Hoofdstuk 1 Flashcards

(87 cards)

1
Q

physiology

A

wetenschap om de fysieke en chemische mechanismes te vinden die verantwoordelijk zijn voor de oorsprong, ontwikkeling en progressie van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

meest simpele levende unit van het lichaam

A

de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoeveel rode bloedcellen

A

25 biljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

meest voorkomende celtype in het lichaam

A

rode bloedcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoeveel cellen in gehele lichaam

A

35 tot 40 biljoen cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kunnen alle cellen zichzelf reproduceren?

A

Ja, bijna alle celtypes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aantal bacteriesoorten in ons maag-darmstelsel

A

400 tot 1000 soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn microbiota

A

een samenstelling van bacteriesoorten, zoals in onze darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

percentage van het lichaam dat vloeibaar is

A

50% tot 70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

intracellulaire vloeistof

A

vloeistof in de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

extracellulaire vloeistof

A

Vloeistof buiten de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

beweegt het extracellulaire vloeistof?

A

Ja, constant; wordt gemixt met het bloed en weefselvleoistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

extracellulaire vloeistof wordt ook wel … genoemd

A

interne omgeving, of milieu interieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Claude Benard

A

Bedacht de term interne milieu; 19e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

extracellulair vloeistof bestaat voornamelijk uit

A

natrium, chloride, bicarbonaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

intracellulair vloeistof bestaat voornamelijk uit

A

kalium, magnesium, en fosfaat (ipv natrium en chloride uit ECM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Walter Cannon

A

bedacht homeostasis (1929)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

homeostasis

A

specifieke condities in het lichaam om alles in balans te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

variaties in bloed waterstof concentratie

A

5 nanomoles/L (6 nullen achter komma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Een ziekte wordt meestal gezien als

A

een verstoring van de homeostasis; dit compenseert het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

probleem met een ziekte en homeostasis

A

Het lichaam compenseert voor de aangepaste onderdelen, waardoor deze gecompenseerde onderdelen ver buiten de ranges vallen; lastig te bepalen wat de primaire oorzaak is van de ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

pathofysiologie

A

Leer van de levensverschijnselen onder ziekelijke omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

transport van extracellulaire vloeistof via twee mechanismes

A

1; beweging van bloed door het lichaam 2; beweging van vloeistof tussen capilairen en de intracellulaire gebieden tussen cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

circulatie van al het bloed wanneer in rust

A

1x per minuut (al het bloed) in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
complete circulatie van al het bloed wanneer intensief actife
tot 6x per minuut
26
functie van capilairen
continue uitwisseling van extracellulaire vloeistof tussen plasma en interstitiele vloeistof (wat in de intercellulaire ruimtes zit)
27
interstitiele vloeistof
vloeistof dat de intercellulaire ruimtes vult
28
voor wat zijn capillairen niet permeabel
eiwitten; te groot
29
diffusie
verplaatsing van een stof van een hoge concentratie naar een lage concentratie
30
maximale afstand cel van een capillaire
maximaal 50 micrometer; anders geen optimale diffusie meer
31
diffusie is veroorzaakt door
kinetische beweging van de moleculen
32
hoe is homogeniteit van de extracellulaire vloeistof behouden
diffusie
33
waar halen de cellen zuurstof op
in de alveoli
34
alveoli
onderdeel van de longen
35
alveolaire membraan
De dunne scheidingswand tussen de longblaasjes en de aangrenzende capillairen.
36
dikte alveolaire membraan
0.4 tot 2.0 micrometers
37
wat wordt in het bloed opgenomen bij de darmen
koolhydraten, vetzuren, en aminozuren
38
zijn alle stoffen opgenomen uit de darmen meteen bruikbaar
nee; de lever zet ze om in bruikbare vormen. Andere organen zetten ze om voor opslag; vetcellen, darmslijm, nieren en endocriene klieren
39
hoe helpt het skeletstelsel mee aan homeostasis?
het verzorgt de beweging voor het krijgen van voedsel; ook beschermt het ons tegen gevaar
40
meest uitbundig metabolisme product
CO2
41
Wat nemen alveoli over van de capillaires
CO2
42
hoe werken de nieren
plasma wordt gefilterd in de glomerulaire capillairen en gaat daarna door naar de tubules. Hier worden moculen gereabsorbeerd (glucose, aminozuren, water en de meeste ionen)
43
wat wordt vooral uitgescheiden bij de nieren
urea en creatine (afvalproducten)
44
Niet verteerde onderdelen worden uitgescheiden via
de darmen
45
drie onderdelen zenuwstelsel
sensorische input, centrale zenuwstelsel (integratieve onderdeel) en motorische output
46
integratieve zenuwstelsel bestaat uit
hersenen en ruggengraat
47
sensorische receptoren
gespecialiseerde structuren die reageren op een fysieke stimulus door het produceren van elektrische verandering in sensorische neuronen - transductie. (huid, oren, ogen)
48
onbewust onderdeel zenuwstelsel
autonomische zenuwstelsel
49
autonomische zenuwstelsel
onderdeel van zenuwstelsel dat onbewust bezig is; houd de organen in de juiste conditie (bijv. bloedpompen en beweging van de darmen)
50
endocriene klieren
Klieren die geen afvoerbuis hebben en hun product afgeven aan het bloed; hormonen
51
schilklierhormoon algemene functie
versnellen van de chemische reacties in het lichaam
52
insuline algemene functie
glucose metabolisme
53
adrenocroticale hormonen functie
beheren van natrium en potassium ionen, eiwit metabolisme
54
bijschildklier hormoon functie
bot calcium en fosfaaat
55
grote verschil zenuwstelsel en hormoonstelsel
zenuwstelsel stuurt spieren en uitscheidingssystemen hormoonstelsel stuurt metabolische functies
56
immuunsysteem bestaat uit
witte bloedcellen, weefselcellen van witte bloedcellen, thymus, lymfeklieren
57
twee grootste functies immuunsysteem
1) herken lichaamseigen cellen van lichaamsvreemde cellen 2) het verwijderen en opruimen van lichaamsvreemde cellen via phagocytosis; lymfocyten of antilichamen
58
algemene functie huid
bescherming tussen lichaam en buitenwereld. Temperatuurregelen. Secretie van afval
59
% lichaamsgewicht huid
12-15%
60
Wordt het reproductiesysteem gezien als een homeostase functie?
Nee; maar technisch gezien draagt het bij door nieuwe mensen te creëren
61
Zijn er onderdelen van het lichaam dat niet onderdeel zijn van homeostase?
Nee
62
controlsystemen kunnen op twee manieren werken
1) controle in een orgaan 2) controle tussen organen (interrelationsships)
63
longen werken samen met
autonome zenuwstelsel om CO2 niveau te controleren exteacellulair
64
lever werkt samen met
alvleesklier om glucose concentratie te beheren extracellulair
65
nieren controleert
ion niveau in extracellulair vloeistof
66
zuurstofbufferfunctie van hemoglobine
zuurstof bindt in de rode bloedcel aan hemoglobine; sterke binding. Zuurstof wordt alleen losgelaten van hemoglobine als er in de omgeving weinig zuurstof is. Als er genoeg zuurstof aanwezig is wordt er geen zuurstof losgelaten.
67
CO2 is afvalproduct van
oxidatieve reacties in het lichaam
68
Wat controleert de ademhaling
CO2 niveau; een hogere concentratie CO2 dan normaal stimuleert het respiratoire systeem; neiging om te ademen. Doordat CO2 via de longen het lichaam verlaat daalt het CO2 niveau
69
Baroreceptorreflex
zorgt voor de instandhouding van de goede bloeddruk in het lichaam
70
Waar bevinden de baroreceptoren zich?
Bij het splitsingsgebied van de kransslagader in de nek, en bij de buiging van de aorta in de thorax
71
baroreceptoren worden gestimuleerd door
het stretchen van de arteriele wand (bloeddruk)
72
Reactie baroreceptoren hoge bloeddruk
sturen signalen naar de medulla; hier wordt het vasomotor centrum geremd. Hierdoor wordt het aantal signalen van dit centrum naar het hart en bloedvaten vermindert (sympathetische zenuwstelsel); lagere pompactiviteit en dilatatie van de bloedvaten (lagere bloeddruk)
73
De baroreceptorreflex is een vorm van ... feedback
negatieve feedback
74
Lichaamstemperatuur boven de non-lethale limiet
cellulaire metabolisme is zo hoog dan dat cellen dood gaan
75
Wat gebeurt er als kalium onder de non-lethale limiet komt?
Paralysis; zenuwen kunnen geen signalen verzenden
76
Wat gebeurt er als kalium boven de non-lethale limiet komt?
Het hart raakt depressed
77
wat gebeurt er als calium onder de non-lethale limiet komt?
Tetanische samentrekkingen van de spieren door spontane zenuwimpulsen
78
Wat gebeurt er als glucose onder de non-lethale limiet komt?
extreme mentale irritatie en convulsies
79
Meeste controle systemen in het lichaam zijn....
negatieve feedback systemen
80
De 'gain' van een controle systeem berekenen
gain = correctie/error De correctie is de voor en na correctie waarde (e.g. 175 mm/Hg naar 125 mm/Hg is -50). De error is hoeveel deze waarde nog van de goede waarde afwijkt (125 mm/Hg en normaal 100mm/Hg betekent error van 25). Grotere grain is beter controle systeem
81
Voorbeeld van positieve feedback die slecht eindigt
wanneer iemand 2 liter bloed verliest kan het lichaam dit niet meer compenseren. Bloeddruk daalt, minder bloed gaat door het hart, het hart pompt minder hard, wat het hart verzwakt; dus minder pompkracht, etc etc. tot de dood. Bij verlies tot 1 liter is een negatieve feedback
82
Positieve feedback die wel goed is
bloedklontering; clottingfactors (enzymen) worden geactiveerd, die op hun beurt weer andere van deze enzymen activeren totdat de ruptuur gedicht is.Echter, dit mechanism kan ook uit de hand lopen en de propjes kunnen in het bloed terecht komen en zorgen voro een hartaanval
83
wat voor feedback is bevalling?
positieve feedback; stretchen van de baarmoeder zorgt voor contracties, wat weer voor strechten van de baarmoeder zorgt
84
zenuwsignalen zijn .... feedback
positieve feedback; stimulatie van een zenuwvezel zorgt voor natrium lekkage in de zenuw; dit zorgt voor de verandering van het membraanpotentiaal, waardoor nog meer natriumkabelen openen
85
feed forward controle
voor spiersamentrekkingen. Zenuwsignalen zorgen ervoor dathet brein bepaald of de beweging juist is uitgevoerd; zo niet, dan wordt het de VOLGENDE keer wel beter uitgevoerd. Dit heet ook wel adaptive control
86
adaptive control is ook wel
vertraagde negatieve feedback
87
% lichaamsgewicht water bij een man
60%