HC: Context & thoracale pijn Flashcards

1
Q

Wat is context?

A

de totale omgeving waarin iets pas betekenis krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor kan context per individu verschillen?

A
  1. feitelijke verschillen zoals leeftijd/geslacht
  2. verschillende blik/interpretatie van zaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soorten context zijn er (subonderdelen)?

A
  • ethisch
  • psychisch
  • sociaal
  • maatschappelijk
  • juridisch
  • medisch
  • cultureel
  • complexe zorg bij chronisch zieken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer tijdens de anamnese ben je bezig met context creëren?

A

tijdens de oriëntatiefase, exploratiefase (hulpvraag + betekenis klacht), altis: intensiteit, samenhang, medische contexinformatie (fam-anamnese, VG, medicatie/intoxicaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zou je specifiek uitvragen bij een vrouw van 65 met thoracale pijn wat je niet zou vragen bij een man?

A

anticonceptie, oestrogeensuppletie en/of hormoontherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar moet je vooral beducht op zijn bij een vrouw met thoracale pijn?

A

Dat vrouwen een atypische presentatie kunnen hebben qua klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn belangrijke vragen bij een patient van 65 met thoracale pijn (qua VG)?

A

risicofactoren HVZ, DM, pulmonale ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn belangrijke vragen bij een patient van 20 met thoracale pijn (qua VG)?

A

reflux, hyperventilatie, paniek/angststoornis in VG (en anticonceptie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar moet je bij een laaggeletterde patient van bewust zijn?

A

gaat vaak gepaard met lage SES, opletten bij DM, stress, roken en overgewicht. Zijn vaak ernstiger ziek op jongere leeftijd. Stress belangrijke factor!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn gezondheidsvaardigheden?

A

vaardigheden om gezondheidsgerelateerde informatie te verkrijgen, te begrijpen en toe te passen, waardoor de patient zelf de ziekte kan ‘managen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

29% van de Nederlandse bevolking heeft beperkte gezondheidsvaardigheden. Welke 3 groepen zijn dit vooral?

A

laaggeletterden, niet-westerse migranten, sociaal kwetsbare groepen. LET OP: opleidingsniveau is hier niet een onderdeel van!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de (medische/praktische) gevolgen van mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden?

A

meer gebruik zorg, ervaren kwaliteit minder.
< 15 jaar in goede gezondheid en < gem. 7 jaar in leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem enkele voorbeelden van waar iemand moeite mee zou kunnen hebben met beperkte gezondheidsvaardigheden

A
  • Medicijnen op de juiste manier innemen
  • De weg vinden in het ziekenhuis
  • Zoeken op het internet (digitale vaardigheden)
  • (Uitnodigings) brieven en mails begrijpen
  • Folders, websites, formulieren, bijsluiters begrijpen * Gesprekken met zorgverleners voeren
  • Uitleg en adviezen begrijpen en in praktijk brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan je iemand met beperkte gezondheidsvaardigheden herkennen?

A
  • Opleidingsniveau, tot MBO niveau 1 of minder dan 10 jaar onderwijs * Moeite met vertellen chronologisch verhaal
  • Vermijden van lees- en schrijfsituaties
  • Ongemakkelijk of boos bij veel vragen
  • Te laat komen
  • Op verkeerde dag komen
  • Niet telefonisch maar via balie ≠ Onverschilligheid Schaamte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan je het beste als arts omgaan met iemand met beperkte gezondheidsvaardigheden?

A
  • Normaliseren
  • Veronderstel geen basiskennis van het lichaam
  • Begripsniveau van patiënten niet overschatten
  • Korte zinnen en eenvoudige woorden
  • Blijf bij de kern van de boodschap, geen uitstapjes
  • Wees zo concreet mogelijk
  • Geen medisch jargon, abstracties en beeldspraak
  • Herhaal de belangrijkste punten (en beperk die tot maximaal drie) * Gebruik de terugvraagmethode
  • Gebruik ondersteunend voorlichtingsmateriaal (ook digitaal).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benoem de DD van pijn op de borst (evt ingedeeld per orgaandeel)

A
  • aandoeningen van skelet en/of borstwandspieren: traumatisch, myalgie, artralgie;
  • aandoeningen van het hart: infarct, angina pectoris, pericarditis;
  • psychiatrisch: angststoornissen;
  • gastro-intestinaal: refluxoesofagitis, spasmen;
  • vasculair: dissectie van de aorta thoracalis;
  • huidaandoeningen: herpes zoster;
  • pulmonaal: embolie, pneumothorax, pneumonie.
17
Q
A