Hoofdstuk 2 Flashcards

(224 cards)

1
Q

twee grootste onderdelen van de cel

A

cytoplasma en de celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de celkern is gescheiden van cytoplasma door

A

het nucleaire membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cytoplasma is gescheiden van de omgeving door

A

het celmembraan, ook wel plasma membraan genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het protoplasma

A

Alles waaruit een cel bestaat Bestaat uit vijf bestanden; water, electrolyten, eiwitten, lipiden en koolhydraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cellen bestaan voor …% uit water

A

70 tot 85% uit water (op vetcellen na!!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cellulaire chemicalieen zijn aanwezig in de cel als ….

A

opgelost in water of aanwezig als vaste deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

chemische reacties in de cel vinden plaats bij de

A

opgeloste deeltjes of op het oppervlakte van de vaste deeltjes of het membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

meest belangrijke ionen in de cel

A

natrium, magnesium, fosfaat, sulfaat en bicarbonaat. Ook natrium, chloride en calcium maar in mindere mate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eiwitten zijn ongeveer ..% van de cel massa

A

10-20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

types eiwitten

A

structurele en functionele eiwtten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

structurele eiwitten

A

zijn aanwezig in de cel in de vorm van lange filamenten (polymeren); bijv. microtubules.Fibrilaire eiwitten zijn buiten de cel te vinden, en zijn onderdeel van o.a. collageen, pezen en bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functionele eiwtten

A

Aanwezig in een buisvormig-bolvormig vorm. Dit zijn de enzymen en bewegen continue in hun omgeving.Zijn belangrijke catalysten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lipids zijn de structuren die …

A

oplosbaar zijn in vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Meest belangrijke lipides, en % hiervan van de totale celmassa

A

fosfaatlipiden en cholesterol; nodig voor celmembraan en membraanbarrieres in de cel

2% van de totale celmassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welk celtype bevat veel triglyceriden

A

vetcellen (adipocyten). 95% van hun celmassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vetcellen zijn voornamelijk de

A

energie-opslag van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hebben cellen veel koolhydraten?

A

Nee, lage concentraties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

% koolhydraten in cellen

A

1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

% koolhydraten in spiercellen

A

3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

% koolhydraten in levercellen

A

6%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar zijn koolhydraten vooral aanwezig?

A

In de omgeving, in de vorm van opgelost glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Opgeslagen koolhydraat in cellen heet

A

glycogen. Kan gedepolymiseerd worden om er koolhydraat van te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

intracellulaire organellen

A

de organellen aanwezig in de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat gebeurt er zonder mitochondrion?

A

95% van de energievoorziening zal verdwijnen uit de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
membranen aanwezig in de cel
celmembraan, nucleair membraan, membraan van ER, membraan van mitochondrion, lysosoom en Golgi apparatus
26
functie van lipiden in membranen
om te voorkomen dat water en water-oplosbare substanties door het membraan kunnen.Eiwitten kunnen er wel doorheen
27
2 soorten eiwitten in het membraan
eiwitten die porien vormen & eiwitten die als enzym werken
28
dikte van plasmamembraan
7.5 tot 10 nanometer
29
plasmamembraan bestaat uit...
55% eiwitten, 25% fosfolipiden, 13% cholesterol, 3% koolhydraten en 4% andere lipiden
30
het plasmamembraan is een ....
dubbele lipide laag; koppen naar buiten en staarten naar binnen; elke laag is één molecuul dik
31
Waar zitten de koolhydraten in het plasmamembraan?
Deze zitten vast aan de eiwitten in het membraan (binnen of buiten de cel); ze zitten dus niet echt in de lipide laag
32
drie types lipiden in het plasmamembraan
fosfolipiden, sfingolipiden en cholesterol
33
structuur fosfolipide
een hydrofiele kop (fosfaatgroep) en een hydrofobe staart bestaande uit vetzuren
34
wat kan wel zelfstandig door de middelste lipide laag (hydrofoob) van celmembraan
zuurstof, CO2, alcohol
35
wat kan niet door de middenste lipidelaag van celmembraan
urea, ionen en glucose
36
is de structuur van sfingolipiden anders dan die van fosfolipiden?
Nee, zelfde structuur
37
sfingolipiden voornamelijk aanwezig in
het celmembraan van zenuwcellen; belangrijk voor signaaltransductie en bescherming
38
welk onderdeel van cholesterol is vet-oplosbaar?
steroide kern
39
voornaamste functie cholesterol in celmembraan
bepalen van de doorlaatbaarheid van het celmembraan en de vloeibaarheid
40
twee soorten celmembraaneiwitten
integrale eiwitten (zitten helemaal door het membraan heen) &perifere eiwitten (zijn alleen verbonden aan één kant van het membraan)
41
functies van integrale eiwitten in het celmembraan
1. porien om o.a. ionen door te laten (water en water-oplosbare structuren) 2. drager eiwitten die substanties naar de andere kant brengen 3. enzymen 4. receptoren voor grote structuren zoals hormonen.Via ligand binding en second-messengers laat deze receptor weten dat deze structuur naar binnen wil
42
actief transport
verplaatsing van een stof door een biologisch membraan tegen het concentratieverval of tegen een elektrochemische gradiënt in, door middel van energietoevoer en speciale transporteiwitten
43
perifere eiwitten functie celmembraan
zitten bijna altijd vast aan integrale eiwitten fungeren vaak als enzymen of als controle mechanisme voor poriën.
44
glycocalyx
losse koolhydraatlaag om het celmembraan heen (buitenkant) gebonden aan eiwitten en lipides
45
meeste koolhydraten zijn aanwezig in het celmembraan als...
glyco-eiwitten en glyco-lipides (binding van de twee)Koolhydraat gedeelte is altijd aan de buitenkant van de cel
46
integrale eiwitten zijn bijna altijd
glyco-eiwitten; er zit dus een koolhydraat groep aan vastgebonden
47
% celmembraan dat glyco-lipides zijn
1/10 (10%)
48
proteoglycanen
eiwit-koolhydraat combinaties met gespecialiseerde polysacharideketens (steken naar buiten)
49
functies van koolhydraten in het celmembraan
1. zijn negatief geladen, geven de cel een negatieve lading2. deze laag bindt met de andere glycocalyx van andere cellen 3. receptor voor hormonen, wat de gebonden integrale eiwitten activeert4. activeren van immuunsysteem
50
cytosol
inhoud van cytoplasma
51
waaruit bestaat het endoplasmatisch reticulum
cisternae (de buisjes) en platte vesciulaire structuren (ribosomen). Ze zijn beide met elkaar verbonden. Je hebt een ruw en glad gedeelte.
52
Membraan van ER lijkt op
het plasmamembraan
53
functie ER
Maken en transport van moleculen naar de cel of golgiapparaat
54
oppervlakte ER
30 tot 40 keer die van het celmembraan zelf
55
vloeistof in de ER
heet endoplasmatische matrix; is anders dan het cytosol
56
ER is verbonden met ...
De kern. De binnenkant van het ER is verbonden met de ruimte tussen de twee membranen van de kern
57
ribosomen bestaan uit
DNA en eiwitten
58
functie ribosomen
eiwitsynthese
59
functie van glad ER
lipide synthese en andere processen
60
uiterlijk Golgi apparatus
zelfde als het ER; 4 of meer lagen van een bilayer met een matrix erin. één zijde ligt dicht bij de celkern
61
Golgi apparatus veel aanwezig in
secretoire cellen; hier is het gelokaliseerd aan de kant waar de stoffen worden uitgescheiden
62
Golgi werkt samen met ...
het ER
63
functie Golgi
Krijgt blaasjes van het ER, en de eiwitten of lipides hier worden afgemaakt om lysosomen, blaasjes en andere componenten te maken
64
lysosomen worden gemaakt in
Het Golgi apparatus
65
lysosomen uiterlijk
lange buizen met een lipide bilaag, is gevuld met granules
66
functies van lysosomen
1. cellulaire structuren verteren 2. voedseldeeltjes verteren 3. ongewenste deeltjes zoals een bacterie verteren
67
diameter van lysosomen
250 tot 750 nanometer
68
diameter lysosoom granule
5 tot 8 nanometer
69
wat zit er in een lysosoom granule
tot wel 40 soorten hydrolase enzymen
70
hydrolase enzymen functie
splijt een molecuul in twee door waterstof van een watermolecuul met één gedeelte te laten binden en het andere gedeelte te laten binden met een hydroxylgroep
71
eiwitten worden gehydrolyseerd tot
aminozuren
72
glycogeen wordt gehydrolyseerd tot
glucose
73
lipiden worden gehydrolyseerd tot
vetzuren en glycerol
74
functie van het membraan van de lysosomen
om ervoor te zorgen dat de hydrolase enzymen niet in het cytosol komen en vanalles verteren
75
verschil peroxisomen en lysosomen
peroxisomen worden niet gevormd door Golgi maar worden afgesplits van ER of repliceren zichzelf peroxisomen bevatten oxidases
76
functie peroxisomen
de oxidases combineren zuurstof met waterstofionen om waterstofperoxide te vormen; dit oxideert substanties in combinatie met catalase, die normaal schadelijk zijn voor de cel (bijv alcohol). Voornamelijk lange-keten vetzuren
77
Hoe wordt alcohol gemetaboliseerd?
Via catalase en oxidase in de lever wordt het omgezet tot acetaldehyde
78
wat doen secretoire granules/blaasjes
ze komen van Golgi apparatus, en het zijn opslag blaasjes
79
wat bevat pancreas acinaire cellen?
proenzymen (zijn nog niet geactiveerd); worden losgelaten in de leverbuis naar de deodenum
80
waar zijn de mitochondria aanwezig
IN het cytoplasma waar vooral veel metabolisme voorkomt
81
hoeveel mitochondria per cel
verschilt per celtype; 100 tot duizenden (cardiomycoten hebben er meer dan vetcellen bijv)
82
lengte van mitocondria
1 tot 7 micrometers
83
structuur mitochondrion
dubbellaags, waarbij de binnenstelaag golven vormt genaamd cristae (meer oppervlakte). Deze instulpingen hebben oxidatieve enzymen gebonden. De inhoud van de binnenste laag is gevuld met matrix.
84
inhoud van matrix van mitochondrion
bestaat uit opgeloste enzumen nodig om energie te maken, werken samen met de oxidatieve enzymen in de cristae om voedsel te oxideren en hierbij CO2, water en ATP te vormen
85
ATP
adenosine tri fosfaat
86
Hoe worden mitochondria gemaakt
ze repliceren zichzelf wanneer er meer energie nodig is
87
heeft mitochondrion DNA?
Ja, zelfde als dat in de kern
88
cytoskelet
een netwerk van vezellige eiwitten in de cel; geeft vorm en langs cytoskelet worden stoffen en organellen vervoerd
89
waar worden de eiwitten voor cytoskelet gemaakt
door ribosomen in het cytoplasma
90
hoe worden filamenten gemaakt
door polymerisatie van precursor eiwitten
91
waar bevindt zich het actine microfilament
aan de buitenkant van het cytoplasma
92
ectoplasma
laagje actine microfilamenten aan de buitenkant van het cytoplasma ndogi voor elasticitiet
93
hoe worden de organellen op hun plek gehouden
door intermediare filamenten
94
diameter van een microtubulus
25 nanometer
95
diameter intermediare filament
8-12 nanometer
96
intermediare filamenten bestaan uit
vezelactige eiwit dimeren
97
microtubuli bestaan uit
alpha en beta tubulin monomeren
98
microfilament diameter
7 nanometer
99
drie type celskelet structuren
microfilamenten, intermediare filamenten en microtubuli
100
waarom heten intermediare filamenten intermediar
qua diameter zijn ze groter dan actine microfilamenten maar kleiner dan microtubuli
101
mist dynamische celskelet type?
intermediaire filamenten
102
welke cellen hebben intermediaire filamenten
alle
103
desmine filamenten zijn in de
intermediaire filamenten in de spiercellen
104
neurofilamenten zijn in de
intermediaire filamenten in de neuronen
105
keratins zijn in de
intermediaire filamenten in epitheel cellen
106
meest sterke cytoskelet vorm
microtubulus (gepolymiseerd tubuline)
107
cilium
trilhaartjes van de cel
108
waar zijn microfilamenten zoal aanwezig
in cilia, centriolen en mitotische spindles
109
grootste functie microfilamenten
als cytoskelet fungeren
110
functies van het cytoskelet
1. vorm geven aan de cel2. bewegen van de cel | 3. celdeling4. beweging en positie organellen5. transportband voor onderdelen
111
interfase
fase tussen mitoses
112
chromatine materiaal is
DNA
113
tijdens mitose wordt chromatine materiaal
georganiseerde chromosomen
114
Nucleolus (kernlichaampje)
grote, amorfe structuur in de celkern van eukaryotische cellen. De nucleolus bestaat uit RNA, DNA en eiwitten. Zit in de celkern
115
nucleoplasma
Het bevat het chromatine en de nucleolus (kernlichaam). De dikke grondvloeistof van het kernplasma wordt het nucleosol genoemd
116
nucleosol
vloeistof van de kernplasma
117
nucleaire membraan
dubbellaags; binnenlaag zit in de buitenlaag. Is verboden met ER.
118
nucleaire poriën
9 nanometers groot door eiwitten die aan de buitenkant gebonden zijn
119
wat kan door nucleaire porien
moleculen tot 44,000 moleculaire massa
120
heeft de nucleolus een membraan
nee, is alleen een verzameling van eiwitten en RNA
121
wat gebeurt er met de nucleolus tijdens replicatie
dan wordt deze groter
122
nucleoli
meervoud van nucleolus
123
hoe worden nucleoli gevormd
doordat de nucleus RNA maakt; een groot deel hiervan gaat naar buiten, maar een klein deel blijft in de kern
124
welk microorganisme was als eerste op aarde
virus
125
grootte klein virus
15 nanometer
126
grootte groot virus
150 nanometer
127
grootte rickettsia
350 nanometer
128
grootte bacterie
1 micrometer
129
grootte van een cel
5-10 micrometer
130
kleinste structuur gevonden in virus nodig voor leven
nucleinezuur met een laagje eiwit
131
zijn nucleinezuren in andere organismes (virussen bijv.) hetzelfde als in mensen?
Ja
132
Hoe overleeft een virus
via replicatie van zichzelf
133
voordeel van organellen hebben
chemische reacties worden efficienter uitgevoerd dan wanneer de enzymen opgelost ronddrijven in het cytosol
134
wat was de laatste additie aan de cel tijdens evolutie
de nucleus; dit onderscheidde de cel van andere organismes
135
meeste stoffen komen in de cel via
diffussie en actieve transport
136
grotere moleculen gaan de cel in via
endocytose
137
twee vormen van endocytose
pinocytosis en fagocytose
138
pinocytose wordt gebruikt voor
kleine moleculen die de cel niet via diffussie of actief transport kunnen enteren (bijv eiwitten)
139
wanneer gebeurt pinocytose
bijna altijd
140
in welke celtype is pinocytose het hoogst
macrofagen; per minuut wordt 3% van hun membraan gebruikt voor pinocytose
141
grootte van een pinocytose blaasje
100 tot 200 nanometer in diameter
142
Hoe werkt pinocytose
eiwitten binden aan celreceptoren specifiek voor die eiwitten. Deze receptoren zijn gelokaliseerd in coated pits. Aan de binnenkant van het celmembraan zitten fibrillaire eiwitten genaamd clathrines, myosine en actine. Als eiwitten binden aan hun receptoren, is er een conformele verandering waardoor het membraan naar binnen vouwt en een blaasje vormt met vloeistof en eiwitten erin.
143
wat is nodig voor pinocytose
calcium voor de contractie van clathrines, actine en myosine. Ook ATP
144
fagocytose wordt gebruikt voor
grotere deeltjes zoals bacterien, dode cellen of weefselafval
145
welke cellen maken gebruik van fagocytose
macrofagen en witte bloedcellen
146
fagocytose en een bacterie
ook wel opsonizatie genoemd; antilichamen die al aan de bacterie zitten binden aan receptoren van de macrofaag.
147
hoe werkt fagocytose
celmembraan receptoren binden met ligand van het deeltje. Zelfde proces als pinocytose, alleen hier gaan steeds met celmembraan receptoren binden aan het deeltje tijdens het innemen van het deeltje.
148
wat gebeurt er direct na endocytose
lysosomen gaan in het blaasje om hun zuur hydrolase te lozen en de deeltjes te verteren. De verteerde deeltjes (aa, glucose) kunnen via diffusie terug in het cytosol
149
wat gebeurt er met wat er over is in het verteringsblaasje
deze wordt via exocytose uitgescheiden van de cel met de niet verteerbare deeltjes
150
wat is overblijvend lichaam?
het endocytose blaasje met niet verteerbare deeltjes
151
Waarom is er regressie van weefsel?
Door afbraak van weefsel door lysosomen
152
Autolyse
Wanneer de cel zoveel schade ondervindt; o.a. door hitte of trauma, dat zoveel lysosomen scheuren dat de gehele cel verteerd wordt. Een andere cel repliceert zichzelf dan om deze cel te vervangen.
153
lysosomen en bacterien
lysosomen bevatten stofjes die gefagocyteerde bacterien onschadelijk maken.1 lysozyme (bacterie wand weg)2 lusoferine (bind met ijzer om groei te stoppen)3 zuur van 5.0 pH (metabolisme ligt stil)
154
wat betekent autofagie
'auto'=zelf 'fagie'=opeten
155
autofagie
een onderhoudsmechanisme van de cel waarbij oude organellen naar lysosomen worden gebracht in autofagosomen. De afgebroken deeltjes worden door de cel opnieuw gebruikt
156
waar worden autofagosomen gemaakt
in het cytosol
157
waar is autofagie belangrijk voor
weefselontwikkeling, celonderhoud, homeostase
158
levensduur van een mitochondrion in de lever
10 dagen
159
hoeveel lagen heeft een autofagosomen
2x een lipid bilayer. De buitenste laag fuseert met de membraanlaag van de lysosoom
160
waar worden eiwitten gemaakt in de cel
IN de ribosomen
161
wat doen ribosomen met de eiwitten
deel gaat in het cyotosol; ander groot deel gaat naar het endoplasmatische matrix
162
wat gebeurt er met de fosfolipiden en cholesterol gemaakt in het gladde ER?
Groot deel wordt in het membraan van het ER gezet zodat deze groeit en onderhouden wordt en het afgesplitste membraan voor de blaasjes te vervangen
163
welk organel maakt enzymen voor glycogeen afbraak
gladde ER
164
welk organel maakt enzymen om deeltjes te ontgiftigen (drugs etc)
gladde ER
165
Wat is nog een functie van Golgi naast afmaken van eiwitten?
Het maken van koolhydraten die het ER niet kan maken, voornamelijk grote saccharide polymeren die gebonden zijn met eiwitten
166
hyluronzuur wordt gemaakt in
Golgi apparaat
167
chondroïtinesulfaat wordt gemaakt in
Golgi apparaat
168
functie van hyluronzuur en chondroïtinesulfaat
1) onderdeel van proteoglycanen2) belangrijk onderdeel van niet-vezelactig deel van het extracellulaire matrix3) principiele componenten van kraakbeen een bot4) belangrijk in o.a. migratie en proliferatie
169
proteoglycanen worden uitgescheiden door
slijm en klieren
170
Waar in het ER worden blaasjes met eiwitten afgebroken voor Golgi
In het gladde ER; de eiwitten van de ribosomen gaan via de tubulus van ruw naar glad
171
Waar in het Golgi apparaat gaan de ER blaasjes heen?
De diepste laag van Golgi
172
Hoeveel minuten na stimulatie van een cel worden en eiwitmoleculen gemaakt
3 tot 5 minuten
173
hoeveel minuten na stimulatie van een cel zijn er nieuwe eiwitten in Golgi
na 20 minuten
174
Hoeveel minuten na stimualtie van een cel zijn nieuwe eiwitten uitgescheiden
1 tot 2 uur
175
waardoor wordt exocytose gestimuleerd
calcium ionen; het membraan van her blaasje fuseert dan met het celmembraan
176
functies van Golgi blaasjes
uitscheiden eiwitten.onderhouden van celmembraan, ER membraan en mito membraan door nieuw membraan te geven
177
waaruit haalt het lichaam energie
uit substanties die reageren met zuurstof - koolhydraten, vetten en eiwitten
178
komen koolhydraten in hun geheel bij de cel?
Nee, door de darmen en lever worden ze omgezet tot glucose eerst
179
ATP bestaat uit
adenine base,ribose suiker,3x fosfaat radicalen
180
Waarom is ATP een energiedrager?
Omdat de laatste twee fosfaat radicalen verboden zijn met high-energy bonds. Deze bindingen zijn echter zwak en kunnen makkelijk verbroken worden om energie vrij te maken
181
Aantal energie in een ATp
Per fosfaat radicaal binding die kan brekene 12,000 kalorien, Dus 24,000
182
ADP
adenosinedifosfaat
183
Hoe wordt ADP ATP
ADP en fosfaatzuur worden samen gebonden tot ATP
184
turnover time van ATP
paar minuten
185
glycolyse
Wanneer glucose in het cytoplasma wordt omgezet in pyrodruivenzuur
186
komt er energie vrij bij glycolyse?
ja 2 ADP wordt ATP, maar dit is slechts 5% van de energie van de cel
187
Simpele stappen energie maken mito
pyrodruivenzuur, vetzuren, amino zuren worden omgezet in de mito tot acetyl-CoA in de matrix.Acetyl-CoA wordt dan gesplitst in de Krebs clyclus tot waterstof atomen en CO2. CO2 wordt uit de cel gehaald en dat ademen we uit
188
waterstof in mitochondrion
wordt gebruikt voor energie. Elektronen worden van waterstofmoleculen gehaald waardoor ze waterstof ionen worden. DIt wordt meerdere keren herhaalt totdat waterstofionen binden met zuurstof tot water; hierbij komt veel energie vrij waradoor ATP synthetase ADP om kan zetten in ATP.
189
chemomotisch mechanisme
Formatie van ATP in de mito
190
Functies van ATP
1) Transport van substanties door celmembranen (actief transport bijv.)2) Synthese van chemische onderdelen in de cel3) Mechanisch werk
191
Welke deeltjes moeten via ATP over het celmembraan?
Alle ionen, uraat, en organische deeltjes
192
hoeveel % van de geproduceerde ATP in de renale tubulaire cellen worden gebruikt voor retentie van ionen?
80%
193
kost het maken van eiwitten ATP
JA
194
welke cellen produceren meeste beweging
skeletspieren, hartspieren en gladdespiercellen,50% lichaamsmassa
195
welke vorm van beweging doen cellen
ameboide locomotie en ciliary movement
196
ameboïde beweging oorsprong naam
omdat ameboides ook zo bewegen
197
voorbeeld van ameboïde beweging
witte bloedcellen die tussen weefsel kruipen
198
wat is ameboïde beweging
de beweging van cellen, vooral witte bloedcellen of fibroblasten of tijdens feutus ontwikkeling (op spier, hart en glad weefsel na).
199
hoe werkt ameboïde beweging
De cel bindt zich vast aan receptoren van omliggend weefsel via een gebied van de cel genaamd pseudopodium. De achterkant van de cel trekt zich dan naar dit punt toe, zodat het pseudopodium zich weer kan verplaatsen en stukje verder kan aanhechten etf.
200
metastase
uitzaaiing van tumoren naar andere lichaamsdelen
201
metastase is een vorm van
ameboïde beweging
202
wat stimuleert ameboïde beweging
chemotaxis
203
chemotaxis
chemische substanties die cellen aantrekken waardoor ze in beweging komen
204
chemotaxische substanties
chemische deeltjes die voor chemotaxis zorgen
205
positieve chemotaxis
aangetrokken door specifieke chemische prikkels
206
negatieve chemotaxis
verdreven door specifieke chemische prikkels
207
twee vormen van trilhaartjes
bewegelijk en niet bewegelijk
208
locaties bewegelijke trilhaartjes
ademhalingssysteem (neus) en eileider
209
snelheid bewegelijke trilhaartjes
1 cm/min
210
lengte trilhaartje
2 tot 4 micrometer boven het celoppervlak
211
heeft elke cel één trilhaartje?
Nee, beweegelijke trilhaartjes komen met meerderen uit één cel; tot 200 in de neus
212
structuur trilhaartje
Bestaat uit 11 microtubulus, omgeven door een extensie van het celmembraan. 9 tubulus zijn dubbele die om de buitenkant staan, en twee enkele tubulus die in het midden zijn. Trilhaartjes vormen zich uit basale lichamen die in de cel bevindt/
213
wat voor beweging maken trilhaartjes
zweepachtige bewegingen
214
wat voor bewegingen maken spermacellen
quasisinusoïdaal
215
hoe heet het zwemstaartje van een spermacel
flagellum; lijkt op een trilhaartje maar is langer
216
snelheid beweging trilhaartje
10 tot 20x per seconde
217
axoneme
complex van eiwitstructuren die de 11 microtubulus van trilhaartjes verbindt
218
wat is essentieel voor goed functionerede trilhaartjes
Genoeg ATP&Goede concentration calcium en magnesium
219
kan een trilhaartje bewegen zonder celmembraan en axoneme?
Ja
220
dyneine
een eiwit met ATPase activiteit, die microtubulus paren met andere paren verbindt. Dit zorgt ervoor dat de trilhaartjes buigen
221
primaire trilhaartjes ook wel
niet-beweegelijke trilhaartjes
222
primaire trilhaartjes alleen of in groepen?
Alleen, één per cel
223
waar zijn primaire trilhaartjes aanwezig + functie?
Nieren; in de tubulus. Meten de snelheid van de flow.
224
defecten in primaire trilhaartjes kunnen zorgen voor
o.a. cystes in de nieren, polycysteuze nierziekte