Hoofdstuk 3 Flashcards

(16 cards)

1
Q

NOA-model

A

Needs (veilig reizen, eten kopen)
Opportunities (transport, afstanden)
Abilities (tijd, geld, skills, capaciteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

MaaS (+ niveaus)

A

1 platform om gehele reis te plannen en kopen, geen bezit van voertuigen.
- Geen integratie
- Informatie-integratie
- Boekings/betalingsintegratie
- Integrale diensten (ook controle en verantwoordelijkheid)
- Integratie maatschappelijke doelen (Co2 en verkeersveiligheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cognitive dissonance reduction

A

houding is makkelijker aan te passen dan gedrag. VB is auto is slecht voor milieu (houding), ik gebruik de auto (gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Perspectieven voor behavioural choices (3)

A
  1. Psychologisch
  2. Economisch
  3. Geografisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Theory of planned behaviour (TPB)

A

Resultaat van intentie om te engageren in relevant gedrag. Komt door:
1. Houding (pos/neg)
2. Subjective norms (van omgeving)
3. PBC (perceived behavioural control (haalbaarheid))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Norm Activation Model (NAM)

A

Mensen gedragen zich anders als ze zich bewust zijn van de gevolgen van hun eigen individuele gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Value-belief-norm (VBN)

A

NAM + bewustzijn van probleem in individuele waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Motieven voor travel behaviour(3)

A
  1. Instrumental (auto sneller dan ov)
  2. Symbolic (auto cooler)
  3. Affective (auto leuker)

2 en 3 belangrijkst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Goal-frames (3)

A
  1. Hedonic (feel better now)
  2. Gain (guard + improve resources) (TPB)
  3. Normative (act appropriately) (NAM)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

invloed van context op motivatie (4)

A
  1. Direct (bussen staken)
  2. Indirect (via affect, attitude of norms)
  3. Relatie veranderen (haalbare alternatieven beschikbaar)
  4. Motivatie veranderen (goal frames)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Habits (3)

A
  1. Er moet een doel te behalen zijn
  2. Als de uitkomst meestal goed is, dan blijven doen
  3. Mentaal proces om eerder daarvoor te kiezen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Random utility theorie

A

De voorkeur van de reiziger is unknown voor de onderzoeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

VoT (Value of Time)
VTTS (Value of Travel Time Savings)

A

In Nederland 5 - 25 euro per uur, ook values of schedule delays en values of travel time uncertainty.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Prijselasticiteit van de vraag

A

[Dq/q]/[Dp/p] = percentage verandering in vraag (q) als prijs per km 1% hoger wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Time geography constraints (3)

A
  1. capability
  2. coupling (materiaal en mensen)
  3. authority (bussen schema, baas bepaalt werktijden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Keuze voor individual (3)

A
  1. Alleen reizen
  2. Base blijven en activities
  3. Combinatie