Hoofstuk 1 taak 3 & 4 Flashcards
(70 cards)
1
Q
the offer
A
de aanbieding
2
Q
the battery
A
de batterij
3
Q
the image
A
het beeld
4
Q
the guarantee
A
de garantie
5
Q
the data
A
de gegevens
6
Q
the sound
A
het geluid
7
Q
but
A
maar
8
Q
to write down
A
opschrijven*
9
Q
the television
A
de televisie
10
Q
to wash
A
wassen
11
Q
self
A
zelf
12
Q
always
A
altijd
13
Q
the chips
A
de chips
14
Q
clearly
A
duidelijk
15
Q
the exam
A
het examen
16
Q
a lot
A
heleboel
17
Q
the private label
A
het huismark
18
Q
everyone
A
iedereen
19
Q
the crate
A
het krat
20
Q
easy
A
makkelijk
21
Q
luck
A
mazzel
22
Q
difficult
A
moeilijk
23
Q
the note
A
de noot
24
Q
the olive
A
de olijf
25
the juice
het sap
26
the orange
de sinaasappel
27
to succeed
slagen
28
the stuff
de spullen
29
second-hand
tweedehands
30
to spend
uitgeven*
31
de zak
the bag
32
all of them
allemaal
33
everywhere
overal
34
impulsive
impulsief
35
to think
nadenken*
36
de aanbieding
the offer
37
de batterij
the battery
38
het beeld
the image
39
de garantie
the guarantee
40
de gegevens
the data
41
het geluid
the sound
42
maar
but
43
opschrijven*
to write down
44
de televisie
the television
45
wassen
to wash
46
zelf
self
47
altijd
always
48
de chips
the chips
49
duidelijk
clearly
50
het examen
the exam
51
heleboel
a lot
52
het huismark
the private label
53
iedereen
everyone
54
het krat
the crate
55
makkelijk
easy
56
mazzel
luck
57
moeilijk
difficult
58
de noot
the note
59
de olijf
the olive
60
het sap
the juice
61
de sinaasappel
the orange
62
slagen
to succeed
63
de spullen
the stuff
64
tweedehands
second-hand
65
uitgeven*
to spend
66
the bag
de zak
67
allemaal
all of them
68
overal
everywhere
69
impulsief
impulsive
70
nadenken*
to think
