VO week 3 Flashcards
(21 cards)
3 lagen van oogbol
- Sclera, die vooraan bij limbus overgaat in cornea
- Uvea: choroidea (sterk doorbloed, bevat bij sclera melanine), corpus ciliare, iris
- Retina
3 compartimenten oogbol
- Voorste oogkamer: ruimte tussen cornea en iris
- Achterste oogkamer: ruimte tussen iris en voorzijde lens
- Glasachtig lichaam
5 lagen cornea
- Epitheel
- Membraan van Bowman
- Stroma
- Membraan van Descemet
- Endotheel: verzorgt stroma, houdt cornea helder door af en aanvoer kamervocht, niet regenererend
Functies traanfilm
- Glad oppervlak
- Aanvoer van zuurstof
- Afvoer van vuil
- Anti-bacteriële werking
Corpus ciliare
- Musculus ciliaris: accomoderen van de lens, bij aanspannen bolle lens en dus dichtbij zien, parasympathisch
- Bindweefsel
- Pigmentlaag
Pars plicata maakt het kamervocht, overige deel is pars plana
Deel van corpus ciliare naar lens heet zonula ciliaris
Stroom kamervocht
pars plicata –> pupil –> voorste oogkamer –> absorptie in kanaal van Schlemm
Functie oogkamervocht
voeding van cornea
regelen van oogdruk
Lagen iris
fibroblasten
bindweefsel
pigmentlaag
2 spieren iris
- M. dilatator pupillae: sympathisch
- M. sphincter pupillae: circulair, parasympathisch door n. oculomotorius
Retina heeft op 2 plaatsen afwijkende opbouw
- Macula: met fovea, vooral kegeltjes, minder ganglioncellen
- Blinde vlek: geen fotoreceptorcellen, wel n. opticus en a. en v. centralis retinae
Lagen van retina
Membrana limitans interna
Zenuwvezellaag: axonen
Ganglioncellaag
Binnenste kernlaag: interneuronen
Binnenste plexiforme laag: dendrieten RGC
Buitenste kernlaag: kernen fotoreceptoren
membrana limitans externa
Fotoreceptorlaag
Retinale pigment epitheel
Buphtalmos
te grote cornea, kamerhoek gesloten
primair congenitaal glaucoom
Iritis
ontsteking van iris
peri-limbale roodheid
iris rood craniaal
vaak auto-immuunlijden
Acuut glaucoom
asymmetrische pupil
veel pijn
erg rood oog
troebele cornea
vaak luxerend moment
N. opticus bedreigd
Cataract
troebele lens, gelig
problemen met zien in het donker
wazige visus
retinoblastoom
tumor van retina met rozettenvorming
jonge kinderen
witte reflex in oog (kan ook toxoplasmose)
kan erg dodelijk zijn
Drusen
ophoping van kalk in de papil
RPE deposities
relatieve ischemie
Lekkage vs occlusie vascularisatie retine
lekkage: oedeem, harde exsudaten, bloeding
occlusie: cotton wool spots, neovascularisatie, irreguliere venen
Binoculaire cues (2 ogen nodig)
- Stereopsis (*): objecten die niet op de horopter (= het vlak door het
fixatiepunt) staan, worden niet precies op corresponderende plekken op de
retina afgebeeld. Dit noemen we dispariteit. In de visuele cortex zijn er cellen
die input krijgen vanuit deze plekken. Deze dispariteitsgevoelige cellen
hebben dus een receptief veld, die in beide ogen ligt, maar niet op
corresponderende plekken. - Convergentie (*): de hoek tussen een object en de twee ogen wordt groter als
een object dichterbij staat
Monoculaire cues (1 oog nodig)
ewegings parallax: de schijnbare beweging van objecten ten opzichte van
elkaar en/of ten opzichte van de achtergrond bij het bewegen van je hoofd
* Relatieve grootte: van bekende of identieke objecten weten we hoe groot ze
zijn. Als de een dus groter is dan de andere wordt dat ge-interpreteerd alsof
het object dichterbij staat.
* Kleur en helderheid ()
* Perspectief: convergerende lijnen in een 2D afbeelding worden
geinterpreteerd als zijnde parallel.
* Afstandsmist: het licht afkomstig van objecten die verder weg staan wordt
meer verspreid door deeltjes in de lucht.
* Accomodatie van de lens (): om een object scherp op de retina af te beelden
moet de ooglens een optimale sterkte hebben. Deze sterkte varieert voor
objecten die dichtbij staan. Het brein kan deze informatie uitlezen en
gebruiken
* Occlussie: doordat objecten voor of achter andere objecten staan kun je een
grove volgorde van afstanden van deze objecten bepalen