tegenhanger van de thenar, deze zit aan de kant van de pink
  • is ook weer een spiergroep, die bestaat uit:
  • M. opponens digiti minimi
  • M. flexor digiti minimi
  • M. abductor digiti minimi
22
Q

instrinsieke handspieren:

A
  • mm. lumbricales, zorgt met name voor de buiging van je vingers. deze spieren hechten aan botten, maar in de handpalm hechten ze aan de pezen van de FDP
  • m. interosseus palmares (vingers sluiten) en m. interosseus dorsales (vingers spreiden) –> (samen mm. interossei)
23
Q

de n. musculocutaneus doet vooral spierinnervatie in de bovenarm.
de n. axillaris blijft in de oksel
–> dus maar 3 zenuwen die naar de hand gaan

A
  • n. ulnaris
  • n. medianus
  • n. radialis
24
Q

beloop n. medianus en wat het innerveert:

A
  • de n. medianus loopt mediaal door je elleboog heen.
  • gaat dan door de m. pronator teres en innerveert ook die spier.
  • en gaat vervolgens door naar je vingers
  • daar doet hij de motoriek, de flexie van 1e, 2e en 3e vinger. en innerveert ook de radiale zijde van de 4e vinger.
  • en innerveert de m. lumbricalis van de eerste drie vingers
25
beloop n. ulnaris en wat het innerveert:
- de n. ulnaris loopt mediaal (aan de ulnaire zijde) door de elleboog heen - en loopt dan aan de mediale zijde verder naar je hand - doet flexie van de 4e en 5e vinger. - aan de palmaire zijde doet het de sensibiliteit van de 4e en 5e vinger, en de ulnaire zijde van de 3e vinger - en het inneveert ook alle intrinsieke handspieren - en de lumbricalis van de 4e en 5e vinger.
26
beloop van de n. radialis en wat het inneveert:
- komt van de fasciculus posterior, dus van achteren - loopt dorsaal in de bovenarm, gaat door je triceps heen - komt kort naar ventraal en splitst daarna in 3 verschillende takken - ze innerveren de hele triceps en al je extensoren - en doet dus ook de sensibiliteit van het grootste deel van de dorsale zijde van je arm
27
de radialis en ulnaris lopen dus naar de hand toe:
- de radialis splitst net voor de pols in 2 takjes - 1 tak gaat over de carpale tunnel heen - de ander duikt naar achter en gaat achter de duim langs en komt dan tussen duim en wijsvinger weer naar je handpalm toe - de radialis en ulnaris vormen in de handpalm de arcus palmare superficiales - en vanuit die arcus komen takjes die naar de vingers toe lopen - die tak die achter de duim loopt en weer terug naar de handpalm komt, vormt een arcus, de arcus profundus
28