HC 16 Embryologie Flashcards

1
Q

Werkterrein klinische embryologie

A
  1. Laboratorium fase ICF/ICSI
  2. Laboratorium fase IUI
  3. Semen diagnostiek
  4. Cryopreservatie van gamaten en embryo’s
  5. Uitvoering van biopsieën
  6. Wetenschappelijk onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het IVF laboratorium proces

A
  1. (Hormonale stimulatie en eicelpunctie)
  2. Eicellen
  3. Zaadcellen
  4. Bevruchting
  5. Embryo’s
  6. Terugplaatsing
  7. Cryopreservatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Eicellen
A

– worden getransporteerd in transportboxen van 37 graden Celsius
a. Opgezocht in kweekschaaltjes en overgezet naar kweekschaaltjes met het goede
medium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Zaadcellen
A

– geteld in de telkamer
a. Op basis van de hoeveelheid zaadcellen wordt bepaald hoe het semen opgewerkt gaat worden. Als je minder zaad hebt wil je namelijk dat het semen makkelijker doordringbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Bevruchting
A

– het bij elkaar brengen van eicellen en spermacellen
- Inseminatie: 2 eicellen in een kweekdruppel, waarbij zaad gepipetteerd wordt.
o Kan nog enige natuurlijke selectie van zaadcellen plaatsvinden.
- Injecteren: 2 naalden (1 waarmee je injecteert en de andere is de holding). Je kijkt door een microscoop terwijl je injecteert.
o De ‘beste zaadcel’ wordt bepaald door de laboratorium mensen.
- Polar body moet boven of onder zijn, om te
voorkomen dat je door het genetisch materiaal prikt.
a. Eicellen worden dan in een incubator met zo optimaal mogelijke omstandigheden gezet voor embryokweek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Embryo’s
A

Tijdens deling van de cellen moeten ze bij een even aantal cellen even groot zijn, en bij een oneven aantal van ongelijke grootte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Terugplaatsing
A

a. Uitkiezen van het mooiste embryo
b. Terugplaatsen via een slangetje (katheter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Cryopreservatie
A

a. Na terugplaatsing blijven vaak embryo’s over die bewaard worden
i. Alleen de goede embryo’s
ii. Onttrekken water uit de cel en cryoprotectans toevoegen zodat de waterkristallen het membraan niet kapot maken bij het invriezen en ontdooien.
iii. Opslag in een soort rietje
iv. Tijdens het ontdooien wordt het rietje open geknipt en de cryoprotectans
langzaam uitgewassen.
b. Bewaring van eicellen als op dag van bevruchting onverhoopt geen zaad is, of als
fertiliteitsbehandeling nodig is.
i. Invriezen met vitrificatie
1. Hoger percentage cryoprotectans en snellere invriezing. Hierdoor
heeft het aanwezige water geen kans om kristallen te vormen.
ii. Ook opwarmen moet heel snel gebeuren
c. Zaadcellen, wanneer een man productie problemen heeft
d. Ovariumweefsel
i. Bewaren als de patiënt geen tijd heeft om IVF hormoon behandeling te doen
of als een meisje te jong is en geen cyclus heeft.
ii. Eierstok opensnijden in het lab en met een scalpel de medulla van de
eierstok eruit snijden. Dan blijft er alleen nog een schilletje over met
primordiale follikels. Van dit schilletje worden kleine stukjes gemaakt zodat
de cryoprotectans goed door kan dringen. Dit wordt ingevroren in kleine
buisjes mbv slow freeze.
iii. Als de vrouw weer kinderwens heeft en klaar is met behandeling (voor haar
ziekte?) kan het weefsel weer ontdooid en teruggeplaatst worden.
1. Patiënt op de OK, dan pas ontdooien anders is het slecht voor het
weefsel. Dit ontdooien duurt ongeveer een half u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly