HC week 1 Flashcards
hersenen (49 cards)
Indeling zenuwstelsel:
- Perifeer zenuwstelsel: deel van hersenzenuwen en zenuwen naar dermatomen
- Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg, n. opticus en retina horen bij centrale zenuwstelsel
Embryologie hersenen:
- Telencephalon cerebrale hemisferen
- Diencephalon thalamus, subthalamus, hypothalamus, neurohypofyse
- Mesencephalon middenhersenen
- Metencephalon pons, cerebellum
- Myelencephalon medulla
- Hersenstam = middenhersenen, pons en medulla oblongata
Uiteindelijke verdeling CNS: telecephalon, diencephalon, cerebellum, hersenstam, ruggenmerg
Oriëntatie in CNS:
- Caudaal is onderkant, rostraal is richting neus
- Dorsaal is superior achter
- Ventraal is anterior aan de onderkant
Cortex en subcorticale gebieden:
- Cerebrale cortex loben: frontaal, pariëtaal, temporaal, occipitaal
- Corpus callosum
- Cerebrale nuclei: basale ganglia, amygdala, hippocampus
Functionele taal gebieden:
gebied van Broca en Wernicke
Systemen: input output:
- Sensorisch: input thalamus primaire schors …
- Motorisch: … primaire motorische schors ruggenmerg skeletspieren
- Cognitieve systeem (associatieve schors): planning, selectie
- Limbische systeem (amygdala, hypothalamus, insula): emoties, pijn
Centrale zenuwcellen:
- Grijze stof: cellichamen en dendrieten
- Witte stof (axonen met myelineschede)
- Spinale zenuwen
Neuronen:
- 10^11 zenuwcellen
- Chemische elektrische chemische prikkels
- Integratie van prikkels
- Geleiding over grote afstand
Samenstelling neuron:
- Dendriet
- Soma (lichaam)
- Dendriet + soma is receptief oppervlak
- Axon heuvel
- Axon met myelineschede
- Pre-synaptisch einde
- Synaps
Classificatie van neuronen op basis van structuur:
- Projectie: lange afstand, lokaal
- Dendritische structuur: piramide vorm, ster vorm
- Aantal uitsteeksels: unipolair, bipolair (specialisatie), multipolair (integratie)
- Indelingen op verbindingen: divergent/focussed, convergent
Transmitter + receptor bepalen
inhiberende of exciterende werking
Gliacellen:
- 2-10 keer zo talrijk als neuronen
- Geen axon, geen actiepotentialen, alleen chemische communicatie
- Zorgen voor steun en snelle geleiding
- Centraal:
o Oligodendrocyten: myelineschede, meerdere axonen
o Astrocyten: bloed-hersenbarrière
o Microglia: fagocytose, litteken vorming
o Ependymcellen: liquorproductie - Perifeer:
o Satellietcellen
o Schwann cellen: myelineschede, 1 axon
Lokalisatie sensorisch/motorisch
Sensorische neuronen komen via dorsale radix binnen, motorische neuronen gaan via ventrale radix het ruggenmerg uit naar doelorganen. Ventrale/dorsale radix spinale zenus gemengde ventrale/dorsale ramus ventraal naar voorzijde nek en buik, armen en benen / dorsaal naar achterzijde nek, rug en bekken
Spinale zenuw:
- Treden tussen de wervels door uit de wervelkolom
- 8 cervicaal, 12 thoracaal, 5 lumbaal, 5 sacraal
- Sacrale segmenten treden lumbaal al uit
- Uittredende segmenten worden gereorganiseerd in plexus, waarna het zich splitst in dermatomen
- 1 spinale zenuw = 1 dermatoom maar is niet 1 perifere zenuw
Somatotopie
locatie van receptieve velden is bekend, ieder deel van schors representeert specifiek deel van het lichaam
Twee soorten adaptatie vuurfrequentie:
- Snelle adaptatie: aangeven van verandering, vuren stopt als er geen verandering is
- Langzame adaptatie: aangeven absolute waarde van prikkel, bijv pijnreceptoren
Twee systemen van somato-sensibiliteit:
- Vitaal: pijn en temperatuur
- Gnostisch: trilling, positie, aanraking
- Vitale systeem maakt eerste synaps in ruggenmerg, dan via lange baan omhoog
- Gnostische systeem gaat eerst omhoog en maakt pas in hersenen synaps
- Tweede synaps van beiden in thalamus, derde in sensorische schors
- Vitale systeem receptoren: vrije zenuweinden
- Gnostische systeem receptoren: Meissner corpuscle, Pacinian corpuscle, Ruffini corpuscle, Merkels disks
Homunculus mediaal naar lateraal:
Benen hoofd armen aangezicht
Motor unit
motoneuron + spiervezels
Afferenten motoneuronen:
- Primair uit spinaal ganglion: monosynaptische reflex
- Via interneuronen: polysynaptische reflex
- Cortico-spinale banen: pyramidebaan (contralaterale sturing, kruising in de medulla)
Extrapiramidale systemen:
- Cerebellum
- Basale ganglia
- Coördinatie van de initiatie en uitvoering
- Invloed via pyramidale baan
Stoornissen extrapiramidaal:
- Cerebellair: ataxie
- Basale ganglia: hyperkinesie (Huntington), hypokinesie (Parkinson)
Centrale laesie:
- Geen atrofie
- Verhoogde tonus
- Verhoogde reflexen
- Babinski voetzoolreflex: extensie grote teen
Perifere laesie:
- Atrofie
- Verlaagde tonus
- Verlaagde reflexen
- Normale voetzoolreflex