Hoofdstuk 5 Flashcards
(11 cards)
Er zijn verschillende factoren die een implementatietraject kunnen beïnvloeden:
- Gebruikers
- Communicatie
- Tijd
- Kennis en vaardigheden
- Opvattingen en houding
- Cultuur binnen de organisatie
- Stijl van leiderschap binnen de organisatie
- De grootte en structuur van de organisatie
Verschillende fasen van implementatie zijn (Grol en Wensing 2006):
- Oriëntatie
- Inzicht
- Acceptatie
- Verandering
- Behoud van verandering
Een veel gehanteerde indeling in implementatiemethoden voor veranderingen is de indeling van Bennis, Benne en Chin. Zij onderscheiden een aantal manieren om het gedrag van mensen te veranderen:
- Macht-dwangmethode: vanuit een machtspositie worden veranderingen bevorderd.
- Normatief-reëducatief: gedragsverandering wordt via de groep waarvan het individu
deel uitmaakt nagestreefd. - Rationeel-empirisch: via rationele voorlichting mensen tot verandering laten komen.
Lewin ontwikkelde 3 fasen in het geplande veranderingsproces:
- Ontdooien (unfreezing): doorbreken van het quasi-evenwicht
- Verschuiven (moving): tijdens deze fase worden de strategische veranderingen
toegepast - Bevriezen (refreezing): nadat de veranderingen zijn doorgevoerd en de organisatie zich de nieuwe werkwijzen en situatie eigen heeft gemaakt, zal een periode van stabiliteit in een nieuw quasi-evenwicht gevonden moeten worden.
Tichy beschrijft een model voor het integraal beheersen van organisatieverandering. Het
integrale karakter betreft het op elkaar afstemmen van 3 aspecten:
- Technische aspecten
- Politieke aspecten
- Culturele aspecten
Deze 3 aspecten ziet Tichy als een touw: ze kunnen niet los van elkaar gezien worden. De strategie van de organisatie is het touw, bestaande uit deze 3 onderling verwevende
strengen. De strengen vormen een complex geheel, Tichy licht een drietal instrumenten toe die volgens hem belangrijk zijn voor het oplossen van dergelijke problemen:
- Het ontwikkelen van een missie en strategie
- Het structureren van een organisatie
- Het managen van menselijk potentieel (HRM)
Bennis geeft aan dat goede leiders 4 belangrijke eigenschappen hebben:
- Het vermogen om anderen aandacht te geven
- Het vermogen om betekenis te geven
- Het vermogen vertrouwen te geven
- Het vermogen om zichzelf te managen
Bij de leiderschapsstijl van de procesmanager worden de volgende criteria onderscheiden:
- De mate waarin de leider autoritair of democratisch is ingesteld
- De mate waarin de leider resultaatgericht of relatiegericht is ingesteld
- De mate waarin het leiderschap transformationeel of transactioneel
Transactioneel leiderschap:
gaat het om het motiveren van organisatieleden om doelen te
bereiken.
Transformationeel leiderschap: de emotionele band tussen de leider en volger. Het heeft de
volgende kenmerken:
- De leider heeft charisma
- De leider heeft persoonlijke aandacht
- De leider stelt uitdagingen voor de ondergeschikten
- De transformerend leider heeft visie en draagt deze nadrukkelijk uit
De volgende 4 basis invloedstijlen zijn van belang voor een
procesmanager:
- Samenwerking en vertrouwen
- Gemeenschappelijke visie
- Krachtige overtuiging
- Beloning en straf
De volgende interventies kun je onderscheiden:
- Inhoud interventies: tot de kern van de zaak komen
- Procedure-interventies: structuur aanbrengen in het gesprek
- Interactie-interventies: hindernissen in het gesprek wegnemen
- Gevoelsinterventies: een sfeer van openheid creëren