HC 2.4 Pathologie van afstoting Flashcards

1
Q

Waarom doen we een nierbiopt?

A
  1. Geeft een diagnose
    - Klinische diagnose wijzigt in 25-30%
  2. Sturen van behandeling
    - Therapie verandering in 30-40%
    - Stelt activiteit vast en zicht op herstel mogelijkheid
    - Graad van de afstoting bepaald de behandeling.
  3. Voorspellen van prognose
    - Soort pathologie en mate van afwijkingen
  4. Onthullen van pathogenese
    - Moleculaire en cellulaire mechanismen
  5. Validatie van uitkomst
    - Gebruikt als eindpunt in klinische trials
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heeft de nefropatholoog altijd gelijk?

A

Nee, omdat:
- Verschillende pathogenetische mechanismen kunnen een soortgelijke morfologische respons geven. Bijvoorbeeld: allergische reactie en rejectie kunnen er morfologische hetzelfde uitzien.
- Grote van het biopt; bepaalde sample grote nodig voor juiste interpretatie. Hoe meer weefsel je hebt hoe beter je de diagnose kunt stellen.
- Primaire laesie soms lastig te vinden omdat meerdere compartimenten aanwezig zijn.
- End-stage kidney disease geeft aspecifieke chronische afwijkingen. Oorspronkelijke ziekte is dan niet goed te achterhalen.
- Sampling error

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is belangrijke klinische informatie voor de patholoog?

A
  • Donor afkomst
  • Tijdstip na transplantatie
  • Heeft de nier het altijd goed gedaan
  • Medicatie
  • Oorspronkelijke ziekte
  • Nierfunctie
  • Anti-donor HLA antibodies (DSA): met Luminex beads wordt het gemeten uit het bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke meerdere ziekte beelden kunnen aanwezig zijn in een biopt van een nier?

A

Rejectie, therapie toxiciteit, virus infectie of donor ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Banff classificatie?

A

Banff classificatie (91): immunologen, pathologen, nefrologen, chirurgen, hebben samen een taal afgesproken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een van de kenmerken van de Banff classificatie?

A

Er moet genoeg materiaal zijn (Adequaat):
- Minimum 7 glomeruli, 2 arteriën (Banff)
- Afhankelijk van de ziekte dat je wilt onderzoeken.
- Sommige diagnosen kunnen gesteld worden aan de hand van de medulla (antilichaam gemedieerde rejectie, polyomavirus infectie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke 6 categorieën bestaat de Banff classificatie?

A
  • Category 1 : Normal biopsy or nonspecific changes
  • Category 2 : Antibody-mediated changes
  • Category 3 : Borderline changes: Suspicious for acute T cell-mediated rejection
  • Category 4 : T-cell mediated rejection
  • Category 5 : Interstitial fibrosis and tubular atrophy
  • Category 6 : Other changes not considered to be due to acute or chronic rejection
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de belangrijkste categorieën van de Banff classificatie?

A

De belangrijkste categorieën zijn antistof gemedieerde en T-cel gemedieerde rejectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kun je Acute T-cel gemedieerde rejectie indelen?

A
  • Type I Tubulo-interstitieel: de T-cellen zitten in de tubuli
  • Type II Endarteritis
  • Type III Transmurale ontsteking / fibrinoide necrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar bevindt aTCMR type II en III zich?

A

Type II en III zitten in de vaten
- Als er een vat is waar een lymfocyt in zit dan is het een endarteritis. Niet alle arterieën/arteriolen zijn aangedaan! 27% arterieën, 13% arteriolen. Fibrinoide necrose kun je krijgen als je de vasculaire TCMR niet behandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van borderline TCMR?

A

1/3e van de mensen met borderline TCMR krijgt een acute rejectie. Dus als je iedereen gaat behandelen behandel je 2/3e over. Bij borderline tubulitis: 10-25% infiltraat van de cortex en tubulitis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de pitfalls van tubulitis bij TCMR?

A
  • Virale infectie:
    o polyoma (BK nefropathie): virale kern epitheliale cellen en plasma cellen!!
    o CMV: viral kern endotheliale cellen
  • IF/TA, NOS (interstitial fibrosis and tubular atrophy, NOS)
    o “tubulitis” van atrofische tubuli (rinkeling/ verdikte TBM)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van antistof gemedieerde rejectie (ABMR)?

A
  1. Histologie: acute weefsel schade
    - tubulusschade, neutrofiele granulocyten in de PTCs (peritubulaire capillairen), we zien ook monocyten, thrombi, fibrinoide necrose
  2. Antibody interaction with endothelium
    - C4d + PTCs
    - Microvascular inflammation
    - Molecular profile of ABMR
  3. Serologie: anti-HLA antibody of andere anti-donor antilichamen
    - donor specific antigens (DSA)
    ABMR is moeilijk te behandelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan histologisch onderscheid worden gemaakt tussen ABMR en TCMR?

A
  • Microvasculair (capillairen) –> ABMR
    o Neutro’s en monocyten
  • Arterie, tubulointerstitieel –> TCMR
    o T-cellen, lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan immunologisch onderscheid worden gemaakt tussen ABMR en TCMR?

A
  • TCMR = niks
  • ABMR = C4d
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen het serum bij TCMR en ABMR?

A
  • TCMR = niks
  • ABMR = DSA
17
Q

Hoe noem je TCMR en hoe noem je ABMR?

A

TCMR noem je het acuut, bij ABMR noem je het actief.

18
Q

Wat zijn de kenmerken van chronische TCMR en van chronische ABMR?

A
  • TCMR: tubulointerstitieel fibrose en tubular atrophy (IF/TA)
  • ABMR: basaalmembraan afwijkingen: niet meer één duidelijke lijn. Je kunt dit proces niet goed tegenhouden.
19
Q

Wat zijn kenmerken van IF/TA?

A

IF/TA hoeft niet per se bij TCMR te zijn. Kan ook komen door langdurig gebruikt van immunosuppressiva, vasculaire problemen, recidiverende nierziekte.
- Afstand tussen de tubuli worden groter door littekenweefsel.

20
Q

Wat zijn kenmerken van het polyoma virus?

A

Bij het polyoma virus bij BK nephropathie, zie je plasmacellen.
BK nefropathie wordt veroorzaakt door het BK-virus, een virus dat inactief is bij veel mensen, maar bij personen met een verzwakt immuunsysteem, zoals mensen die een orgaantransplantatie hebben ondergaan en immunosuppressieve medicatie gebruiken, kan het actief worden en problemen veroorzaken. Dus BK nefropathie kan veroorzaakt worden door tacrolimus.
- Daarbij doe je meestal ook immunologische kleuringen (BK-kleuring)

21
Q

Wat is calcinurinetoxiciteit?

A

Calcinurinetoxiciteit: belletjes in de tubuli of trombuli in de glomeruli. Calcinurine-toxiciteit verwijst naar de schadelijke effecten die kunnen optreden als gevolg van het gebruik van calcineurine-remmers, een type medicatie dat vaak wordt gebruikt na orgaantransplantaties om afstoting te voorkomen. Calcineurine-remmers zijn immunosuppressieve medicijnen die de activiteit van het immuunsysteem onderdrukken, waardoor het lichaam het getransplanteerde orgaan niet afstoot.

22
Q

Wat is acute tubulus necrose?

A

Acute tubulus necrose: belletjes in het cytoplasma, verlies van celkernen en celdebris in de tubulus. Geen ontstekingscellen.

23
Q

Wat is de behandeling van niertransplantaten?

A

Tacrolimus, MFF, en prednison