Hoofdstuk 15. Flashcards
(120 cards)
1
Q
Wat zijn disruptieve , impulsbeheersing- en andere gedragsstoornissen?
A
Bij elke van deze stoornissen is er sprake van problemen met de beheersing van emoties en gedrag.
2
Q
Waarom zijn disruptieve , impulsbeheersing- en andere gedragsstoornissen samengebracht in een categorie?
A
Omdat de gedragsproblemen resulteren in schending van de rechten van anderen (bijvoorbeeld agressie) en/ of leiden tot conflicten met autoriteitsfiguren en/of regel
overtredingen (bijvoorbeeld brandstichting).
3
Q
Wat is oppositioneel opstandige stoornis?
A
Brutaal gedrag, prikkelbaarheid of boosheid.
4
Q
Wanneer manifesteren de eerste symptomen van een oppositioneel opstandige stoornis zich?
A
Vaak in de eerdere kinderjaren.
5
Q
Kan oppositioneel opstandige stoornis ook bij volwassenen voorkomen? Leg uit.
A
Ja dat kan. Maar in de DSM-5 wordt het vooral gezien als een mogelijke voorloper van de norm overschrijdende gedragsstoornis. De norm overschrijdend gedragsstoornis wordt op zijn beurt weer gezien als een mogelijke voorloper van de antisociale persoonlijkheidsstoornis.
6
Q
Wat zijn andere diagnoses waarvan de kans is vergroot door OOS? En dan met name de boosheid en prikkelbaarheid?
A
Depressie en angststoornissen.
7
Q
Wat zijn andere diagnoses waarvan de kans is vergroot door OOS? En dan met name de brutale kenmerken en de opstandigheid?
A
Hoger risico op het ontwikkelen van de norm overschrijdend gedragsstoornis.
8
Q
Wat is periodiek-explosieve stoornis (PES)?
A
Mensen met een periodiek explosieve stoornis PES hebben buitensporige uitbarstingen van
agressie die niet in verhouding staat tot de voorafgaande gebeurtenis. Tijdens de uitbarsting is
de persoon niet in staat om zichzelf te beheersen.
9
Q
Wat is norm overschrijdend gedrag? (NG)
A
Bij NG is er sprake van een reeks van problematische en antisociale gedragingen, variërend van misleiding tot en met ernstige (seksuele) agressie.
10
Q
Wanneer wordt de stoornis norm overschrijdend gedrag meestal vast gesteld?
A
In de kindertijd of adolescentie.
11
Q
Wanneer kan de antisociale persoonlijkheidsstoornis worden gesteld?
A
Vanaf het 18de levensjaar.
12
Q
Wat is een antisociale persoonlijkheidsstoornis? (ASP)
A
ASP wordt onder de categorie gedragsstoornissen geschaad vanwege de problemen met de
impulscontrole, zonder oog voor de gevolgen voor anderen en de samenleving.
13
Q
Wat is een ernstige vorm van antisociale persoonlijkheidsstoornis?
A
Psychopathie.
14
Q
Hoe kenmerkt psychopathie zich?
A
Psychopathie kenmerkt zich door impulsief en antisociaal gedrag, een gebrek aan prosociale emoties zoals empathie en berouw, en het vermogen om zichzelf te verbergen achter een masker van geestelijke gezondheid. Personen met psychopathie kunnen zowel charmant en beleefd als manipulatief, instrumenteel of intimiderend zijn in hun interacties.
15
Q
Bij hoeveel procent van de mensen komt psychopathie voor in de samenleving?
A
1%
16
Q
Wat is pyromanie?
A
Een stoornis waarbij iemand herhaaldelijk brand sticht en daarbij lust of oplichting ervaart.
17
Q
Wat is een vereiste voor de diagnose pyromanie?
A
Er moet sprake zijn van een verleden van herhaaldelijke brandstichting.
18
Q
Wat ervaren mensen met pyromanie voorafgaand aan het stichten van brand?
A
Een opbouw van spanning of emotionele opwinding.
19
Q
Wat ervaren mensen met pyromanie na het stichten van brand?
A
Een golf van ontspanning die als opluchting ervaren wordt.
20
Q
Waar hebben mensen met pyromanie vaak een grote interesse in?
A
In vuur en voorwerpen die met vuur te maken hebben, zoals aanstekers.
21
Q
Waaruit bestaat de emotionele ervaring van iemand met pyromanie tijdens brandstichting?
A
Lust of oplichting.
22
Q
Waar leidt de opbouw van spanning bij mensen met pyromanie toe?
A
Totdat de spanning niet langer te verdragen is.
23
Q
Waarvan is slechts een kleine groep van mensen die brand stichten, daadwerkelijk pyromaan?
A
Van de personen die meerdere keren brand hebben gesticht.
24
Q
Wat is kleptomanie?
A
Een psychische aandoening gekenmerkt door herhaaldelijk stelen met een gevoel van opluchting of voldoening
Kleptomanie verschilt van gewone diefstal.
25
Hoe verhoudt de relatie tussen diefstal en kleptomanie zich tot brandstichting en pyromanie?
De relatie is vergelijkbaar; niet alle winkeldieven voldoen aan de criteria voor kleptomanie
## Footnote
Zowel kleptomanie als pyromanie zijn psychische aandoeningen.
26
Wat ervaren mensen met kleptomanie voorafgaand aan de diefstal?
Oplopende spanning en drang om iets te stelen
## Footnote
Deze gevoelens zijn kenmerkend voor kleptomanie.
27
Waar gaat het bij diefstal als gevolg van kleptomanie om?
De diefstal zelf, niet om de voorwerpen die gestolen worden
## Footnote
Het gedrag is impulsief en niet gericht op materiële winst.
28
Wat doen mensen met kleptomanie vaak met de gestolen voorwerpen na de diefstal?
Ze gooien de voorwerpen vaak weg of verstoppen ze uit schaamte
## Footnote
Dit gedrag is een gevolg van hun bewustzijn van de ongepastheid van hun acties.
29
Wat is een belangrijk kenmerk van de bewustheid van mensen met kleptomanie over hun gedrag?
Ze zijn zich bewust van hun gedrag, maar niet in staat om er weerstand tegen te bieden
## Footnote
Dit maakt kleptomanie een complexe aandoening.
30
Wat is belangrijk om na te gaan tijdens het vaststellen van OOS?
Voor het vaststellen van OOS en of er sprake is van een lichte, matige of ernstige vorm is het belangrijk om te onderzoeken of de gedragsproblemen zich voordoen in verschillende sociale omgevingen.
31
Wat meet de Composite International Diagnostic Interview (CIDI)?
Voor de diagnostiek van OOS bij volwassenen kan men gebruik maken van de CIDI. In dit interview wordt bij
volwassenen de aanwezigheid van OOS-symptomen in het verleden en specifiek in de afgelopen 12 maanden uitgevraagd.
32
Hoe kan de periodiek-explosieve stoornis (PES) worden vastgesteld?
Volgens de DSM-5 moet er een patroon van oncontroleerbare agressieve uitbarstingen zijn, zoals verbale agressie (bijv. woede-uitbarstingen, ruzies) of fysieke agressie zonder blijvende schade, gemiddeld twee keer per week gedurende 3 maanden. Deze uitbarstingen zijn impulsief, niet gepland of gemotiveerd door persoonlijk gewin, zoals bij antisociale gedragsstoornis. Ze veroorzaken problemen in sociale relaties en kunnen leiden tot juridische problemen voor de persoon.
33
Welke andere stoornissen moeten worden uitgesloten bij de diagnostiek van PES?
Antisociale- of borderline persoonlijkheidsstoornis, delirium, neurocognitieve stoornis, persoonlijkheidsveranderingen door somatische aandoening, en intoxicatie of ontwenning door middelen.
34
Wanneer kan een PES gediagnosticeerd worden volgens de DSM-5?
Een PES kan worden vastgesteld als de agressieve uitbarstingen niet beter verklaard worden door een andere stoornis.
35
Wat is een verschil tussen impulsieve agressie bij PES en norm overschrijdend gedrag?
Impulsieve agressie bij PES is niet instrumenteel van aard, terwijl norm overschrijdend gedrag bij bijvoorbeeld een antisociale persoonlijkheidsstoornis vaak wel instrumenteel is.
36
Hoe verschilt de agressie bij PES van de agressie bij antisociale persoonlijkheidsstoornis?
Bij PES kan de agressie gevolgd worden door spijt en verantwoordelijkheid nemen, terwijl dit bij antisociale persoonlijkheidsstoornis meestal niet gebeurt
37
Wat wordt er onderzocht tijdens de diagnostiek van PES met een semigestructureerd interview?
Het in kaart brengen van oncontroleerbare woedeaanvallen die hebben geleid tot bedreiging, fysiek geweld of schade aan eigendommen en de verhouding tussen de agressie en de gebeurtenis die het veroorzaakte.
38
Zijn de semigestructureerde interviews voor PES beschikbaar in het Nederlands?
Nee, de semigestructureerde interviews zijn nog niet vertaald in het Nederlands, maar er is een aanvullende module voor het SCID-I beschikbaar voor DSM-4 as-I stoornissen.
39
Wat is het doel van het structured clinical interview (SCID-I)?
Het doel is om de DSM-criteria voor stoornissen te beoordelen, specifiek gericht op woedeaanvallen en de mate van agressie ten opzichte van de gebeurtenis.
40
Wat zijn de criteria voor norm overschrijdend gedrag (NG)?
Volgens de DSM-5, moet een persoon in de afgelopen 12 maanden minimaal drie gedragskenmerken uit de volgende vier categorieën vertonen:
1. Agressie tegen anderen (bijv. mishandeling, ongewenste seksuele handelingen)
2. Vernieling van eigendommen (bijv. brandstichting)
3. Bedrog of diefstal
4. Ernstige regelschending (bijv. weglopen, wegblijven van huis)
Daarnaast moeten de gedragingen leiden tot ernstige beperkingen in sociaal, opleiding- of beroepsmatig functioneren.
41
Wat zijn de twee subtypen van Normoverschrijdend Gedrag (NG)?
1. NG met begin in de kindertijd
2. NG met begin in de adolescentie
42
Wat is het verschil tussen de twee subtypen van NG?
Bij 'begin in de kindertijd' zijn symptomen al vóór 10 jaar aanwezig, terwijl bij 'begin in de adolescentie' symptomen pas na 10 jaar optreden.
43
Wat is de kans voor individuen met NG-symptomen vóór 10 jaar?
Ze hebben een grotere kans op het ontwikkelen van een antisociale, criminele carrière.
44
Wat is het verschil tussen 'Life-course-persistent' en 'Adolescence-limited' NG?
Life-course-persistent symptomen beginnen vóór 10 jaar en blijven vaak aanhouden, terwijl Adolescence-limited symptomen meestal beperkt blijven tot de adolescentie.
45
Hoe wordt de ernst van NG in de DSM-5 ingedeeld?
Licht, matig, en ernstig normoverschrijdend gedrag.
46
Wat is de toevoeging in de DSM-5 met betrekking tot beperkte prosociale emoties?
Het identificeert een subgroep met moeite in het herkennen van emoties bij anderen, en vereist minstens twee van de volgende kenmerken: gebrek aan berouw, gebrek aan empathie, onverschilligheid over prestaties, en vlak affect.
47
Wat zijn de kenmerken voor de specificatie 'beperkte prosociale emoties'?
1. Gebrek aan berouw
2. Gebrek aan empathie
3. Onverschilligheid over prestaties
4. Vlak affect
48
Wat is een belangrijk kenmerk van NG bij kinderen?
Het is een van de meest voorkomende psychiatrische stoornissen bij kinderen.
49
Welke comorbiditeit komt het meest voor bij NG?
ADHD en OOS (oppositional defiant disorder).
50
Wat is een belangrijke overweging bij de diagnostiek van NG?
Het gebruik van dezelfde diagnostische instrumenten als bij OOS, en het uitsluiten van psychopathie.
51
Welke stoornissen moeten worden uitgesloten bij de diagnostiek van NG?
PES, aanpassingsstoornissen, stemmings- en angststoornissen, specifieke leerstoornissen, en middelengerelateerde stoornissen.
52
Wat wordt geadviseerd voor de diagnostiek van ASP?
Gebruik van betrouwbare gevalideerde instrumenten.
53
Welke instrumenten worden aanbevolen voor de diagnostiek van ASP?
Structured Clinical interview for DSM 4 Axis-II personality disorders (SCID-II) en de Psychopathie Checklist-Revised (PCL-R).
54
Wat is de Psychopathie Checklist-Revised (PCL-R)?
Een instrument dat bestaat uit 20 items en een dimensionele score oplevert.
55
Wat geeft de score van de PCL-R aan?
In welke mate de onderzochte overeenkomt met de prototypische psychopaat.
56
Wat is het scorebereik van de PCL-R?
Tussen de nul en 40.
57
Vul de lege ruimte in: De PCL-R bestaat uit _______ items.
20
58
Wat is de rol van het SCID-II in de diagnostiek van ASP?
Het stelt een diagnose voor DSM 4 Axis-II persoonlijkheidsstoornissen.
59
Is de PCL-R een kwalitatief of kwantitatief instrument?
Kwantitatief.
60
Waarvoor is de PCL-R specifiek bedoeld?
Bij vermoeden van psychopathie.
61
Wat is de betekenis van ASP?
Antisociale persoonlijkheidsstoornis.
62
Wat is pyromanie?
Een impulscontrole stoornis gekenmerkt door opzettelijke brandstichting voor opwinding en plezier.
63
Welke criteria moeten worden voldaan voor de diagnose pyromanie volgens de DSM-5?
Men moet voldoen aan 6 criteria, waaronder:
* Opzettelijke brandstichting moet vaker dan één keer zijn voorgekomen
* Lust voldoening of opluchting bij het plannen, uitvoeren of bekijken van brandstichting
* Geen andere redenen voor brandstichting zoals wraak of middelengebruik.
64
Wat is een belangrijk aspect van de diagnose pyromanie?
Uitsluiten dat de brandstichting beter verklaard kan worden door een andere stoornis.
65
Noem enkele stoornissen die tot de differentiaaldiagnose van pyromanie behoren.
* Manische episode
* Antisociale persoonlijkheidsstoornis
* Schizofrenie
* Neurocognitieve stoornissen
* Verstandelijke beperking
* Intoxicatie door een middel.
66
Wat is de rol van het SCID-I interview in de diagnose van pyromanie?
Het interview heeft een aanvullende module gericht op het vaststellen van DSM-4 stoornissen in de impulsbeheersing, waaronder pyromanie.
67
Vul in: Pyromanie is gekenmerkt door _______ voor opwinding en plezier.
opzettelijke brandstichting
68
Waar dient men rekening mee te houden bij het diagnosticeren van pyromanie?
Dat er geen andere redenen zijn voor de brandstichting, zoals wraak of het gebruik van middelen.
69
Wat zijn de DSM 5 criteria voor kleptomanie?
Een persoon moet voldoen aan 5 criteria:
* Onvermogen om weerstand te bieden aan diefstal
* Oplopend gevoel van spanning voor de diefstal
* Gevoelens van plezier of voldoening tijdens of na de diefstal
* Diefstal niet om andere redenen zoals wraak
* Diefstal niet verklaard door een andere stoornis
## Footnote
De DSM 5 is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fifth Edition, die richtlijnen geeft voor de diagnose van psychische aandoeningen.
70
Wat voor soort interviews zijn beschikbaar voor de diagnostiek van kleptomanie?
Specifieke semigestructureerde interviews zijn beschikbaar, maar nog niet vertaald in het Nederlands.
## Footnote
Deze interviews zijn ontworpen om de diagnose van kleptomanie te vergemakkelijken.
71
Met welke andere stoornissen komt kleptomanie vaak samen voor?
Kleptomanie komt vaak samen voor met:
* Stemmingsstoornissen
* Middel gerelateerde stoornissen
* Angststoornissen
* Persoonlijkheidsstoornissen
* Eetstoornissen
* Compulsief koopgedrag
* Trichotillomanie
## Footnote
Deze samenhang kan complicaties in de behandeling en diagnose met zich meebrengen.
72
Wat behoort tot de differentiaaldiagnose van kleptomanie?
De NG (narcistische persoonlijkheidsstoornis) en de antisociale persoonlijkheidsstoornis
## Footnote
Differentiaaldiagnose is belangrijk om andere aandoeningen uit te sluiten die vergelijkbare symptomen kunnen vertonen.
73
Is kleptomanie aanwezig als het stelen alleen voorkomt tijdens een manische episode?
Nee, kleptomanie is niet aanwezig als het stelen zich alleen voordoet tijdens een manische episode of als reactie op een waan of hallucinatie.
## Footnote
Dit benadrukt het belang van het tijdig identificeren van de context waarin de diefstal plaatsvindt.
74
Vul de lege ruimte in: Kleptomanie wordt gekenmerkt door het onvermogen om __________ te bieden aan de drang om voorwerpen te stelen.
weerstand
## Footnote
Dit is een van de belangrijkste criteria voor de diagnose van kleptomanie.
75
Wat zijn effectieve behandelingen voor OOS?
Cognitieve gedragstherapie
## Footnote
De effectiviteit van de behandeling is sterk afhankelijk van de leeftijd van de betrokkene.
76
Vanaf welke leeftijd wordt cognitieve gedragstherapie geadviseerd? OOS
Vanaf de leeftijd van 12 jaar.
77
Wat leren deelnemers tijdens cognitieve gedragstherapie? OOS
Hun agressie en impuls-regulatie verbeteren door emoties, voornamelijk boosheid, beter en eerder te signaleren.
78
Welke sociale vaardigheden worden tijdens de cognitieve gedragstherapie verbeterd? OOS
Empathische vaardigheden.
79
Waarom zijn empathische vaardigheden belangrijk in de behandeling? OOS
Om de gedachten, gevoelens en intenties van andere mensen beter te herkennen en begrijpen.
80
Wat wordt geoefend om het probleemoplossend vermogen te verbeteren? OOS
Verschillende oplossingen voor problemen in het leven van de deelnemer bespreken.
81
Wat moet in kaart worden gebracht tijdens het probleemoplossend proces? OOS
De gevolgen van oplossingen op korte en lange termijn.
82
Wat is een van de doelen van cognitieve gedragstherapie? OOS
Oefenen met de meest gepaste oplossing.
83
Wat is multi systemische therapie (MST)? (OOS)
Een intensieve systeemgerichte behandeling
84
Wat is het doel van MST? (OOS)
Een positief effect op antisociaal gedrag van jongeren vanaf 12 jaar en volwassenen
85
Op welke factoren richt MST zich? (OOS)
Factoren die samenhangen met probleemgedrag zoals:
* Slechte leef- of woonomstandigheden
* Antisociale vrienden
86
Hoe worden de interventies binnen MST ontworpen? (OOS)
Toegespitst op de specifieke casus van de betrokkenen
87
Wat wordt er geanalyseerd binnen MST? (OOS)
Sterke en zwakke kanten van de betrokkenen en het systeem, zoals:
* Gezin
* Familie
* Vrienden
* Buurt
* Opleiding
88
Wat tonen studies aan over MST? (OOS)
MST heeft een gunstig effect op:
* Criminele recidive
* Aantal uithuisplaatsingen
* Schoolverzuim
89
Wat is een bewezen behandeling voor PES-symptomen?
SSRI Fluoxetine (Prozac) en het anti-epilepticum divalproex
## Footnote
Deze middelen kunnen de ernst van PES-symptomen verminderen.
90
Welke therapie heeft een positief effect op de symptomen van PESS?
Cognitieve gedragstherapie
## Footnote
Dit effect bleef bestaan bij follow-up na 3 maanden.
91
Wat omvatte de behandeling van PESS in de studie?
* Relaxatietraining
* Cognitieve herstructurering
* Leren gebruiken van een time out
* Herhaaldelijk oefenen met nieuwe coping vaardigheden
## Footnote
Deze technieken zijn gericht op het verminderen van agressieve impulsen.
92
Wanneer kan farmacotherapie effectief zijn voor NG-symptomen?
Bij ernstig, agressief en disruptief gedrag
## Footnote
Het is een aanvulling op psychologische behandeling.
93
Welke psychostimulantia zijn effectief gebleken in de behandeling van NG?
* Methylfenidaat
* Atypische antipsychotica, zoals risperidon
## Footnote
Deze zijn aangetoond in verschillende gecontroleerde studies.
94
Wat is de psychologische behandeling voor NG?
Hetzelfde aanbod als bij PES
## Footnote
Dit duidt op overeenkomsten in behandelmethoden.
95
Wat blijft controversieel in de wetenschappelijke literatuur met betrekking tot de behandeling van ASP?
De behandeling van ASP en psychopathie
## Footnote
Dit is te wijten aan het gebrek aan gerandomiseerde behandelingsstudies.
96
Welke therapie wordt genoemd als onderdeel van de behandeling van ASP?
Cognitieve gedragstherapie
## Footnote
Deze therapie richt zich op het in kaart brengen van delicten en de factoren die daarbij een rol spelen.
97
Wat werd er tijdens de cognitieve gedragstherapie in kaart gebracht? ASP
De delicten van forensische patiënten, samen met gebeurtenissen, omstandigheden, gedachten en beslissingen
## Footnote
Deze factoren zijn cruciaal voor het begrijpen van het gedrag van de patiënt.
98
Wat was het doel van de alternatieve strategieën die in de therapie werden bedacht? ASP
Gedragsveranderingen bereiken die leiden tot sociaal geaccepteerde gedragingen
## Footnote
Dit is in plaats van gedragingen die leiden tot delicten.
99
Hoe konden patiënten de alternatieve strategieën oefenen na de therapiesessies? ASP
Binnen de beveiligde setting van de forensische instelling met ondersteuning van verschillende disciplines
## Footnote
Dit omvatte sociotherapie, psychomotore therapie en/of creatieve therapie.
100
Wat zijn enkele disciplines die ondersteuning bieden tijdens de alternatieve strategieën? ASP
* Sociotherapie
* Psychomotore therapie
* Creatieve therapie
## Footnote
Deze disciplines werken samen om de patiënten te ondersteunen in hun behandeling.
101
Wat is schematherapie?
Een therapievorm die is aangepast voor gebruik bij forensische patiënten met persoonlijkheidsstoornissen.
## Footnote
Schematherapie is ontwikkeld om te helpen bij het begrijpen en veranderen van diepgewortelde schema's en copingmechanismen.
102
Voor welke patiënten is schematherapie specifiek aangepast?
Forensische patiënten met persoonlijkheidsstoornissen.
## Footnote
Dit omvat patiënten met Antisociale Persoonlijkheidsstoornis (ASP) en psychopathie.
103
Noem een van de aanpassingen die zijn gedaan aan schematherapie voor forensische patiënten.
Toevoeging van schemamodi specifiek voor mensen met ASP en/of psychopathie.
## Footnote
Deze aanpassingen zijn bedoeld om beter aan te sluiten bij de specifieke gedragingen van deze patiënten.
104
Wat zijn schemamodi?
Specifieke copingstijlen die gedrag van patiënten met persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.
## Footnote
Deze modi helpen bij het begrijpen van de manieren waarop patiënten omgaan met stress en interpersoonlijke relaties.
105
Noem een van de 5 overcompenserende copingstijlen in schematherapie.
Manipuleren en bedriegen om iets te bereiken.
## Footnote
Dit is een strategie die vaak wordt gebruikt door mensen met ASP of psychopathie.
106
Wat is een tweede overcompenserende copingstijl beschreven in de schematherapie?
Zich boven andere mensen plaatsen en hen minachten of denigreren.
## Footnote
Dit gedrag kan voortkomen uit een gevoel van superioriteit dat vaak voorkomt bij psychopathie.
107
Wat is een derde overcompenserende copingstijl in schematherapie?
Gebruik van bedreigingen en intimidatie om iets te bereiken.
## Footnote
Deze stijl reflecteert de gewelddadige en manipulatieve neigingen van sommige forensische patiënten.
108
Wat is een vierde overcompenserende copingstijl?
Aandacht richten op het vinden van verborgen bedreigingen of vijanden.
## Footnote
Dit kan leiden tot paranoia en defensief gedrag.
109
Wat is de vijfde overcompenserende copingstijl in schematherapie?
Gebruik van kille meedogenloze agressie met het doel om een bedreiging of rivaal te elimineren.
## Footnote
Dit gedrag kan ook leiden tot gewelddadige uitbarstingen.
110
Wat is het doel van de gerandomiseerde, gecontroleerde studie die momenteel loopt?
Schematherapie vergelijken met de reguliere forensische psychiatrische behandeling.
## Footnote
Deze studie onderzoekt de effectiviteit van schematherapie bij forensische patiënten.
111
Wat toonde de gevalstudie bij een patiënt met psychopathie aan over schematherapie?
Positieve resultaten.
## Footnote
Dit suggereert dat schematherapie effectief kan zijn voor deze populatie.
112
Wat is de effectiviteit van psychologische behandelingen bij pyromanie?
Er is weinig onderzoek beschikbaar over de werkzaamheid van psychologische behandelingen bij pyromanie.
## Footnote
Onderzoek naar farmacotherapie bij pyromanie is ook beperkt.
113
Wat is het centrale onderdeel van het cognitieve gedragstherapeutische behandelprogramma voor pyromanie?
Imaginaire exposure waarbij cliënten brandstichting in gedachten oproepen met nadruk op negatieve consequenties.
## Footnote
Dit programma is oorspronkelijk ontwikkeld voor de behandeling van pathologisch gokken.
114
Wat is een doel van cognitieve therapie bij pyromanie?
Het herkennen en corrigeren van impulsieve gedachten om brand te stichten.
## Footnote
Dit helpt cliënten om beter om te gaan met hun impulsen.
115
Hoe eindigt de behandeling van pyromanie?
Met een terugval preventieplan.
## Footnote
Dit is belangrijk om herhaling van symptomen te voorkomen.
116
Wat is de status van de resultaten van het behandelprogramma voor pyromanie?
Er zijn nog geen resultaten bekend voor het verminderen van de symptomen van pyromanie.
## Footnote
Dit benadrukt de noodzaak voor verder onderzoek.
117
Wat is de effectiviteit van psychologische behandelingen bij kleptomanie?
Er is weinig onderzoek beschikbaar over de werkzaamheid van psychologische behandelingen bij kleptomanie.
## Footnote
Behalve een gerandomiseerde gecontroleerde studie.
118
Welke farmacotherapie heeft een positief effect op kleptomaniesymptomen aangetoond?
Naltrexon, een opiaat-receptorantagonist.
## Footnote
Dit is gebaseerd op een gerandomiseerde gecontroleerde studie.
119
Welke psychologische behandeling wordt vaak toegepast in de klinische praktijk voor kleptomanie?
Cognitieve gedragstherapie.
## Footnote
Deze behandeling heeft in enkele gevalstudies positieve veranderingen laten zien.
120
Wat is de status van onderzoek naar farmacotherapie bij kleptomanie?
Er is weinig onderzoek beschikbaar, behalve voor naltrexon.
## Footnote
Dit benadrukt de behoefte aan meer studies in dit gebied.
