hfd. 2 N-F Flashcards
(53 cards)
1
Q
aangenaam
A
agréable
2
Q
bij … overstappen
A
changer à …
3
Q
de richting
A
la direction
4
Q
de rotonde
A
le rond-point
5
Q
een kwartier
A
un quart d’heure
6
Q
helpen
A
aider
7
Q
het kruispunt
A
le carrefour
8
Q
het lopen
A
la marche
9
Q
het plein
A
la place
10
Q
het stoplicht
A
le feu (rouge)
11
Q
inderdaad
A
en effet
12
Q
ingewikkeld
A
compliqué
13
Q
langslopen
A
longer
14
Q
lijn één nemen
A
prendre la ligne un
15
Q
lopen
A
marcher
16
Q
moeilijk
A
difficile
17
Q
oversteken
A
traverser
18
Q
rechts/links afslaan
A
tourner à gouche/ à droite
19
Q
rechtdoor gaan
A
aller/continuer tout droit
20
Q
straat inslaan
A
prendre une rue
21
Q
begeleiden
A
guider
22
Q
de folder
A
le dépliant
23
Q
de gids
A
le/la guide
24
Q
de inlichtingen
A
les renseignements
25
de korting
la réduction
26
de prijs/het tarief
le tarif
27
de wandeling
la promenade
28
de (dag)kaart
le forfait
29
het bezoek
la visite
30
het gebouw
le monument
31
de rit
le trajet
32
het vervoermiddel
le moyen de transport
33
jammer
(c’est) dommage
34
vertrekken
partir
35
vroeg
tôt
36
weten
savoir
37
aangeven
indiquer
38
atletisch
athlétique
39
het avondturenpark
le parc d’aventure
40
een avonturier
un aventurier
41
bij voorbaat dank
merci d’avance
42
het bos
la forêt
43
gemiddeld
moyen
44
de informatie
les renseignements
45
kanoën
faire du canoë
46
net als
comme
47
een route
un parcour
48
sportief
sportif, sportive
49
een sprong
un saut
50
een tocht
une randonnée
51
van plan zijn
avoir l’intention de
52
de veiligheid
la sécuritè
53
vorig jaar
l’année dernière