HC 2.9 Complicaties na levertransplantatie Flashcards

1
Q

Wat is kenmerkend aan post-mortale donor levers?

A

Post-mortale donoren zijn ouder en hebben vaker een vervette lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bepaald de uitkomst van een levertransplantatie?

A

Operatie, complicaties eerste maanden, donor orgaan, patiënt, leverziekte, immuun suppressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zien we altijd na een levertransplantatie?

A

Na een levertransplantatie bijna altijd 1 of meerdere complicaties.
Levertransplantatie is een grote operatie in een zieke patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel bloedverlies zien we bij een LTx?

A
  • Gemiddeld: 3200 ml
  • Minimaal: 500 ml
  • Maximaal: 43.000 m
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kun je de complicaties na levertransplantatie verdelen?

A

Te verdelen in chirurgische en medische complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de vroege chirurgische complicaties na LTx?

A
  • Trombose a. hepatica/vena porta
  • Obstructie piggy back anastomose
  • Lekkage/obstructie galweganastomose
  • Fascie dehiscentie
  • Wondinfectie
  • Nabloeding
  • Ileus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de late chirurgische complicaties na LTx?

A
  • Obstructie galweganastomose
  • Ischemische galwegschade (NAS/ITBL)
  • Trombose a. hepatica
  • Stenose anastomose v. porta en piggy back
  • Wondhernia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de vroege medische complicaties na LTx?

A
  • Acute cellulaire rejectie
  • Ischemie/reperfusie schade
  • Hyperglycemie
  • Infectie (bacterieel, viraal, schimmels en gisten)
  • Toxiciteit geneesmiddelen
  • Delier/slaapproblemen
  • Nierinsufficiëntie
  • Hypertensie
  • Overvulling/oedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de late medische complicaties na LTx?

A
  • Acute cellulaire rejectie
  • Humorale rejectie
  • Infecties
  • Nierinsufficiëntie
  • Osteoporose
  • Diabetes
  • Hypertensie
  • Maligniteit (de novo)
  • Terugkeer leverziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt de chirurgische term in duct-to-duct galweg?

A

Duct-to-duct galweg = oude galweg wordt op de nieuwe galweg geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke chirurgische complicaties komen het meest voor?

A

galwegstenose, daarna bloedingen, daarna wondinfectie en daarna galweglekkage. Gevolgd door HAT, VPT en piggy back.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is primary graft dysfunction?

A
  • Related to ischemia-reperfusion injury
  • Donor-, surgery- and recipient-related factors have been associated with this syndrome
  • No clear definition/criteria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar kan primary graft dysfunction in worden verdeeld?

A
  • Primary Non-Function (PNF)
  • Early Allograft Dysfunction (EAD)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Primary Non-Function (PNF)?

A
  • ASAT > 10.000 U/L
  • INR > 3.0
  • Lactaat > 3 mmol/L
  • geen gal productie
  • Incidentie: 1-8%
  • Indicatie voor High Urgency re-LTx (mensen moeten geretransplanteerd worden, het orgaan gaat het het niet doen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Early Allograft dysfunction (EAD)?

A

Op dag 7:
* Bilirubine ≥ 170 μmol/l
* INR ≥ 1.6
* ASAT of ALAT > 2000 U/L
* Incidentie: 23%
* Risicofactor voor Mortaliteit (RR 10.7) en Graft loss (RR 7.4)
Lever komt trager op gang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de vasculaire complicaties die kunnen optreden bij LTx?

A
  • Vroege (<1 maand) arteria hepatica trombose (HAT) 5-10%
  • Late arteria hepatica trombose 1-5%
  • Vena portae trombose/stenose 3%
  • Stenose piggyback cavo-cavostomie (sec Budd-Chiari) <1%
17
Q

Wat is de behandeling van vasculaire complicaties bij LTx?

A
  • Retransplantatie (vroege HAT of galwegschade bij late HAT)
  • Radiologische angioplastiek / stent
  • Chirurgische revisie
  • Antistolling
18
Q

Wanneer en hoe wordt de doorbloeding gecontroleerd na LTx?

A
  • Routine op dag 0, 1 en 5, en verder op indicatie (stijging leverwaarden)
  • Dit wordt gedaan met behulp van de echo
19
Q

Welke galwegcomplicaties kunnen er optreden bij LTx?

A
  • Combinatie van chirurgische techniek en ischemische schade
  • Stenose galweg anastomose 9-12%
  • Gallekkage +/- biloom 2-21%
  • Niet-anastomotische stricturen (NAS) 10-15%
20
Q

Wat is de behandeling van galwegcomplicaties bij LTx?

A
  • ERCP of PTC (percutane galwegdrain) of drainage (biloom)
  • Vaak herhaaldelijk (20% recurrent)
  • Hepaticojejunostomie +/- revisie
  • Soms retransplantatie
21
Q

Welke galwegcomplicaties kunnen vroeg optreden na LTx en welke treden doorgaans wat later op?

A

Gallekkage en anastomotische stricturen komen vroeg voor na transplantatie en non-anastomotische stricturen komen wat later voor.

22
Q

Wat betekend een galwegcast?

A

Galweg cast: een “galweg cast” verwijst naar een aandoening waarbij zich een opeenhoping of verstopping van materiaal voordoet binnen de galwegen

23
Q

Waarbij zien we meer ischemische galwegschade? Bij DBD of DCD?

A

We zien meer ischemische galwegschade na een DCD dan na een DBD, 24% niet-anastomotische galwegstricturen bij DCD, en 8% niet-anatomische stricturen bij DBD.

24
Q

Wat zijn de medische complicaties die kunnen optreden in de eerste drie maanden na LTx?

A
  • Wondinfectie (12%)
  • Abdominale infectie (23%)
  • Virale infectie (27%)
  • NODAT (17%): New Onset Diabetes After Transplantation
  • Nierinsufficiëntie/AKI/CVVH (12%)
  • Delier (20%)
  • Afstoting (8%)
25
Q

Wat kun je zeggen over CMV infectie bij LTx?

A

Een donor kan CMV dragen en een ontvanger niet of andersom. Als de ontvanger nog geen CMV heeft gehad en de donor wel kan te preventie Valgancyclovir worden gegeven. Als er een infectie optreedt als gevolg van door de immunosuppressie reactivatie van CMV dan wordt er therapeutische een hogere dosis van valgancyclovir.

26
Q

Welke factoren spelen een rol bij het ontstaan van acute nierinsufficiëntie na LTx?

A
  • Ontvanger: ernst van leverziekte, MELD score, pre-existente nierfunctie, HCV, HBV, NASH, warme ischemie.
  • Intra-operatief: hemodynamische instabiliteit, excessief bloed verlies, post reperfusie syndroom, IRI
  • Donor: koude ischemie, warme ischemie, leververvetting, extended criteria donor.
  • Postoperatief: calcineurine remmer, nefrotoxische medicatie, infectie/sepsis, ondervulling
27
Q

Welke vormen van rejectie kunnen er optreden?

A
  • Acute cellulaire rejectie
    o Vroeg (<3 maanden) —> AF/gGT, portale ontsteking, endothelitis, cholangitis
    o Laat –> AST/ALT, centrale perivenulitis
  • Chronische cellulaire rejectie
    o Kan al >6 maanden
    o Bilirubine, AF/gGT
    o Ductopenie, obliteratieve arteriopathie
  • Humorale rejectie (hyperacuut)
    o Donor-specifieke antistoffen, onder immuunsuppressie
    o AST/ATL, allograft dysfunctie
    o CD4 kleuring
28
Q

Komt afstoting vaker voor bij NTx of bij LTx patiënten?

A

Afstoting komt minder vaak voor dan bij niertransplantatie patiënten.

29
Q

Welke vormen van afstoting onderscheiden we?

A

We onderscheiden humorale rejectie en cellulaire rejectie.

30
Q

Welke immunosuppressie gebruiken we voor LTx?

A

We gebruikten MMF, tacrolimus en prednison (eerste maanden), en anti-IL-2 remmers op dag 0 en dag 4. Uiteindelijk is het doel om met tacrolimus monotherapie op de poli te komen.

31
Q

Wat zijn de bijwerkingen van immunosuppressie?

A
  • Verhoogd risico op infecties
  • Verhoogd risico op kanker
  • Hypertensie 65%
  • Nierschade 16%
  • Diabetes mellitus 35%
  • Hyperlipidemie 52%
  • Osteoporose
32
Q

Wat gebeurt er met de kwaliteit van leven na LTx?

A
  • Kwaliteit van leven: 8 of hoger
  • Klachten van chronische moeheid en angst
  • Merendeel van de patiënten gaat na de transplantatie weer aan het werk
33
Q

Wat zijn de oorzaken van het verlies van een levertransplantaat?

A

Niet trouw innemen van medicatie, chirurgische complicaties, graft quality, originele ziekte kan terugkomen, virologische status (de novo hepatitis E, B en C), de novo NASH, vasculaire ziekten van het donororgaan.

34
Q

Welke factoren zijn van invloed op overleving van LTx?

A
  • Leeftijd donor en ontvanger
  • Oorspronkelijke leverziekte
  • Co-morbiditeit
  • Transplantaatschade
  • Ischemie/ Reperfusie
  • Afstoting
  • Chirurgisch-technisch
  • Complicaties na transplantatie
  • Bijwerkingen immunosuppressieve medicatie
35
Q

Welke ziekten kunnen terugkeren in het transplantaat?

A
  • Virale hepatitis (B en C)
  • Auto-immuun leverziekten (PSC, PBC, AIH)
  • Alcohol
  • NASH
  • HCC
36
Q

Hoe werkt de levertransplantatie voor HCC?

A
  • HCC = Belangrijkste indicatie voor LT in Nederland
  • Selectie gebaseerd op de Milaan criteria (1996): val je buiten die criteria dan is het risico op terugkomst te groot.
  • Terugkeer van HCC: 15-20 % (lever, long, botten, peritoneum en hersenen)
  • Meestal in 1e 2 jaren na LT
  • Mediane overleving na terugkeer 7-16 maanden
    Gebaseerd op onderzoek van explantaat: Buiten Milaan 4 x meer kans op terugkeer van HCC
37
Q

Wat zijn de milaan criteria?

A
  • Een tumor < 5 cm
  • Maximaal 3 tumoren < 3 cm