HC2 Flashcards

(42 cards)

1
Q

Herhaling van M&T I. Als je naar samenhang kijkt tussen twee variabelen. Wat zijn dan de mogelijk te gebruiken toetsen en de test-statistiek?

A
  • Pearson correlatie (r)
  • Spearman correlatie (rho)
  • Chi-kwadraattoets (X^2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer moet je gebruik maken van Pearson correlatie?

A

Als aan al deze voorwaarden wordt voldaan:
- Als er samenhang is tussen twee variabelen
- Als X en Y minimaal interval niveau hebben
- Als de scores normaal verdeeld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer moet je gebruik maken van Spearman correlatie?

A

Als aan de eerste 3 voorwaarden allemaal is voldaan:
- Als er samenhang is tussen twee variabelen
- Als X en Y minimaal ordinaal of interval niveau hebben
- Als X en Y interval niveau hebben en de scores niet normaal verdeeld zijn
Dit zijn extra voorwaarden:
- Als er een kleine N is
- Als er sprake is van één of enkele outliers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer wordt de Chi-kwadraat toets gebruikt?

A
  • Bij samenhang tussen twee variabelen en als het meetniveau van X en Y nominaal is
  • Bij het vergelijken van groepen wanneer X en Y allebei nominaal zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als je groepen gaat vergelijken wat zijn dan de mogelijk te gebruiken toetsen en wat is de test-statistiek?

A
  • Onafhankelijke t-toets (T)
  • Gepaarde t-toets
  • Chi-kwadraat toets (X^2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de onafhankelijke variabele en wat is de afhankelijke variabele? Wat houdt het in?

A

X = onafhankelijk
Y = afhankelijk
De afhankelijke variabele is hetgeen wat je wilt gaan onderzoek, wat je wil voorspellen of verklaren.
De onafhankelijke is waarmee je dat onderzoekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij samenhang tussen twee variabelen. Wanneer gebruik je de Chi-kwadraat toets? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele en indien de onafhankelijke variabele nominaal of ordinaal is, hoeveel categorieën heeft deze dan?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau van de onafhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele: Twee of meer dan twee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij samenhang tussen twee variabelen. Wanneer gebruik je de Odds Ratio? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele en indien de onafhankelijke variabele nominaal of ordinaal is, hoeveel categorieën heeft deze dan?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau van de onafhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele: Twee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij samenhang tussen twee variabelen. Wanneer gebruik je de Spearman rangcorrelatie? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele en indien de onafhankelijke variabele nominaal of ordinaal is, hoeveel categorieën heeft deze dan?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau van de onafhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele: Meer dan twee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij samenhang tussen twee variabelen. Wanneer gebruik je de Pearson correlatie (mits interval/ratio-variabele normaal verdeeld, anders Spearman)? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele en indien de onafhankelijke variabele nominaal of ordinaal is, hoeveel categorieën heeft deze dan?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau van de onafhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele: -, want geen nominaal/ordinaal niveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij samenhang tussen twee variabelen. Wanneer gebruik je de logistische regressie? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, aanvullende voorwaarden en indien de onafhankelijke variabele nominaal of ordinaal is, hoeveel categorieën heeft deze dan?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 2 of meer
  • Aanvullende voorwaarden: Indien afhankelijke variabele dichotoom
  • Hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele: -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij samenhang tussen twee variabelen. Wanneer gebruik je de regressie? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, aanvullende voorwaarden en indien de onafhankelijke variabele nominaal of ordinaal is, hoeveel categorieën heeft deze dan?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 2 of meer
  • Aanvullende voorwaarden: Indien residuen normaal verdeeld
  • Hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele: -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij samenhang tussen twee variabelen. Wanneer gebruik je de Pearson correlatie? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele en voldoen de interval/ratio-variabelen aan de parametrische assumpties?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau van de onafhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal OF interval/ratio
  • Voldoen de interval/ratio-variabelen aan de parametrische assumpties: Ja
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij samenhang tussen twee variabelen. Wanneer gebruik je de Spearman correlatie? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele en voldoen de interval/ratio-variabelen aan de parametrische assumpties?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau van de onafhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal OF interval/ratio
  • Voldoen de interval/ratio-variabelen aan de parametrische assumpties: Nee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij samenhang tussen twee variabelen. Wanneer gebruik je de regressie? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele en voldoen de interval/ratio-variabelen aan de parametrische assumpties?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 2 of meer
  • Meetniveau van de onafhankelijke variabele: -
  • Voldoen de interval/ratio-variabelen aan de parametrische assumpties: -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij vergelijken van groepen. Wanneer gebruik je de Chi-kwadraat toets? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele, hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele en zijn er afhankelijke of onafhankelijke metingen?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: 2 of meer dan 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Onafhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij vergelijken van groepen. Wanneer gebruik je de Mann-Whitney test? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele, hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele en zijn er afhankelijke of onafhankelijke metingen?
2 antwoordmogelijkheden, bij de tweede geef ook antwoord op of de afhankelijke variabele voldoet aan de parametrische assumpties

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Onafhankelijk
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Onafhankelijk
  • Voldoet de afhankelijke variabele aan de parametrische assumpties: Nee
18
Q

Bij vergelijken van groepen. Wanneer gebruik je de Wilcoxon test? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele, hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele en zijn er afhankelijke of onafhankelijke metingen?
2 antwoordmogelijkheden, bij de tweede geef ook antwoord op of de afhankelijke variabele voldoet aan de parametrische assumpties

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Afhankelijk
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Afhankelijk
  • Voldoet de afhankelijke variabele aan de parametrische assumpties: Nee
19
Q

Bij vergelijken van groepen. Wanneer gebruik je de Kruskall Wallis test? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele, hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele en zijn er afhankelijke of onafhankelijke metingen?
2 antwoordmogelijkheden, bij de tweede geef ook antwoord op of de afhankelijke variabele voldoet aan de parametrische assumpties

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: Meer dan twee
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Onafhankelijk
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: Meer dan 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Onafhankelijk
  • Voldoet de afhankelijke variabele aan de parametrische assumpties: Nee
20
Q

Bij vergelijken van groepen. Wanneer gebruik je de Friedman’s ANOVA test? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele, hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele en zijn er afhankelijke of onafhankelijke metingen?
2 antwoordmogelijkheden, bij de tweede geef ook antwoord op of de afhankelijke variabele voldoet aan de parametrische assumpties

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Nominaal (alleen dichotoom) of ordinaal
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: Meer dan 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Afhankelijk
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: Meer dan 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Afhankelijk
  • Voldoet de afhankelijke variabele aan de parametrische assumpties: Nee
21
Q

Bij vergelijken van groepen. Wanneer gebruik je de onafhankelijke t-toets? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele, hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele en zijn er afhankelijke of onafhankelijke metingen?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Onafhankelijk
  • Voldoet de afhankelijke variabele aan de parametrische assumpties: Ja
22
Q

Bij vergelijken van groepen. Wanneer gebruik je de gepaarde t-toets? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele, hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele en zijn er afhankelijke of onafhankelijke metingen?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Afhankelijk
  • Voldoet de afhankelijke variabele aan de parametrische assumpties: Ja
23
Q

Bij vergelijken van groepen. Wanneer gebruik je ANOVA? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele, hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele en zijn er afhankelijke of onafhankelijke metingen?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: Meer dan 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Onafhankelijk
  • Voldoet de afhankelijke variabele aan de parametrische assumpties: Ja
24
Q

Bij vergelijken van groepen. Wanneer gebruik je Repeated-measures ANOVA? Geef antwoord op het meetniveau van de afhankelijke variabele, hoeveel onafhankelijke variabelen er zijn, meetniveau van de onafhankelijke variabele, hoeveel categorieën heeft de onafhankelijke variabele en zijn er afhankelijke of onafhankelijke metingen?

A
  • Meetniveau van de afhankelijke variabele: Interval/ratio
  • Hoeveel onafhankelijke variabelen zijn er: 1
  • Meetniveau onafhankelijke variabele: Nominaal/ordinaal
  • Hoeveel categorieën heeft onafhankelijke variabele: Meer dan 2
  • Afhankelijke of onafhankelijke metingen: Afhankelijk
  • Voldoet de afhankelijke variabele aan de parametrische assumpties: Ja
25
Als er twee onafhankelijke variabelen zijn hoe wordt dit dan genoemd? En hoe wordt het genoemd als er meerdere onafhankelijke variabelen zijn?
2: Bivariate Meer dan 2: Multivariate
26
Wat zijn afhankelijke metingen, en wat zijn onafhankelijke metingen?
Afhankelijk: Als een bepaalde test groep later in het proces nog een keer getest wordt Onafhankelijk: Als een bepaalde testgroep maar één keer getest wordt
27
Wat zijn de parametrische assumpties waar de afhankelijke variabele aan moet voldoen?
Normaalverdeling
28
Wat is een correlatie?
Een correlatie geeft informatie over de sterkte en de richting van een verband tussen twee variabelen. Dit is een gestandaardiseerde manier om een verband tussen variabelen uit te drukken en gaat uit van een lineaire samenhang (min = -1, max = 1)
29
Wanneer er gekeken wordt naar correlatie, dan moet er gekeken worden naar of de correlatie significant is en naar de effectgrootte r. Wat is hierover te zeggen?
p moet kleiner zijn alfa, dan is het verband statistisch significant. Stel r = 0,22, dan is dit een positief verband. De vuistregel is ± 0,1 is zwak, ± 0,3 is gemiddeld, ± 0,5 is sterk verband. Er is dus een zwak-gemiddeld verband. Variantie is r^2, dus de verklaarde variantie is 4,9%
30
Voor een Chi-kwadraat toets kan een kruistabel worden gemaakt om het verband tussen ordinale en nominale variabelen weer te geven, maar wat is hier bij belangrijk om in het achterhoofd te houden?
- Wanneer er te veel categorieën zijn, dan is dit minder informatief en praktisch - Bij toetsing op significantie (X^2) moeten er minstens 5 verwachte waarnemingen zijn per cel
31
De formule van X^2 is Sigma ((Oi - Ei)^2)/Ei. Ei is de verwachte celvulling indien geen samenhang. Oi is de geobserveerde celvulling. Hoe bereken je E per cel?
(Kolomtotaal * rijtotaal)/tabeltotaal
32
Als er een significant verband is, bv. tussen online slachtofferschap en het geslacht. Hoe weet je dan aan welke kant het verband ligt? Wie heeft er meer kans op online slachtofferschap?
Bekijk eerst de percentages per groep om te zien hoe het verband eruitziet. Verder kan je de Odds Ratio gebruiken: OR = (A*D)/(B*C) = (B*C)/(A*D). Nog een andere manier is Cramer's V in SPSS, waarbij ± 0,1 is zwak, ± 0,3 gemiddeld, ± 0,5 is sterk
33
Wat is ANOVA?
Analysis of Variance. Totale variantie: getal dat weergeeft hoeveel de verschillende scores van elkaar verschillen. Het kijkt naar meer dan 2 groepen en vergelijkt deze op een interval/ratio variabele.
34
Wat is er bekend over de onafhankelijke t-toets?
Je gebruikt het als je twee onafhankelijke groepen gaat vergelijken. Op een interval/ratio-variabele die normaal verdeeld is Eerst Levene's test doen om te kijken of de gemiddelden gelijke varianties hebben, anders tweede rij.
35
Als er veel variantie binnen groepen is, wat is dan de conclusie?
Dat de variantie niet lijkt te worden verklaard door de onafhankelijke variabele
36
Als er veel variantie is tussen groepen, wat is dan de conclusie?
Dat de variantie wel verklaard lijkt te worden door de onafhankelijke variabele
37
Bij ANOVA wordt gekeken naar de F-ratio. Wat is de F-ratio?
F-ratio = gemiddelde variatie in scores die kan worden verklaard door het model/gemiddelde variatie in scores die niet kan worden verklaard door het model
38
Wat is de formule van de F-ratio?
F = MSm/MSr, waarbij MSm = SSm/dfM en MSr = SSr/dfR
39
Wat betekent het als de F-waarde wordt overschreden?
Dan is het significant.
40
Stel er komt een significant verschil uit. Hoe weet je dan welke groep verschilt van welke?
Door een posthoc-toets uit te voeren. Wij gebruiken Bonferroni
41
Hoe weet je of een verdeling normaal verdeeld is?
- Het staat in de vraag - In SPSS kan je een histogram uitdraaien en kijken of het een beetje normaal verdeeld is - Als de steekproef N>30
42