Hoorcollege 2: The malleability of memory Flashcards

1
Q

Langetermijngeheugen

A

Kan herinneringen bevatten van veel jaar geleden en heeft een onbeperkte capaciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee subtypes van het langetermijngeheugen

A

Declaratief geheugen (expliciet)
Dit bestaat uit feitelijke kennis
Semantisch
BV: Welk jaar de tweede wereldoorlog begon.
Episodisch
BV: Hoe je laatste verjaardag was.

Procedureel geheugen (impliciet)
Bestaat uit kennis over vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prospectief geheugen

A

Herinneren aan het uitvoeren van een geplande actie of het herinneren van een geplande intentie op een later tijdstip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Retrospectief geheugen

A

Dingen herinneren uit het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Drie processen bij het onthouden van gebeurtenissen

A

Codering
Opslag
Ophalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Codering

A

Dit is informatie waarnemen en relateren aan kennis uit het verleden die je al hebt opgedaan. Dit proces vindt continu plaats. De sterkte van codering is afhankelijk van selectieve aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Flashbulb herinneringen

A

Herinneringen van gebeurtenissen met een zeer diepgaande emotionele impact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Opslag

A

Informatie in de loop van de tijd opslaan in het langetermijngeheugen. Ervaringen laten bepaalde geheugensporen (engrammen) achter.

We coderen en slaan bijna alles op waar we ooit aandacht aan hebben besteed, maar het meeste zullen we niet meer kunnen ophalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Consolidatie

A

De neurale veranderingen die optreden bij het opslaan van een nieuw stuk informatie.

BV: Slapen helpt om geleerde stof te consolideren in het langetermijngeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verval

A

Engrammen vervagen met het verstrijken van de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Recall bottleneck

A

Ophaal knelpunt, veel informatie is beschikbaar maar niet toegankelijk om op te halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ophalen

A

Toegang tot de opgeslagen informatie als je dit nodig hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wapenfocus

A

De aanwezigheid van wapens kan ervoor zorgen dat ooggetuigen zich geen details weten de herinneren over de aanvaller en de omgeving. Het is dan ook belangrijk om rekening te houden met het feit dat getuigenissen van een gewelddadig misdrijf vaak minder betrouwbaar zijn dan van een niet gewelddadig misdrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Confirmation bias

A

De neiging om informatie te zoeken, interpreteren, begunstigen en herinneren die jou overtuigingen of waarden bevestigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 soorten biases in opslag

A

Achteraf nieuwe informatie leren kan herinneringen versterken

Achteraf nieuwe informatie leren kan herinneringen vervormen

Achteraf nieuwe informatie leren kan nieuwe herinneringen creëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Retroactieve interferentie

A

De verstoring van het geheugen door het leren van ander materiaal tijdens de retentie interval.

17
Q

Post-event misinformatie effect

A

Het geven van inconsistente of incorrecte informatie kan nieuwe herinneringen creëren

18
Q

Verklaringen voor post-even misinformatie effect

A

Sociale druk
We geven soms een onjuist antwoord vanwege sociale druk.

Geheugenvervangingstheorie
Het originele geheugen wordt vervangen door een incorrect nieuw geheugen.

Geheugen co-existentie theorie
Het originele geheugen wordt aangevuld met een incorrect nieuw geheugen en hierdoor weten we soms niet meer welke de juiste is. Monitoring kan ons hierbij wel helpen om te bepalen waar de informatie vandaan kwam en of de bron betrouwbaar is.

19
Q

Biases in ophalen

A

Suggestieve vragen

Omstandigheden van het ophalen
Wanneer men informatie ophaalt in dezelfde omstandigheden als waarin men deze heeft gecodeerd, is er een grotere kans om de informatie terug te halen.

20
Q

Individuele verschillen bij misinformatie effecten

A

Bestand tegen
Hogere intelligentie, grotere werkgeheugencapaciteit, angst voor negetieve evaluatie, laag in samenwerking, laag in beloning afhankelijkheid

Kwetsbaar
Slecht algemeen geheugen, grotere levendigheid van beelden, hoge empathie, ouder