Week 3.2 (en hoofdstuk 2) Flashcards

(22 cards)

1
Q

Wie kunnen nog meer de weg gaan gebruiken als de capaciteit groter wordt gemaakt? (6)

A
  1. mensen die dichter bij werk gaan wonen (new captive)
  2. mensen die de route al gebruikten (captive)
  3. mensen die voor plezier gaan reizen
  4. mensen die eigenlijk buiten de spits reisden
  5. mensen die thuis werkten
  6. mensen die andere vervoersmiddelen gebruikten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Redenen voor transport (2)

A
  1. personen (activiteiten op verschillende locaties)
  2. goederen (productie niet op 1 plek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Redenen voor ontwikkelingen in transport (3)

A
  1. Maatschappij zou niet functioneren zonder
  2. Negatieve impact op milieu, veiligheid, file
  3. Beïnvloedt beleid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Transportvolume wordt bepaald door (3)

A
  1. Wants/needs/preferences/choice options van mensen en bedrijven
  2. Locaties van activiteiten
  3. Transportweerstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bereikbaarheid

A

In hoeverre landgebruik + transportsysteem zorgen dat mensen activiteiten kunnen bereiken op verschillende tijdstippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wants/needs/preferences/choice options (3)

A
  1. wordt beïnvloed door leeftijd, inkomen, geslacht, huishouden.
  2. bezit van rijbewijs en conditie om te lopen.
  3. Tijd en geld zijn van invloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Transportweerstand

A

kosten van reistijd, comfort, veiligheid (som is GTC, generalized transport costs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

GTC (6)

A

generzalized transport costs:
1. kwaliteit + kwantiteit infrastructuur
2. vraag + capaciteit (congestie)
3. regels (max. snelheid)
4. eigenschappen voertuig (comfort, kosten)
5. veiligheid (voertuig, infrastructuur, rijstijl)
6. kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

VKT

A

Vehicle kms travelled (transport volume)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Individueel reisgedrag beïnvloedt:

A
  1. Transport volume (VKT)
  2. Compositie verkeer en transport
  3. Verdeling over tijd en ruimte
  4. Verkeersstromen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transport eenheid

A

passenger kms of tonne kms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verkeer eenheid

A

voertuig kms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Transport volume

A

reisfrequentie en afgelegde kms, beïnvloedt door inkomen, weerstand en mode choice.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Compositie verkeer en transport

A

modal split (trips en kms verdeeld over voertuigen), ook diesel/benzine/elektrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verdeling over ruimte

A

verschillende wegtypen, invloed op congestie, veiligheid, milieu, gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verdeling over tijd

A

dag/nacht, congestie in spits

17
Q

Verkeersstromen

A

Beïnvloed door locatie, tijd, ruimte en capaciteit

18
Q

Active safety

A

crash vermijden/voorkomen

19
Q

Passive safety

A

impact crash verminderen

20
Q

Internal safety

A

Risico’s van mobiel zijn, voor jezelf en andere verkeersdeelnemers

21
Q

External safety

A

Voor non-traveller, er landt een vliegtuigcrash op je hoofd