HC'S WEEK 8 Flashcards

(94 cards)

1
Q

Noem 4 typische kenmerken van Parkinson

A
  • asymmetrisch begin
  • rusttremor
  • bradykinesie
  • hypokinesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 7 mogelijke oorzaken van Parkinsonisme

A
  • ziekte van Parkinson
  • dementie met Lewy bodies
  • Parkinsonisme met andere dementie vormen
  • progressieve supranucleaire paralyse
  • multisysteem atrofie
  • toxisch-metabool
  • medicamenteus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 4 kernsymptomen voor de diagnose Parkinsonisme

A
  1. Bewegingsarmoede: hypo- of bradykinesie
  2. Trillen: rusttremor
  3. Stijfheid: rigiditeit
  4. Gestoorde houdingsreflex: posturale instabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem kenmerken van de ziekte van Parkinson

A
  • rusttremor: laagfrequent, vrij grofslagig en
    asymmetrisch
  • hypobradykinesie: minder spontaan en trager
    bewegen –> mimiekarmoede, verminderd
    pendelen, hypofonie, micrografie
  • loopstoornissen: gebogen, kleine pasjes, start- en
    stopproblemen, blokkeren
  • gestoorde houdingsreflexen en moeilijk
    omdraaien
  • niet-motore symptomen: anosmie, autonome/
    cognitieve/slaapfunctiestoornissen en
    psychiatrische symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de oorzaak van de ziekte van Parkinson?

A

Verminderde dopamine productie in de substantia nigra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de mutaties die horen bij autosomaal dominante en recessieve ZvP

A

Autosomaal dominant: a-synucleïne gen, LRRK gen
Autosomaal recessief: del/puntmut. Parkin gen, PINK, DJ-1 gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de 3 groepen behandeling mogelijk bij de ziekte van Parkinson

A
  • niet-medicamenteus
  • medicamenteus: anticholinergica, dopamine-agonisten en levodopa
  • 3e-lijnstherapie: apomorfine, duodopa, diepe hersenstimulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de goude standaard behandeling bij vermoeden van de ziekte van Parkinson?

A

Levodopa: als geen effect, dan andere diagnose overwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 4 ziekten vallen onder de Lewy body spectrum ziektes?

A
  • ziekte van Parkinson
  • Parkinson dementie
  • dementie met lewy bodies
  • multi-systeem atrofie (MSA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de 4 kerncriteria voor diagnose dementie met lewy bodies

A
  • dementie syndroom
  • fluctuerende cognitieve stoornissen
  • recidiverende visuele hallucinaties
  • spontaan parkinsonisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 3 ondersteunende criteria voor de diagnose dementie met lewy bodies

A
  • REM-slaap/gedragsstoornissen
  • positieve DaT scan
  • neuroleptica overgevoeligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 4 kenmerken die de diagnose Multi-systeem atrofie (MSA) ondersteunen

A
  • vroeg ernstige autonome stoornissen
  • parkinsonisme of cerebellair syndroom
  • laat cognitieve stoornissen
  • MRI: hot cross bun sign
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke klachten behoren bij de diagnose progressieve supranucleaire paralyse (PSP)?

A
  • vallen
  • wazig zien
  • cognitieve/gedragsveranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 3 bevindingen bij lichamelijk onderzoek die behoren tot de diagnose progressieve supranucleaire paralyse (PSP)?

A
  • verticale blikparese
  • axiale rigiditeit
  • houdingsinstabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aan welke 3 overkoepelende systemen/structuren is de motorcortex onderhevig?

A
  • cerebellum
  • basale ganglia
  • cerebrale schors
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de 4 hoofdonderdelen van de basale ganglia

A
  • striatum (telencephalon)
  • pallidum (telecephalon)
  • nucleus subthalamicus (diencephalon)
  • substantia nigra (mesencephalon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat het striatum?

A
  • n. caudatus
  • putamen
  • n. accumbens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Uit welke 2 delen bestaat het pallidum?

A
  • globus pallidus pars externa
  • globus pallidus pars interna
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke structuur loopt dwars door het striatum heen?

A

De capsula interna (afdalende vezelbundel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar komt met name de input aan in de basale ganglia?

A

In het striatum, bij medium spiny neurons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar komt met name de output van basale kernen uit?

A

Via de globus pallidus, vooral het interne deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem 2 soorten cellen waar het striatum uit bestaat

A
  • projectie cellen (medium spiny neurons)
    • GABAerg (dus inhibitoir)
  • cholinerge interneuronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem 2 subtypen van de projectie cellen van het striatum (medium spiny neurons)

A
  • D1-receptor (+ substance P)
  • D2-receptor (+ enkephaline)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Uit welke 2 delen bestaat de substantia nigra?

A
  • pars reticulata (GABAerg)
  • pars compacta (dopaminerg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke 2 structuren zijn verantwoordelijk voor output uit de basale kernen?
- globus pallidus, pars interna (GABAerg) - substantia nigra, pars reticulata (GABAerg)
26
Van welke 2 routes is er sprake bij de basale kernen?
Directe route: direct van input in striatum naar output van de globus pallidus interna Indirecte route: start in striatum en eindigt in globus pallidus interna, maar gaat nog via globus pallidus externa en nucleus subthalamicus
27
Van welke 2 structuren ontvangt de globus pallidus interna dus informatie?
- striatum - nucleus subthalamicus
28
Wat is de route die de output vanuit de globus pallidus interna volgt?
Output gaat altijd eerst via de thalamus voordat het naar de motorcortex of cerebellum gaat
29
Wat zijn de algemene functies van de directe en indirecte route betreft beweging?
Directe route stimuleert beweging Indirecte route remt beweging
30
Hoe is de route door de basale kernen van informatie betreft oogbewegingen?
Output gaat via de substantia nigra pars reticulare & vanuit daar naar de o.m. colliculus superior
31
Wat zijn de gevolgen van degeneratie in de indirecte route?
1. Remming van substantia nigra naar striatum valt weg 2. Nog meer remming van striatum naar globus pallidus externa 3. Minder remming van nucleus subthalamicus 4. Meer stimulatie/verhoogde excitatie van globus pallidus interna
32
Wat zijn de gevolgen van degeneratie in de directe route?
1. Stimulatie van substantia nigra naar striatum valt weg 2. Minder inhibitie van globus pallidus interna
33
Wat is dus het algemene gevolg van degeneratie vana de substantia nigra op de basale kernen?
Verhoogde remming vanuit globus pallidus interna door minder inhibitie en verhoogde excitatie Gevolg = vanuit thalamus naar motorcortex minder excitatie = hypokinetische aandoening
34
Wat zijn de 2 targets van van deep brain stimulation bij de ziekte van Parkinson?
- globus pallidus interna - nucleus subthalamicus
35
Wat is de oorzaak van de ziekte van Huntington?
Degeneratie van de nucleus caudatus in het striatum (specifiek van de enkephaline neuronen)
36
Wat is het gevolg van de degeneratie van de nucleus caudatus bij de ziekte van Huntington?
= tegenovergestelde beeld van ziekte van Parkinson, namelijk hyperkinetisch beeld met chorea (onverwachte, ongecontroleerde bewegingen)
37
Wat is de oorzaak van hemi-ballisme?
Nucleus subthalamicus uitgevallen
38
Via welke structuur is het cerebellum verbonden met de rest van het brein?
Cerebellaire pedunkels
39
Wat houdt de term 'afferent copy' in?
= kopie van informatie die naar de pyramidebaan gaat, wordt ook naar het cerebellum en de basale kernen gestuurd
40
Noem 10 algemene klinische kenmerken waardoor je een cerebellaire stoornis kan herkennen
- hypotonie - ataxie - hypokinesie - wide base gait bij lopen - intentie tremor - dysmetrie - dysartrie - dysdiadochokinesia - nystagmus - asthenia en fatiguability
41
Noem 6 mogelijke oorzaken van cerebellaire schade
- hoofd trauma - stroke (ischemisch of bloeding) - abnormaliteiten in het brein (tumor) - alcohol- en drugs/supplementen intoxicatie - covid-19 infectie - erfelijke ataxieën: spinocerebellaire ataxieën (SCA)
42
Wat zijn de 2 hoofdtakken van vascularisatie van het cerebellum & welke delen vasculariseren deze?
PICA (posterior inferior cerebellar artery) doet onderste deel cerebellum SCA (superior cerebellar artery) doet bovenste deel cerebellum en lobje 1-5
43
Noem 5 niet-motorische functies van het cerebellum
- spraak en cognitie - korte termijn geheugen - regulatie van emoties - probleem oplossing - 'dysmetrie van gedachten'
44
Wat houdt 'a single cerebellar transform' in?
Cerebellum kan voorspellen wat er in de komende 1 seconde gaat gebeuren WANT op basis van ervaring maak je een korte-termijn voorspelling wat de meest waarschijnlijke uitkomst is in de nabije toekomst
45
Noem de 3 stappen van de oog-knipper reflex & welke cel in het cerebellum hierbij belangrijk is
1. Sensibele nucleus (n. trigeminus) 2. Motor nucleus (n. facialis) 3. Oog sluit Via GABAerge Purkinje cellen die de nuclei normaal remmen. Als deze inhibitie wegvalt zal de kern vuren
46
Van welke 2 systemen ontvangt de Purkinje cel in het cerebellum informatie?
- onderste olijfkern: climbing fibers wikkelen om de Purkinje cel heen = excitatoir & teaching signal - input van parallel fibers vanuit de pontine nuclei
47
Welk belangrijke proces kenmerkend voor het cerebellum vindt plaats op de Purkinje cel?
Vorm van plasticiteit: associatie gelegd tussen de sensorische informatie die op dat moment gaande was via de mosvezels & het onverwachte even via de climbing fibers
48
Output van de Purkinje cel gaat naar welke 5 delen?
- motor nuclei - motorcortex - sensorische cortex - prefrontale cortex - associatieve gebieden
48
Uit welke lagen bestaat het cerebellum histologisch? (van binnen naar buiten)
- witte stof - korrellaag - monolayer met Purkinjecellen - moleculaire laag
48
Uit welke 2 delen van het brein ontvangt de cerebellaire schors (korrelcellen) informatie in de vorm van mosvezels?
- uit cerebrale schors (via pons en pcm) - uit sensorische systemen (via ruggenmerg, medulla en pci)
49
Uit welke kern ontvangt de cerebellaire schors/Purkinje cellen informatie van klimvezels?
Via de oliva inferior (pci)
50
Wat is ataxie?
= coördinatiestoornis in de uitvoering van doelgerichte bewegingen waardoor verstoring van willekeurige motoriek
51
Wat zijn 2 klinische uitingen van ataxie?
- dysmetrie (hypermetrie/hypometrie) - intentietremor
52
Wat is de oorzaak van ataxie?
= stoornis in ipsilaterale cerebellaire hemisfeer
53
Wat zijn 6 andere problemen die veel voorkomen bij ataxie?
- onzeker looppatroon (dronkenmansloop) - onduidelijk spreken - misgrijpen - trillen van handen - dubbelzien - verslikken
54
Aan welke 5 delen van het lichaam kan ataxie te merken zijn?
- stem: cerebellaire dysartrie - oculomotoriek: nystagmus - ledematen: intentietremor, gestoorde top-neus/knie-hakproeven - romp: rompataxie - gang: gangataxie
55
Noem heel veel oorzaken van ataxie
- toxisch: alcohol, medicatie - metabool: hypothyreoïdie, ziekte van Wilson, coeliakie - auto-immuun: MS - systeemziekten: SLE - para-infectieus: Miller-Fisher syndroom - infectieus: TBC - tumor: metastase, paraneoplastische cerebellaire degeneratie - genetisch: spinocerebellaire ataxie (SCA), friedreich ataxie - neurodegeneratief: CJD
56
Noem 5 andere kenmerkende symptomen/clues bij het vinden van de oorzaak van ataxie
- autonome functiestoornissen - geheugen/gedrag - darmklachten - gewichtsverlies/gewichtstoename - voorgeschiedenis
57
Noem 6 soorten medicatie die ook tot ataxie kunnen leiden
- benzodiazepines - anti-epileptica - lithium - cytostatica - amiodarone - metronidazole
58
Noem 4 kenmerken van spinocerebellaire ataxieën
- verzameling ziektebeelden: SCA, FRDA, MSA - 50+ verschillende oorzaken - erfelijk en sporadisch - behandelbaar & onbehandelbaar
59
Noem 4 kenmerken van autosomaal dominante cerebellaire ataxie (ADCA)
- genetische classificatie: SCA 1-36 - + extrapiramidale symptomen, chorea, polyneuropathie en retinopathie - onset 30-40 jaar - trinucleotide expansie (CAG + anticipatie)
60
Noem 7 onderdelen van het neurologisch onderzoek bij ataxie
- zintuigen (visus en gehoor) - huid - polyneuropathie - holvoeten/hamertenen - orthostase - extrapiramidale kenmerken - dystonie
61
Noem 4 kenmerken van Friedreichse ataxie
- mutatie frataxine-gen (GAA) - onset meestal voor 25e levensjaar - fenotype variabel - multisysteemziekte: SCA, sensibele polyneuropathie, areflexie, holvoeten, cardiomyopathie, diabetes en scoliose
62
Noem 4 kenmerken van glutenataxie
- neurologische complicaties coeliakie: ataxie en polyneuropathie - pt vaak geen intestinale klachten of histologische enteropathie - anti-gliadine-antistoffen (niet specifiek) - kan verbeteren bij glutenvrij dieet
63
Noem 4 algemene criteria van MSA
- sporadische, progressieve aandoening - beginleeftijd > 30 jaar - definitieve diagnose = postmortem - hot cross bun sign pons op MRI
64
Bij welke 3 symptomen is MSA waarschijnlijk?
- autonome dysfunctie: urine-incontinentie, erectiestoornissen, orthostase EN - parkinsonisme (matig levodopa responsief) - cerebellair syndroom
65
Bij welke 4 criteria is MSA mogelijk?
- parkinsonisme OF - cerebellair syndroom EN - autonome dysfunctie, niet voldoend aan alle criteria EN - tenminste 1 ondersteunend argument
66
Noem algemene kenmerken van sporadische ataxie (MSA)
- vanaf 50e levensjaar - mediane overleving 6-7 jaar - MSA-P en MSA-C (15-20% van MSA) - autonome functiestoornissen vereist voor diagnose
67
Wat zijn 1 vorm van sporadische ataxie?
ILOCA = idiopathische late onset cerebellaire ataxie
68
Noem 2 specifieke klinische kenmerken van FXTAS?
- positie-/intentie tremor - gangataxie
69
Noem 3 minder-specifieke klinische kenmerken van FXTAS?
- parkinsonisme - cognitieve achteruitgang van korte termijngeheugen - cognitieve achteruitgang van executief functioneren
70
Wat is een specifiek radiologisch kenmerk van FXTAS?
Symmetrische witte stof afwijkingen in de middelste cerebellaire pedunkels
71
Wat zijn 2 minder specifieke radiologische kenmerken van FXTAS?
- witte stof afwijkingen supratentorieel - matige tot ernstige atrofie van de hersenen
72
Wat is er naast het verlies van dopaminerge neuronen in de substantia nigra nog meer verstoort bij M. Parkinson?
Verstoring balans dopamine/acetylcholine --> te veel acetylcholine --> speekselvloed, etc.
73
Op welk symptoom van Parkinson hebben anticholinergica vooral een gunstig effect?
Tremor
74
[M. Parkinson] Noem 2 groepen/soorten anticholinergica die gebruikt kunnen worden
- 'oud' = alkaloïden: atropine, scopolamine - 'niewu' = synthetisch: orfenadrine, trihexyfenidyl
75
[M. Parkinson] Welke bijwerkingen geven de 'oude' anticholinergica/alkaloïden?
- obstipatie - droge mond - mydriasis - verslapping blaassphincter
76
[M. Parkinson] Hoe werkt amantadine/wat voor soort medicatie is dit?
Antiviraal middel dat tevens als glutamaat (NMDA) receptor antagonist fungeert Normale functie NMDA receptor = onderdrukken dopamine release DUS als geven antagonist = meer dopamine release
77
[M. Parkinson] Wat zijn 2 voordelen van gebruik van Amantadine?
- snel effect - vooral op rigiditeit en akinesie
78
[M. Parkinson] Noem 4 nadelen van gebruik amantadine
- na 8-9 maanden uitgewerkt (snellere afbraak, gewenning, minder receptoren) - misselijkheid - anticholinerge & centrale effecten - veroorzaakt livedo reticularis (vlekkerige uitslag benen)
79
[M. Parkinson] Wat is de gouden standaard behandeling & wat voor soort stof is dit?
L-DOPA/levodopa = precursor van dopamine - minder polair dan dopamine DUS komt makkelijker over de BBB (maar alsnog 1% dosis in hersenen)
80
[M. Parkinson] Welk middel moet je combineren met L-DOPA om de halfwaardetijd te verlengen?
Decarboxylase remmer --> zodat verminderde afbraak elders in het lichaam - benserazide - carbidopa
81
[M. Parkinson] Wat zijn perifere bijwerkingen van L-DOPA?
- misselijkheid - anorexie - hypotensie - hartritmestoornissen (vorming noradrenaline uit dopamine)
82
[M. Parkinson] Welk middel voeg je nog meer toe bij L-DOPA tegen de perifere bijwerkingen (specifiek de misselijkheid)?
Domperidon = antagonist D2-receptoren
83
[M.Parkinson] Dus uit welke 3 middelen bestaat behandeling van Parkinson met L-DOPA?
- L-DOPA - decarboxylase remmer = benserazide, carbidopa - antagonist D2-receptor = domperidon
84
[M. Parkinson] Noem 5 centrale bijwerkingen van gebruik van L-DOPA
- dyskinesie: overmaat bewegingen door overmaat dopamine - 'on-off' fenomeen door korte halfwaardetijd - hallucinaties - opwinding - nachtmerries
85
[M. Parkinson] Wat voor stof is apomorfine & hoe werkt het?
D2-agonist - braakmiddel DUS combineer met domperidon - nasale of subcutane toediening
86
[M. Parkinson] Welke 2 symptomen verbetert D2-agonist apomorfine?
- rigiditeit - tremor
87
[M. Parkinson] Noem 4 bijwerkingen van D2-agonisten
- misselijkheid en braken - hypotensie - centraal: verwardheid, hallucinaties - retroperitoneale fibrose bij chronische toepassing
88
[M. Parkinson] Hoe werkt MAOb-remmer Selegiline?
Zorgt voor minder dopamine in synapsspleet, zodat dopamineconcentratie omhoog - enzym mono-amine-oxicase b (MOAb) breekt dopamine normaal af
89
[M. Parkinson] Noem 4 bijwerkingen van MAO-b remmers
- hallucinaties - slapeloosheid - misselijkheid - bloeddrukschommelingen
90
[M. Parkinson] Hoe werken COMT-remmers?
- COMT = enzym catechol-0-methyltransferase in de synapsspleet dat L-dopa af kan breken - COMT-remmer remt dus omzetting van L-dopa waardoor halfwaardetijd L-dopa omhoog
91
Wat is dyskinesie?
Ongewilde, hevige bewegingen
92
Wat houdt het on-off fenomeen in wat kan optreden bij gebruik levodopa?
ON = ongewilde bewegingen/hyperbeweeglijkheid OFF = totale verstarring Oorzaak = schommelingen in dopamine concentratie