HC2 Flashcards

(33 cards)

1
Q

Wat is het first pass effect

A

First pass effect houd in dat niet alles van de drug in je bloed komt bij orale toediening. Een deel gaat langs de lever, een deel wordt omgezet en een deel wordt afgebroken of uitgescheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen Farmacokinetiek en farmacodynamiek?

A

Farmacokinetiek: is wat het lichaam doet met de drug. Het gaat om de studie van absorbtie, distributiem metabolisme en excretie van de drug in het lijf. (its so Keen of the body, how it deals with drugs)
Farmacodynamiek: wat de drug doet met het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ADME als er gesproken wordt over farmacokinetiek?

A

ADME staat voor
- Absorption
- Distribution
- Metabolism
- Elimination

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat weet je over absorbtion?

A

Absorptie is de beweging van een medicament naar het bloed vanaf de toedieningsplaats. Pas als iets door een celmembraan heen gaat, wordt het opgenomen door het lichaam.
Plasmaniveau = hoeveel van een stof zit op een bepaald moment in je bloed?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toedieningsvorm- parenteraal

A

Parenteraal: Niet enteraal; alles wat niet via het maag-darmkanaal komt
- Intraveneus: direct in de bloedbaan
- Intramusculair: in de spier bv vaccin
- Subcutaan: net onder de huid gespoten, bv insuline, hormoonpreparaten
- Intra-arterieel: in een arterie intra-articular: in gewrichten, bv bij reuma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschillende toedieningsvormen- enteraal

A

Enteraal: Via het maag-darm kanaal.
- Oraal:
- Orodisperaal: los je op in je mondholte
- Sublingual/buccal: wordt opgenomen onder de tong, bv spray of tabletje: nitroglycerine tegen angina
- Rectaal: slijmvlies heeft bloedvaten die niet eerst nog langs de lever gaan, dus komt direct in je bloedbaan terecht. Dit is handig in sommige gevallen
- Lever: portal vein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvoor staat de D in ADME, wat is het en waar hangt het van af?

A

De D staat voor Distribution. Als een stof is opgenomen in je bloed, kan het zich verspreiden. Distributie van medicament over lichaamscompartimenten, dus waar is het medicijn op een bepaald moment.
Het hangt af van:
- Carrier proteins (bindingseiwitten). Bindingseiwitten zorgen voor makkelijker transport. Bijvoorbeeld wanneer iets ver oplosbaar is en het naar het bloed moed
- PH
- Vet oplosbaarheid: stoffen die vet oplosbaar zijn kunnen makkelijk naar vettige organen zoals de lever, maar ze kunnen ook naar andere plekken zoals intracellulair, extracellulair of het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

toedieninsvorm- topicaal

A

Topicaal: direct via je huid of slijmvloed, tropicaal is ook parenteraal
- Oog, neus, oor, longen, vagina urethra, rectum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is bioavailability?

A

Bioavailability is de verhouding tussen de dosis van het geneesmiddel en de hoeveelheid die uiteindelijk in de bloedbaan terecht komt (biologische beschikbaarheid); wordt vaak uitgedrukt in een percentage
- Bij intraveneuze toediening is biologisch beschikbaarheid 100% (=geen absorptie nodig)
- Bij orale toediening is de biologische beschikbaarheid lager, omdat de drug eerst naar de lever gaat, waar al een deel wordt omgezet, voordat het wordt geabsorbeerd in het bloed.
- Bioavailability = (AUC oral / AUC injected) * 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Epidurale en intrathecale toediening

A

Epidurale toediening: toediening via het ruggenmerg direct in de cerebrospinale vloeistof. Werkt langzamer doordat het niet in de bloed-brain-barriere komt
Intrathecale toediening: toediening via het ruggenmerg die direct in de blood-brain-barrier zit. Het voordeel hiervan is dat het sneller is en beter getimed kan zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn termen die passen bij het verloop van de plasmaconcentratie in de tijd na een eenmalige toediening

A

De concentratie van een drug wordt gemeten in je bloed. Het duurt een tijdje voordat het na toediening zichtbaar is in je bloed.
Cmax = de piek, de maximale concentratie in je bloedplasma.
Tmax= tijdstip voordat het maximale niveau is bereikt. Een bepaalde bloedconcentratie waarde moet een kritieke waarde overschrijden, wil het effectief zijn.
Toxisch effect is als de waarde te hoog worden.
Therapeutisch gebied is het gebied waarbinnen het medicijn werkzaam is
Die grenswaardes (C1 en C2) kunnen per persoon en per moment verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvan hangt de mate van absorptie af?

A
  • Toedieningswijze
  • Formulering en chemische eigenschappen van de drug
  • Fysiologische factoren die plaats van absorptie kunnen beïnvloeden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat weet je over distributie

A

Distributie is het proces waarbij een drug wordt vervoerd door het bloed naar de punten van actie (BV weefsel en intracellulaire vloeistoffen).
Het bloed, het totale lichaamswater, de extracellulaire, lymfatische en cerebrospinale vloeistoffen zijn betrokken bij de verplaatsing van het geneesmiddel door het lichaam. Afhankelijk van de chemische en fysische eigenschappen, kan het geneesmiddel gebonden zijn aan plasma-eiwitten of opgelost in lichaamsvet, waardoor de weg naar de plaats van werking, het metabolisme of de uitscheiding wordt vertraagd. Andere factoren die afgifte beïnvloeden zijn capillaire permeabiliteit en de relatieve lipide-oplosbaarheid van de drug. Medicatie komt niet zomaar in het brein vanwege de BBB; de lever daarentegen is erg permeabel, daar is veel uitwisseling van stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn P-glycoproteïnen?

A

P- glycoproteine is een plasmembraaneiwit/ transmembraanpomp die actief substraten uit de cel transporteert.
- Het verminderd de opname van (sommige) geneesmiddelen
- Komt tot expressie in het darmepitheel, levercellen, niet-cellen, bijnier en endotheelcellen die de BBB en de bloedtestisbarriere vormen
- Er bestaan P-glycoproteïne remmers
HEEL belangrijk !!!
Als P-glycoproteïne in de lever zitten, komt de drug juist weer in het bloed. Daarmee voorkomt het ook voor een deel dat het afgebroken wordt.
In het algemeen kan p-glycoproteïne dus voorkomen dat een stof door de cel wordt opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar moet je op letten bij de portal vein?

A

Portal vein: bloedstroom van de lagere esophagus (slokdarm), maag, dunne en dikke darm en bovenste deel van het rectum, milt en panchreas (alvleesklier). Dit bloed gaat eerst via de lever, en dan pas terug naar het hart. (je mondholte en onderste deel van het rectum gaat niet eerst langs de lever). Dit zorgt ervoor dat al het bloed via je maag-darmstelsel gefilterd wordt in je lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de enterohepatische kringloop?

A

Enterohepatische kringloop (entero=maag-darm; hepatisch=lever). Alles wat je eet, gaat eerst langs de lever. Al het bloed dat voedingsstoffen en medicatie opneemt, gaat eerst naar de lever.
- Hepatic = werkt in op / of gebeurt in de lever
- Renal / nephron = gerelateerd aan de nieren

8
Q

Wat betekenen de waardes van de Vd in cijfers

A
  • Een lage Vd geeft aan dat de drug vooral in het bloed zit (Vd < 0.2),
  • Een gemiddelde vooral in extracellulaire vloeistof (Vd 0.2 - 0.7)
  • Een hoge Vd (Vd > 0.7) dat het relatief weinig in het bloed zit en vooral in andere vloeistoffen in het lichaam.
8
Q

Wat weet je over de Blood-Brain-Barrier

A

De BBB bestaat uit cellen met een hoge dichtheid (gliacellen) die de doorgang van stoffen uit de bloedbaan veel meer beperken dan endotheelcellen in de haarvaten elders in het lichaam. Het is dus een extra beschermlaag tussen de bloedvaten en de hersenen.
- Hierdoor kunnen stoffen niet zomaar naar de hersenen of cerebrospinale vloeistof
- Normale capillairen kunnen verder openstaan, dat wil je niet bij de hersenen
- De BBB is niet hetzelfde als cerebrospinale vloeistof. Dit is heldere lichaamsvloeistof in het brein en ruggenmerg met een eigen regulatiesysteem.

8
Q

Wat betekend volume of distribution?

A

Volume of distribution is een cijfer wat uitdrukt waar het medicijn het meeste is. Als het niet in het bloed zit zit het ergens anders, als je heel weinig meet in het bloed is ehet dus verdeeld in het lijf en dan is de Vd hoog.
Vd bereken je door de hoeveelheid medicijn in het lichaam te delen door de plasma concentratie. Als het medicijn uit het plasma is richting andere compartimenten dan is de vd laag.
- Als de Vd laag is, dan is het medicijn voornamelijk in het bloedplasma en niet in andere compartimenten
- Als de Vd hoog is, dan is het medicijn bijna overal (bijna niet meetbaar in het bloed)
Waardes:
- Een lage Vd geeft aan dat de drug vooral in het bloed zit (Vd < 0.2),
- Een gemiddelde vooral in extracellulaire vloeistof (Vd 0.2 - 0.7)
- Een hoge Vd (Vd > 0.7) dat het relatief weinig in het bloed zit en vooral in andere vloeistoffen in het lichaam.

9
Q

Waarvoor staat de M in ADME

A

De M staat voor metabolisme dit gaat over hoe iets wordt afgebroken.
‘xenobiotisch’ metabolisme = de biochemische aanpassing/omzetting van stoffen door het lijf zodat ze makkelijker gebruikt kunnen worden of worden uitgescheiden. M.n. bij xenobiotische stoffen (lichaamsvreemd) is het belangrijk dat ze uiteindelijk gebruikt kunnen worden door het lijf en dat het niet eeuwig in je lijf blijft.

9
Q

Wat is het enzym cytochrome P450 (CYP450)

A

De cytochroom P450 superfamilie (= CYP, of CYP450) is een grote en diverse groep enzymen die de oxidatie van organische stoffen katalyseren (grote enzymen die omzettingen/metabolisatie van stoffen kunnen regelen).
CYP450
- CYP’s zijn de belangrijkste enzymen die betrokken zijn bij het metabolisme en de (in)activering van geneesmiddelen.
- Tot de substraten (waar het enzym mee reageert) van de CYP-enzymen behoren metabole (lichaamseigen stoffen) tussenproducten zoals lipiden en steroïdhormonen, maar ook xenobiotische stoffen zoals geneesmiddelen en andere giftige chemicaliën.
- De meeste geneesmiddelen worden door CYP’s geDEactiveerd, zodat ze daarna makkelijker uitgescheiden kunnen worden.
- Ook worden veel stoffen door CYPs geactiveerd om hun actieve verbindingen te vormen.
Oxidatie is een chemische reactie waarbij een stof wordt veranderd zodat die makkelijker verder verwerkt of uitgescheiden kan worden.

10
Q

Wat weet je over fase 1 en fase 2 van metabolisme?

A

Fase 1: De bedoeling in fase 1 is een drug zo veranderen dat het lijf er iets mee kan. Dit is vaak door het makkelijk oplosbaar maken, wat dan kan het makkelijker gebruikt worden.
Fase 2: Conjugation: een stukje molecuul wordt eraan vastgeplakt, zodat het gemakkelijker uitgescheiden kan worden door het lichaam.
!!! Fase I met cyp450 enzymen (reactieve stoffen)
!!! Fase II conjugatie door water oplosbare dingen (iets aan vastplakken).

10
Q

Wat weet je van CYP3A4 & CYP2D6?

A
  • CYP3A4= conversie (omzetting) van xenobiotica (lichaamsvreemde stoffen), geremd door grapefruit.
  • CYP2D6= metabolisme en eliminatie, langzame vs. snelle verwerking
    o Langzaam = mensen die weinig van dit enzym hebben
    o Snel = mensen die veel van dit stofje afbreken, dus hogere concentratie drug nodig.
11
Q

Wat wordt bedoelt met ‘clearance ability’?

A

Clearance ability is de mogelijkheid van het lichaam om het medicijn te verwijderen uit het plasma. Dit is renale clearance (uitschrijving via de nieren) plus de lever clearance (afbraak in de lever) plus de afbraak in andere weefsels.

11
Wat zijn tolerantie en sensitisatie?
Wat het effect van het medicijn is kan veranderen over een bepaalde tijd door het effect van enzymen. Farmacokinetische tolerantie of gevoeligheid komt dus door het effect van enzymen. Het lichaam kan meer of minder enzymen gaan aanmaken; dit bepaalt hoeveel van een bepaalde drug wordt omgezet. Als er meer afbraakenzymen zijn, heb je dus meer afbraak van een medicijn, waardoor je minder effect van de drug hebt in je lijf. Maar je lijf kan de productie van enzymen ook remmen, waardoor er minder wordt afgebroken en je meer medicatie in je lijf beschikbaar hebt. Je hebt dus enzym inductie of remming. Farmacodynamische tolerantie  er is meer medicijn nodig voor het effect - Receptor downregulation (er komen minder receptoren; cel wordt minder gevoelig voor stof). Cellen worden minder responsief op een stof wanneer de hoeveelheid receptors in een cel ‘downregulated’ zijn. Farmacodynamische sensitatie  minder drug nodig; je wordt er gevoeliger voor - Receptor upregulation (er komen meer receptoren; cel wordt gevoeliger voor stof). Cellen worden meer responsief wanneer de hoeveelheid receptoren opgereguleerd zijn.
12
Wat zijn ED50, TD50 en EC50
ED50 = effective dose = "median effective dose" is the dose that produces a quantal effect (all or nothing) in 50% of the population that takes it TD50 = median toxic dose = dose at which toxicity occurs in 50% of case EC50 = effective concentration = the concentration of an agonist that produces 50% of the maximal possible effect of that agonist.
12
Wat is de therapeutische index en hoe bereken je die?
De therapeutische index is het gebied tussen het therapeutische effect en het toxische effect. Deze bereken je door de Toxic doce: effective dose Onderaan de grafiek heeft nog niemand een effect van de drug, bovenin heeft iedereen effect van de drug. Hoe breed de therapeutische index is, is belangrijk. Als hij heel smal is, betekent dit dat als de drug voor de een nog niet helemaal werk, het voor de ander misschien al wel toxisch is. Hoe dichter de lijnen tegen elkaar, hoe eerder een medicijn voor iemand toxisch is. Hoe beter je dus ook moet opletten met het geven van het medicijn. Je hebt liever een brede therapeutische index dan een smalle.
12
Kun je het netto effect van fase 1 en 2 van metabolisme beschijven?
Fase 1 zorgt voor de deactivatie van de drug door CYP450. Hierdoor kan het lijf er iets mee. Fase 2 wordt het medicijn omgezet in iets anders, zodat het makkelijker uitgeschijven kan worden.
12
Waarvoor staat de E in ADME?
De E staat voor excretie of eliminatie. Een aantal processen waarbij een geneesmiddel uit een organisme wordt geëlimineerd, hetzij in ongewijzigde vorm (ongebonden moleculen via urine of gal/feces), hetzij gewijzigd als een metaboliet. Eliminatie omvat dus metabolisme en uitscheiding/excretie.
12
Wat zijn andere enzymen die betrokken zijn bij biotransformatie?
!!! MAO: monoamine oxidase —>zorgt voor inactivatie van seretonine, adrenaline en dopamine COMT: catechol-O-methyltransferase —> zorgt voor de afbraak van cateholamines zoals dopamine, noradrenaline en adrenaline
13
Wat weet je over het execretie verloop?
De half waarde tijd (T ½)= tijd die het duurt tot de max concentratie tot de helft afneemt. Of tijd dat nodig is om een plasma dosering te reduceren met 50% (tijd van cmax tot ½ C)
13
Wat weet je over therapeutische drug monitoring?
Therapeutische drug monitoring (TDM) is in de gaten houden hoeveel van het medicijn in iemands lichaam aanwezig is. Je wilt zorgen dat iemand op het optimale niveau van het medicijn blijft.
13
Wat weet je over chronopharmacology?
Chronopharmacologie is dat bepaalde medicatie soms beter werkt op bepaald tijdstip en je ze ook specifiek op bepaalde tijd kunt innemen. Word je er moe van, dan neem je het ’s avonds i.p.v. ’s ochtends.