Hc 3 Flashcards
(34 cards)
Prefrontale cortex (PFC) functie
cognitief functioneren, emoties, gemoed, schuld, energie/vermoeidheid, impulscontrole, suïcidaliteit
Basal forebrain (BF) functie
geheugen, alertheid (slaap)
Amygdala (A) functie
angst, paniek (en andere high arousel emoties)
Hippocampus (H) functie
Geheugen (herbeleven)
Nucleus accumbens functie
delusies, hallucinaties, libido, energie, vermoeidheid,
euforie, motivatie, beloning
Striatum (S) functie
motor, relay area for PFC
Thalamus (T) functie
pijn, sensorische relay naar/van cortex, alert
Cerebellum (C) functie
motor, balans
Spinal cord (Nervus Trigeminus) functie
pijn
Brainstem neurotransmitter centers functie
Alles
Wat zijn emoties, stemming en affect?
Emoties: kortdurende gevoelens getriggerd door bepaalde omgevingssituatie
Stemming: hoe je emotie in het algemeen is
Affect: combi emotie en stemming; hoe zich dat laat zien door bv gedrag of hoe iemand zich voelt
Wat zijn kenmerken van een major depressie?
- Sad/ depressed mood
- Loss of intresst/ adhedonia (apathyy) gebrek aan plezier bij dingen die je normaal wel leuk vond.
- Fatigue/low energy (ICD uses this as core symptom)
- Weight change (increase/decrease) (ICD uses ‘appetite”)
- Sleep disturbances (in/hypersomnia)
- Psychomotor changes (agitation/retardation)
- Feelings of worthlessness/guilt
- Poor concentration (executive fxn, ICD includes indecisiveness)
- Suicidal ideation
Wat houdt een manische episode in
Bij een manische episode heeft iemand het gevoel van grandiositeit en hoge mate van zelfwaardering en doelgericht bezig zijn. Veel energie, weinig behoefte aan slaap, erg spraak zuchtig en veel ideeën die de revue passeren.
Wat weet je over de prefrontale cortex?
De prefrontale cortex is van groot belang voor depressie en de emoties hierbij. Het draait namelijk om complexe emotieverwerking. Vooral de ACC is belangrijk
- Anterior cingulate cortex (ACC) selectieve aandacht en emotieregulatie
- Orbifrontale cortex ook belangrijk voor impulsregulatie en emoties
- Ventromediale prefrontale cortex vooral voor het verwerken van emoties
- Dorsale prefrontale cortex cognitieve functies
Waar moet je naast antidepressiva nog meer aan denken bij depressie
Naast antidepressiva ook altijd denken aan mood stabelizers. Mensen met manie kunnen ook verkeerd reageren op antidepressiva.
Wat zijn de dementies van herstel in onderzoek?
- Remissie –> symptomen zijn verdwenen
- Respons –> 50% vermindering van symptomen
Complete remissie komt niet zomaar voor bij het eerste farmaca dat je probeert. ⅔ patiënten reageert op antidepressivum in eerste 8 weken. Tegenover ⅓ die reageert op placebo
Wat zijn problemen bij studies over antidepressiva?
- Klinische praktijk minder gestructureerd dan een RCT
- Individuele respons anders dan groepsrespons in RCT
- Soms flucturerende placeborespons [echter; dat hoeft niet per se anders te zijn in praktijk dan in een RCT]
- Financiën zouden geen rol moeten spelen in onderzoek, maar doen dat wel [dat geldt echter zowel voor placebo responders als mensen die actieve treatment krijgen]
- Meeste trials laten zien dat mensen met minder erge depressie minder profiteren van antidepressiva
- Het punt is dat alleen RCT’s niet genoeg zijn en er ook ‘real world’ trials nodig zijn!
Bij wie werkt antidepressiva het beste?
- Antidepressiva werkt het beste bij volwassenen tussen de 24 en 65 jaar
- Bij ouderen is er minder respons als er een verminderde interesse of cognitieve functies zijn.
- Effectiviteit laat zich pas na week of 6 zien, terwijl neveneffecten veel eerder komen.
- Verdubbelen van de dosis heeft weinig effect
Wat weet je over neurotransmitters en depressie?
- 5HT (seretonine) verhoogd negatief affect (depressieve stemming, schuld, walging, vrees, angst, hostiliteit, geïrriteerdheid, eenzaamheid).
- NE (norepinephrine) zowel negatief als positief effect
- DA (dopamine) verlaagd positief affect (depressieve stemming, verlies van blijheid, vreugde, intresse, plezier, energie, zelfverzekerdheid.)
Wat weet je over het receptor – ligand complex?
Als een ligand bindt aan een receptor triggert dit een signaal in de cel. Als een antidepressivum effectief is, gaat het niet alleen om debinding affinity, maar ook om deligand efficacy.
Binding affinity = hoe goed gaat die binding
Ligand efficacy = hoe effectief gaat dit; hoe goed is de biologische respons als de ligand eenmaal aan de receptor is gebonden
Wat weet je over de monoamine hypothese?
- Idee was dat depressie veroorzaakt werd door lage spiegel monoamines, waaronder serotonine in het brein.
- Probleem: dit is nooit aangetoond én het past niet bij effecten van psychofarmaca bij een depressie. De neurotransmitter levels worden namelijk snel hoger bij farmaca, maar de symptomen blijven nog een tijd. Het ligt complexer!!!
- Een betere hypothese is de neurotransmitter receptor hypothesis
- Dit was belangrijk
Wat weet je over de receptor hypothese?
- Lage spiegels van neurotransmitters in het brein zorgen voor een overgevoeligheid van de receptoren aan de postsynaptische kant: upregulation (meer en gevoeligere receptoren). Er ontstaat een pathologische overgevoeligheid van de receptoren. Antidepressiva zouden deze overgevoeligheid teniet doen. Bij behandeling hoog je de neurotransmitters op, dit geeft een downregulation van de transporters, wat dan weer leidt tot verminderde gevoeligheid van de postsynaptische receptoren.
- Dit verklaart niet alleen waarom er een tragere reactie is van antidepressieve werkingen, maar ook het verdwijnen van de neveneffecten. Dat past bij vertraagde behandelingsrespons.
Welke neurotransmitters zijn vooral betrokken bij positief affect en welke bij negatief affect?
Bij een verminderd positief affect zie je dat ophoging van DA en NE voordelig kan zijn. Een verminderd positief affect heeft namelijk te maken met DA en NE disfunctie. Een verhoogd negatief affect heeft dan weer te maken met NE disunctie én 5HT disfunctie. Hierbij zijn zowel NE als SSRI’s voordelig.
Wat weet je over SNRI’s (seretonine noepinephrine reuptake inhibiter)
Geschikt wanneer ‘negatief affect’ het kernsymptoom is (schuld, walging, anxiety, angst, hostiliteit, irriteerbaarheid).
SNRI’s hebben ook effect op DA (NET heeft eigenlijk een sterkere DA dan NE affiniteit). Het zijn vrij breed effectieve farmaca. SNRI’s zijn mogelijk effectiever dan SSRI’s, maar potentieel zijn er bijwerkingen voor het sympathische z.s. En ze zijn niet geschikt voor mensen met HVZ. In NL zie je bv vaak Duloxetine