Hoofdstuk 3 Flashcards

Hypothesetoetsing en betrouwbaarheidsintervallen (51 cards)

1
Q

Definitie

Parameterschatting

A

Populatieparameters (kenmerken van menselijk gedrag) schatten op basis van de steekproevenverdeling van het gemiddelde van bepaalde variabelen.

Hoe groot/hoog, vanaf wanneer, etc…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten

Parameterschatting

A
  • Puntschatting
  • Intervalschatting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie

Puntschatting

A

Het schatten van de populatieparameter aan de hand van 1 getal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nadelen

Puntschatting

A
  • x̄ is zelden exact gelijk aan µ
  • Grootte van de afwijking is onbekend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie

Intervalschatting

A

Het schatten van de populatieparameter aan de hand van een betrouwbaarheidsinterval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorwaarden

Intervalschatting

A
  • x̄ is een zuivere schatter van µ.
  • n ≥ 30 (centrale limietstelling).
  • Aselecte steekproef.
  • Vorm van de verdeling is gekend.
  • x̄ is gekend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie

Betrouwbaarheid

A

De mate waarin de resultaten van een test stabiel blijken te zijn in de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie

Betrouwbaarheidsinterval

A

Een minimum- en maximumwaarde die met een bepaalde (on)zekerheid een interval afbakenen waarin de populatieparameter zich zal bevinden, geschat op basis van een steekproefstatistiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Formule

Betrouwbaarheidsinterval

A

[(x̄ - z * SE);(x̄ + z * SE)]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe z te kiezen voor een betrouwbaarheidsinterval

A
  1. Kies procent zekerheid (x% => 0.x)
  2. Zoek z=(1-0.x/2)
  3. Lees af welke waarde dat is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit

Een x% betrouwbaarheidsinterval betekent

A

Dat als er oneindig veel steekproeven worden getrokken, zal in x% van de gevallen µ binnen het interval liggen.

Bvb bij 95%BI ligt in 95% van de steekproeven µ binnen het BI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kenmerken

Betrouwbaarheidsinterval

A
  • Hoe groter de steekproef, hoe kleiner de interval.
  • Hoe groter de zekerheid, hoe minder informatief de schatting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Definitie

Hypothesetoetsing

A

Het nagaan hoe waarschijnlijk een bepaalde bewering (hypothese) is op basis van de steekproevenverdeling van het gemiddelde van bepaalde variabelen. Het toetsen van een verschil tussen groepen of de samenhang tussen variabelen.

Scores X meer/minder dan Y, is er een verband/verschil, etc…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soorten

Hypothesetoetsing

A

Via:
* Overschrijdingskansen (programma)
* Kritieke waarden (manueel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Definitie

Nulhypothese (H0)

0 soms in subscript

A

Het tegengestelde van wat de statisticus tracht aan te tonen. Door het ontkrachten van deze hypothese kan de alternatieve hypothese aanvaard worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Definitie

Alternatieve hypothese (H1)

1 soms in subscript

A

De stelling die de statisticus tracht aan te tonen via het ontkrachten van de nulhypothese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarvoor staat dit symbool?

α

A

Significantieniveau

Meestal = .05, soms .01

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Definitie

Toetsingsgrootheid

A

Een berekende maat die het resultaat is van een toetsingsprocedure en aangeeft of er een significant effect is. Verschilt per toets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Soorten

Toetsingsgrootheid

A
  • z
  • t
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarvoor staat dit symbool?

Zx̄

x̄ in subscript

A

Toetsingsgrootheid van een z-toets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarvoor staat dit symbool?

µp

p in subscript

A

Gemiddelde score van de geteste populatie.

22
Q

Waarvoor staat dit symbool?

µ0

0 in subscript

A

Gemiddelde score van de algemene populatie.

Meestal dan toch. Soms gwn een bepaalde waarde waarmee vergeleken wordt

23
Q

Definitie

Rechtseenzijdig toetsen

A
  • Verwerpingsgebied: rechts.
  • Hypothese: proefgroep zal hoger scoren dan de controlegroep.
  • H0: µ≤µ0
  • H1: µ>µ0
  • Bij kritieke waarden H0 verwerpen indien Zx̄≥Zkritiek

0, x̄, en kritiek in subscript.

24
Q

Definitie

Linkseenzijdig toetsen

A
  • Verwerpingsgebied: links.
  • Hypothese: proefgroep zal lager scoren dan de controlegroep.
  • H0: µ≥µ0
  • H1: µ<µ0
  • Bij kritieke waarden H0 verwerpen indien Zx̄≤-Zkritiek

0, x̄, en kritiek in subscript.

25
# Definitie Tweezijdig toetsen
* Verwerpingsgebied: gelijk verdeeld over links en rechts * Hypothese: proefgroep zal verschillend scoren dan de controlegroep. * H0: µ=µ0 * H1: µ≠µ0 * Bij kritieke waarden H0 verwerpen indien Zx̄≤-Zkritiekof Zx̄≥Zkritiek. | Gelijk verdeeld -> bvb ipv 5% aan 1 kant, 2.5% links en 2.5% rechts ## Footnote 0, x̄, en kritiek in subscript.
26
Hoe kiezen tussen eenzijdig of tweezijdig toetsen?
Eerdere theorie of onderzoek suggereert richting -> eenzijdig Anders -> tweezijdig Vooraf kiezen!
27
# Definitie Toetsen via overschrijdingskansen
Een manier van hypothesetoetsing. 1. z-waarde berekenen. 2. Kans uit tabel aflezen. 3. Kans kleiner dan α -> H0 verwerpen. | α = significantieniveau, H0 = nulhypothese.
28
# Waarvoor staat dit symbool? P(L) | ipv haakjes subscript
Linkeroverschrijdingskans
29
# Definitie Linkeroverschrijdingskans
De kans om een uitslag te vinden die kleiner of gelijk is aan een bepaalde waarde.
30
# Waarvoor staat dit symbool? P(R) | Ipv haakjes subscript
Rechteroverschrijdingskans
31
# Definitie Rechteroverschrijdingskans
De kans om een uitslag te vinden die groter of gelijk is aan een bepaalde waarde.
32
# Definitie Toetsen via kritieke waarden
Een manier van hypothesetoetsing. 1. α bepalen. 2. Verwerpingsgebied voor α bepalen. 3. Kritieke waarde zoeken. 4. Berekende waarde vergelijken met kritieke waarde.
33
# Waarvoor staat dit symbool? Zkritiek | Kritiek in subscript
Kritieke z-waarde
34
# Definitie Kritieke waarde
De toetsingsgrootheid behorende bij α. | Toetsingsgrootheid zoals z-waarde of t-waarde
35
Mogelijke scenario's bij hypothesetoetsing
* Type I-fout * Type II-fout * Correct aanvaarden * Correct verwerpen
36
# Definitie Type I-fout
Er wordt geconcludeerd dat er een effect aanwezig is, maar dat is in werkelijkheid niet zo. H0: waar, maar verworpen.
37
# Welk symbool? Kans op een type I-fout
α | =significantieniveau.
38
Hoe een type I-fout voorkomen?
α reduceren.
39
# Definitie Type II-fout
Er wordt geconcludeerd dat er geen effect aanwezig is, maar dat is er in werkelijkheid wel. H0: niet waar, maar toch niet verworpen.
40
# Welk symbool? Type II-fout
ß
41
Hoe een type II-fout voorkomen?
* α laten stijgen (niet ideaal). * Power vergroten.
42
# Definitie Correcte verwerping
Er wordt geconcludeerd dat er een effect aanwezig is, en dat is ook werkelijk zo. H0: verworpen, en inderdaad niet waar.
43
# Waarvoor staat dit symbool? 1 - ß
Power | Aka onderscheidend vermogen.
44
# Definitie Power
Het vermogen van een onderzoek om een bestaand effect bloot te leggen.
45
Hoe power vergroten?
* α vergroten (niet ideaal). * Steekproef vergroten. * Geschikte test uitvoeren. * Minder nodig als effectgrootte hoger.
46
# Definitie Effectgrootte
Een maat die de sterkte van een geobserveerd effect aangeeft. Een indicatie van de mate waarin de OV de variatie in de AV kan verklaren. Meestal gestandaardiseerd zodat effectgroottes tussen onderzoeken kunnen vergeleken worden.
47
# Interpretatie Effectgrootte
* Klein: het effect verklaart slechts een klein deel van de variantie. * Matig: het effect verklaart een behoorlijk deel van de variantie. * Groot: het effect verklaart een groot deel van de variantie, en is dus een belangrijke factor in het beïnvloeden van de resultaten. | Getallen verschillen per effectgrootte.
48
# Soorten (Gestandaardiseerde) effectgrootte
* Associatiematen * Correlatiecoëfficiënten * rbis * Cohen's d * ω² * Partial-eta² * ε² * Kendall's W
49
# Interpretatie Effectgrootte van correlatiecoëfficiënten
* Klein: [.10;.29] * Matig: [.30;.49] * Groot: ≥.50
50
# Definitie/voorwaarden Parametrisch toetsen
* AV=Interval of ratio. * x̄ normaal verdeeld in populatie. * Homogeniteit van varianties.
51
# Definitie Non-parametrische toetsen | Aka verdelingsvrije toetsen
Toetsen die niet gebonden zijn aan een specifieke distributie (kansverdeling) en bijgevolg minder afhankelijk zijn van assumpties.