HC9 Flashcards

(38 cards)

1
Q

Waarvan is de analyse bij kwalitatief onderzoek vooral afhankelijk van?

A

Van de analytische vaardigheden van de onderzoeker. Het is minder gestandaardiseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 10 basisprincipes van elke analysestrategie?

A
  1. Cyclisch proces van analyse en dataverzameling
  2. Systematisch en omvattend: Goed bijhouden op welke manier je de data aan het verzamelen bent
  3. Reflexiviteit: Memo’s bijhouden, post its om op te schrijven hoe je iets hebt gecodeerd. Je moet je ook bewust zijn van je eigen referentiekader dat je gebruikt en dat moet je ook noteren
  4. Segmentatie van data in eenheden: Data opdelen in kleine stukjes
  5. Betekenisvolle categorisering van datasegmenten: Data samenvoegen in categorieën
  6. Constante vergelijking: Tussen de data die je hebt en die je nog moet verzamelen
  7. Categorieën blijven flexibel en voorlopig: Kunnen nog veranderen
  8. Analyse is eclectisch (geen enige juiste weg): Ene uitkomst is niet beter dan de andere
  9. Vakmanschap: Ervaring opdoen en dan word je beter
  10. Synthese op hoger niveau: Conclusie trekken op hoger niveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar gebruik je software voor?

A
  • Computer Assisted Qualitative Data Analysis Software (CAQDAS)
  • Helpt data te ordenen
  • Nog steeds zelf (handmatig) coderen en categoriseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Er zijn twee strategieën om te onderzoeken, deductief en inductief. Wat is kenmerkend aan deductief?

A
  • Concepten vanuit de theorie
  • Lijst met codes
  • Theoretisch kader
  • Risico: Geen oog voor nieuwe informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is kenmerkend aan inductief?

A
  • Concepten vanuit de data
  • Open coderen –> eigen interpretatie
  • Theoretische sensitiviteit
  • Risico: Gebrek aan systematiek, data overload –> kan een chaos worden, je zien door de bomen het bos niet meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt er aanbevolen voor manier van analyse?

A

Een richtinggevend schema gebruiken op basis van sensitizing concepts (uit de literatuur). Maar: Ogen open houden voor nieuwe concepten in de data. Middenweg tussen beide, relatie met semi-gestructureerde interviews.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn sensitizing concepts?

A

Sensitizing concepts zijn attenderende begrippen vanuit eerdere literatuur. Je geeft op basis van bestaande literatuur aan waarom je onderzoek relevant is en je gebruikt deze kenmerken uit eerdere theorieën en onderzoeken om sturing te geven aan je onderzoek. Ook bij focusgroepen ga je niet volledig blanco beginnen. Je wilt sturing geven aan de verschillende topics die besproken gaan worden. Dus je gebruikt de sensitizing concepts in je topiclijst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe gaat het analyseren in zijn werk?

A
  • Constant vergelijkende methode
  • Methode: Vergelijking van individuele gevallen
    Overeenkomsten: Welke patronen zijn er aan te treffen over de gevallen heen?
    Verschillen: Welke variatie is er aan te treffen tussen de gevallen? Is dit interessant in het kader van de onderzoeksvraag?
  • Doel: Constructie typologie en theorie –> OP basis hiervan bepaalde typologieën en theorieën ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor soorten teksten zijn er en wat valt hieronder?

A
  • Transcripties: Verbatim uitwerken interviews, gesprekken/veldnotities, observaties door onderzoeker zelf
  • Samenvattingen: Zo uitgebreid mogelijk, ook al interpretaties
  • Memo’s: Reflectie, ideeën en gedachten over de verkregen data
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ziet de fasering eruit van de analyse bij coderen?

A
  1. Labels geven –> open coderen
  2. Reductie: terugbrengen tot enkele kernconcepten. Als je ziet dat de codes overlappen of passen binnen een andere concept, dan reduceren tot enkele kernconcepten. Als je nieuw materiaal verzamelt, dan kan je het al onder die kernconcepten brengen en hoef je niet opnieuw te beginnen met open coderen –> axiaal en selectief coderen.
  3. Integratie: relatie concepten, ontwikkeling theorie: synthese naar een hoger niveau, je gaat de kernconcepten aan elkaar linken en een theorie ontwikkelen –> selectief/theoretisch coderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt open coderen in?

A
  • Lezen en herlezen van materiaal (relevante transcripten, memo’s etc. (niet over koetjes en kalfjes deel van het interview))
  • Begin open coderen –> Label geven aan alle stukjes tekst/fragmenten
  • Na elk interview consequent de volgende vragen stellen aan jezelf (doe dit bij elk interview opnieuw, maar ook tijdens het interview): Wat zijn op dit moment de centrale begrippen/categorieën?; Vallen er begrippen/categorieën af?; Komen er nieuwe begrippen/categorieën bij?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt axiaal coderen in?

A

Van open coderen naar axiaal coderen
- Patronen ontdekken in de codes
- Herkennen van thema’s en concepten
- Bepalen van eigenschappen en dimensies van mogelijke categorieën
- Hiërarchie in codes: Onderscheid in hoofd- en subcodes:
1. Hercoderen, nieuwe codes toevoegen
2. Reduceren van codes
3. Codes splitsen
= Orde in de chaos van open codes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is selectief coderen?

A

Van axiaal coderen naar selectief coderen
- Categorieën reduceren en structureren tot centrale abstracte thema’s
- Relaties tussen thema’s achterhalen
- Gericht op zoek naar deze thema’s/categorieën in de data –> terug naar het cyclische proces om te checken
- Deze thema’s ook meenemen in nieuwe interviews/observaties –> constante vergelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt theoretisch coderen in?

A

Het uitwerken van de theorie
- Koppelen aan de literatuur
- Definitieve codering van materiaal
- Gerichte analyse
- Theoretische verzadiging (saturation)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn concrete indicatoren van theoretische verzadiging hebben?

A
  • Bij het stellen van een vraag, weet je het antwoord al van de respondent
  • Verveling tijdens het interview
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ziet het kwalitatieve onderzoeksproces eruit?

A

Empirie –> analyse –> evaluatie –> empirie –> analyse etc.

17
Q

Wat is een typologie?

A

Een typologie is een onderverdeling van groepen mensen, objecten, beschrijvingen op basis van enkele gemeenschappelijke kenmerken

18
Q

Merton heeft een typologie van deviantie: conformeren, innovatie, ritualisme, terugtrekken, rebellie. Dit zijn verschillende manieren om om te gaan met strain. Wat is er belangrijk bij typologieën?

A

Dat je categorieën maakt die niet te veel op elkaar lijken

19
Q

Wat is er belangrijk bij het maken van een typologie?

A
  • Typologie is gebaseerd op ideaaltypen
  • Ideaaltypen zijn artificiële constructies, die je zelf hebt gecreëerd
  • Sociale werkelijkheid oceaan grijstinten en overlappingen: Grenzen zijn in het echte leven niet zo duidelijk
  • Problemen met categoriseren eerder regel dan de uitzondering: Mensen kunnen passen in meerdere categorieën, welke kies je dan? Leg dit ook uit waarom je voor die categorie hebt gekozen
  • Falisficatie! Mensen die niet passen in de categorieën die je hebt opgesteld. Doe hier vooral iets mee. Als je dit aangeeft, is dat een aanknopingspunt voor vervolgonderzoek
20
Q

Welke problemen kunnen zich voordoen bij analyses?

A
  • Foutieve interpretaties, alternatieve verklaringen over het hoofd zien en negatieve bewijzen (falsificatie)
  • Holistische fout: Te groot denken, meer verbanden leggen dan dat er eigenlijk zijn
  • Elitevertekening: Als je ook spreekt in je onderzoek met experts die weten waar ze het over hebben. Dit kan leiden tot een vertekening, waardoor het lijkt alsof de mensen die je interviewt allemaal goed weten waar ze het over hebben.
  • Projectie: Niet alleen maar bevestiging zoeken voor je eigen ideeën
  • Scheve steekproeven: Bepaalde ideeën buiten beschouwing houden, omdat je gefocust bent op andere ideeën
  • Stemming: Soms voel je je niet goed, probeer het dan de dag erna
  • Gelijkenissen niet zien, dit maakt het moeilijk om de synthese naar het hogere niveau te brengen
21
Q

Wat zijn oplossingen voor de problemen met analyses?

A

De kwaliteit van onderzoeksproces bewaken door middel van:
- Triangulatie
- Falsificatie
- Reflexiviteit
- Ervaring van de onderzoeker

22
Q

Wat is er belangrijk bij rapportage?

A

Doel: Beschrijven en verantwoorden van bevindingen
- Rapportage geen één op één weergave van het onderzoeksproces
- Representatie van onderzoekssubject
- Jouw rol als onderzoeker (subjectiviteit, reflexiviteit)
- Opbouw vaak anders dan bij kwantitatief onderzoek
- Niet zomaar ‘aaneenpraten’ van citaten

23
Q

Wat is er belangrijk bij het gaan van datamatrix op thema naar eindrapportage?

A
  • Datamatrix op thema vormt basismateriaal voor argumentatie in rapportage. Datamatrix als uitgangspunt
  • Datareductie: voor definitieve tekst meest illustratieve citaten selecteren
  • Argumentatie gebruiken om citaten aan elkaar te schrijven –> theoretische relevantie
24
Q

Wat hoort er in de methode van het onderzoek?

A
  • Het doel van het onderzoek
  • Onderzoeksopzet
  • Eenhedenselectie
  • Gegevensproductie (dataverzameling)
  • Analyseproces
  • Procedure verweven met inhoud: verantwoording!!
25
Wat zijn de methodologische basisregels van empirisch onderzoek?
- Transparantie en volledigheid - Verantwoording steekproef(grootte): Omdat je niet op voorhand kan weten hoeveel respondenten je gaat hebben. Je moet dan uitleggen dat je zo'n grote steekproef hebt, omdat je toen kwam tot theoretische saturatie
26
Wat moet er in de resultaten?
- Resultaten indelen aan de hand van (en/of): categorieën, deelvragen, concepten (sentisizing concepts/schema) - Interviewfragmenten/citaten: Analytisch gebruik, niet alleen illustreren maar verhelderen
27
Je mag citaten gebruiken, maar onder welke voorwaarde?
Zorg dat een citaat iets toevoegt, niet dat er letterlijk in staat wat daarboven als is uitgelegd.
28
Mag je kwantificeren? Leg uit + wat is er belangrijk?
Nee, aantallen noemen mag, maar niet 'significant'. - Vergelijken, maar verschillen zijn nooit significant - Uitzondering bij veel data en/of iets inhoudelijks - Opletten met generaliseren (theoretisch generaliseren, niet statistisch --> geen generaliseerbaarheid zeggen), want geen representatieve steekproef
29
Wat is vooral een ethisch dilemma bij kwalitatief onderzoek?
Je moet veel zorgvuldiger met data omgaan, want het is veel persoonlijker. Veel meer contact en interactie met respondenten
30
Wat zijn de 6 algemene basisprincipes van ethiek?
- Ontwerpen, beoordelen en uitvoeren volgens waarborgen van integriteit en kwaliteit - Respondenten moeten volledig worden geïnformeerd - Vertrouwelijkheid van informatie en anonimiteit waarborgen - Respondenten moeten vrijwillig deelnemen - Schade aan respondenten moet worden voorkomen - De onafhankelijkheid van het onderzoek moet duidelijk zijn: Stel je doet onderzoek naar drugscriminelen, dan moet je dat bv. niet in opdracht doen van de politie, dus je moet onafhankelijk zijn en dat moet duidelijk zijn
31
Wat is informed consent en hoe kan je dat waarmaken bij verschillende soorten onderzoek?
Informed consent is dat je uitlegt dat je onderzoek doet en waarover en dat respondenten zelf een bewuste deelnemen aan het onderzoek. - Bij interviews: Onderwerp zoeken/interview en optie terugtrekken - Bij etnografisch onderzoek: Gatekeepers, op papier of verbaal, veel interactie in verschillende settings - overal mogelijk?: gefaseerd; passive deception: Dat je mensen laat meewerken aan je onderzoek, zonder te vertellen wat je aan het doen bent met je onderzoek; overt/covert
32
Hoe zorg je voor anonimiteit in je onderzoek?
- Garantie van vertrouwelijkheid en anonimiteit - Niet herleidbaar - Verwijderen van persoonsgegevens (namen, werkgevers, woonplaatsen etc) - Beveiliging opslag --> dit wringt met: Transparantie Gevaarlijke informatie --> Ga je anonimiteit waarborgen door er niets mee te doen of ga je dit ergens melden?
33
Schade moet voorkomen worden. Waar moet aan gedacht worden en hoe voorkom je dat?
- O.a. psychisch welzijn (bv. gevoelige onderwerpen), reputatieschade (grote bedrijven onderzoeken en hierover publiceren) - Gebruik uitkomsten van het onderzoek niet voor andere doeleinden (bv. politiek) (bv. op niet correcte manier verschijnen in de media)
34
Wat zijn goede punten van kwalitatief onderzoek?
- Rijke data - Flexibiliteit --> als er iets in onderzoek verandert, dan kan je daarop anticiperen, dat is positief - Interpretatie - Inductief
35
Wat zijn goede punten van kwantitatief onderzoek?
- Betrouwbaarheid - Replicatie - Generaliseerbaarheid: Grotere steekproef, dus mogelijk om te generaliseren
36
Wat zijn de kwaliteiten van kwalitatief onderzoek?
- Interne validiteit (Sterk): Triangulatie, thick description, reflexiviteit, member validation, falsificatie - Externe validiteit (minder sterk): Theoretische generalisering, thick description - Betrouwbaarheid: Transparantie, audit trail/reflexiviteit, peer debriefing
37
Recap: Wat is er belangrijk aan kwalitatief onderzoek?
- Variëteit aan bronnen en methoden: Allen zijn geldig - Welke methode geschikt is hangt af van probleemstelling/doelstelling van het onderzoek - Elke methode kent mogelijkheden en beperkingen - Waar mogelijk streven naar triangulatie - Kwaliteit onderzoeksproces waarborgen - Continue ethische dilemma's door contact met onderzoekssubjecten
38
Wat houdt rapport in en waarom is dit van belang tijdens het afnemen van interviews?
Rapport gaat om het verkrijgen van een vertrouwensband met respondenten. Dit is extra van belang bij gevoelige onderwerpen, anders haken respondenten snel af.