Hoofdstuk 7: Orthopedagogisch handelen Flashcards

(12 cards)

1
Q

Problematische opvoedingssituatie

A

Een kind, al dan niet met problemen zoals een beperking, gedragsstoornis, …
Opvoeders of ouders die niet meer weten hoe ze verder moeten met het kind, die niet meer weten hoe ze het kind verder moeten opvoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vijf doelen van orthopedagogisch handelen

A
  1. Het oplossen van een POS
  2. Preventie van opvoedingsproblemen
  3. Terugkeer naar gewone/spontane opvoeding als ideaal
  4. Wegwerken van ervaren opvoedingsproblemen (niet de problemen zelf)
  5. Vergroten van autonomie en empowerment van ouders/opvoeders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie maakt er gebruik van?

A

Ouders en/of opvoeders die het gevoel hebben niet verder te kunnen met dit kind omdat de opvoeding niet leidt tot het beoogde doel en dat wordt ervaren als een probleem door de ouders (in het geval van interne opvoedingsimpasse) en/of door de maatschappij (in het geval van externe opvoedingsimpasse)
1. Het kind dat zich niet ontwikkelt conform de opvoedingsdoelen
2. Onzekerheid omtrent formuleren van opvoedingsdoelen
3. Ontwikkelings-, gedrag-, en schoolproblemen als bijzondere opvoedingsproblemen
4. Kunnen betrekking hebben op zowel (uitblijven van) resultaat als op wat de opvoeder doet inzake optimalisering proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ambulant vs residentieel

A

Ambulant: mobiel (in centrum of thuisbegeleiding)
Residentieel: cliënten verblijven in het centrum (ouders en/of kinderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Twee vormen van orthopedagogisch handelen

A
  1. Het begeleiden van opvoeders in een POS door een orthopedagoog
  2. Het specifiek opvoeden: handelen in opvoedingssituatie door ouders met als doel het optimaliseren van opvoedingsproces (al dan niet onder begeleiding)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drie gevolgen van dialoog met opvoeders

A
  1. Technische en instrumentele verbetering van handelen
  2. Verbeteren interpretatiekader
  3. Verbeteren welbevinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Drie elementen van handelen

A
  1. Persoonlijk
  2. Regelgeleid
  3. Vereist kennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Drie kenmerken van opvoeden

A
  1. Opvoederspresentatie
  2. Klimaatcreatie
  3. Situatiehantering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eerstegraadsstrategie

A

Hanteren van relaties, klimaat en situatie in opvoedingsproces
Eigen klemtonen opvoeder, maar afhankelijk van orthopedagogische vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tweedegraadsstrategie

A

Behandelen door professionele deskundige/specialist
Speciale technieken, methoden en therapieën gericht op betrokkenen in POS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Derdegraadsstrategie

A

Kindperspectief: eigenheid van het kind verwerken in het opvoedend handelen
Ruimte geven aan ontplooiing en eigenheid
Individuele variaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het doorbreken van de POS

A

Impliceert dat opvoeders weer verder kunnen
Impliceert niet het verdwijnen van gedragsproblemen of ontwikkelingsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly