Probleem 6: When logic dies Flashcards

1
Q

Judgement

A

Een beoordeling van de waarschijnlijkheid van een bepaalde gebeurtenis op basis van onvolledige informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Decision-making

A

Het selecteren van een optie uit verschillende mogelijkheden. Dit hangt af van hoe belangrijk iets is, de consequenties en ook emoties hebben invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bayesian interference

A

Onze subjectieve beoordeling van de waarschijnlijkheid van iets wordt vaak veranderd door nieuwe informatie. In het dagelijks leven vergroot of verkleint nieuwe informatie de kracht van onze overtuigingen. Het maken van statistische inferenties waarbij oorspronkelijke schattingen worden gewijzigd door bewijs of ervaring om latere schattingen te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Satisficing

A

Mensen nemen vaak een beslissing die hen tevredenstelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bounded rationality

A

Mensen zijn over het algemeen rationeel, maar we hebben een gelimiteerd aantal bronnen om een rationele beslissing te maken. In situaties waarin we worden geconfronteerd met meer alternatieven dan we kunnen overwegen, elimineren we alternatieven door te focussen op de aspecten van elk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heuristieken

A

Strategieën die een deel van de informatie negeren met als doel om sneller beslissingen te kunnen maken dan complexere methodes. Heuristieken verminderen de inspanning die gepaard gaat met cognitieve taken vaak aanzienlijk, maar het kan er soms ook toe leiden dat we belangrijke informatie negeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ecological rationality

A

Hoe mensen een variatie aan heuristieken gebruiken om adaptieve beslissingen te kunnen maken in de echte wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Default heuristic

A

Een standaard optie die mensen kiezen als ze niks doen.

BV: In Nederland sta je in het donorregister als je niks opgeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Base rate informatie

A

De frequentie van een gebeurtenis in een gegeven populatie. Deze informatie wordt door heuristieken soms genegeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Representativeness heuristic

A

Hierbij is de veronderstelling dat een object of individu tot een bepaalde categorie behoort, omdat het representatief is voor die categorie. Deze heuristiek is nuttig in ons dagelijks leven, maar soms gebruiken we het erg ongepast. Hij is echter zo aantrekkelijk dat we de neiging hebben om andere belangrijke kenmerken die we in overweging moeten nemen te negeren.

BV; De meeste mensen schatten het aantal gezinnen met een jongen-jongen-jongen lager in dan de kans op jongen-meisje-jongen. Voor elke geboorte is de kans op een jongen of meisje echter gelijk en elk geboortepatroon is even waarschijnlijk. Mensen vinden toch de tweede waarschijnlijker, vanwege representativiteit in de populatie en het lijkt een meer willekeurige volgorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Availability heuristic

A

Frequenties van gebeurtenissen worden geschat op basis van het subjectieve gemak waarmee ze kunnen worden opgehaald.

BV: De meeste mensen zullen zeggen dat er meer woorden zijn die beginnen met de letter K, dan woorden met als derde letter K, omdat het eerste type woorden makkelijker op te halen is. Het tegenovergesteld is echter waar.

Individuen vertrouwen vaak op direct beschikbare informatie, zelfs als ze over kennis beschikken die aangeeft dat ze dit niet moeten doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Availability kan worden beïnvloed door 2 dingen

A

Recentheid
Volgens het recentheidseffect zijn recentere items meer beschikbaar of worden ze beter onthouden.

Familiariteit
Frequente blootstelling aan informatie kan bekendheid veroorzaken en dit kan leiden tot een beter beschikbaarheid van die informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Affect heuristiek

A

Het gebruiken van emotionele reacties om snelle oordelen of beslissingen te beïnvloeden. Affect kan oordelen op een verschillende manier beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Recognition heuristiek

A

Wanneer je een categorie wel kent en de ander niet, is de kans groot dat je concludeert dat de herkende categorie een hogere frequentie heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Anchoring and adjustment heuristiek

A

Wanneer iemand een eerste beoordeling maakt, een anchor, en deze vervolgens aanpast om een definitieve schatting te maken. Vaak is deze aanpassing dan onvoldoende, omdat ze vastzitten aan de initiële anchor.

BV: Wanneer deelnemers de vermenigvuldiging 8x7x6x5x4x3x2x1 en 1x2x3x4x5x6x7x8 krijgen, geven ze vaak een hogere schatting voor het eerste antwoord, terwijl het exact hetzelfde is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gambler’s fallacy

A

Misvatting door heuristiek. Een veronderstelling dat de kans van een gebeurtenis wordt beïnvloed door een eerdere gebeurtenis

BV: Wanneer je bij het tossen van een munt vijf keer kop hebt gegooid, heb je het gevoel dat de kans bij de zesde keer munt groter is, maar dat is niet zo in werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hot hand effect

A

Misvatting door heuristiek. Je verwacht dat een bepaalde gebeurtenis door zal blijven gaan.

BV: Je hebt al 3 keer gewonnen, dus dan zal je wel blijven winnen.

18
Q

Conjunction fallacy

A

Een misvatting door heuristiek. Dit treedt op wanneer mensen denken dat de kans op een combinatie van twee gebeurtenissen groter is dan de kans op een gebeurtenis.

BV: Linda wordt omschreven als een filosofiestudent die al jaren bezig is met politieke discussiepunten, zoals discriminatie, minderheden en sociale gerechtigheid. Wanneer er werd gezegd dat ze bij een bank werkte, werd deze kans op 30% geschat. Wanneer er werd gezegd dat ze bij een bank werkt en ook feminist is, werd deze kans geschat op 65%. Statistisch gezien is deze kans kleiner, omdat er twee variabelen moeten kloppen en bij de eerste maar een enkele.

19
Q

Verklaringen conjunction fallacy

A

Waarschijnlijkheid verklaring
Het effect treedt op vanwege de hoge waargenomen waarschijnlijkheid van de aanvullende informatie.

Hypothese verklaring
Het effect treedt op doordat de gestelde hypothese sterk wordt ondersteund door de gegeven beschrijving.

Het verschil met de waarschijnlijkheid verklaring is dat de aanvullende informatie waarschijnlijk kan zijn, maar hierbij moet de hypothese ook worden ondersteund door de beschrijving.

20
Q

Double conjunction hypothese

A

Dit is een sterke vorm van de conjunction fallacy, waarbij een combinatie van twee uitspraken waarschijnlijker wordt geacht dan elk van de uitspraken afzonderlijk.

21
Q

Sunk cost fallacy

A

Een misvatting door heuristiek. Hierbij wordt beweerd dat mensen in een beslissing blijven investeren, simpelweg omdat men er al eerder in heeft geïnvesteerd en die investering terug wilt verdienen.

BV: Wanneer je een nieuwe auto hebt gekocht en er al een paar keer iets aan hebt moeten laten repareren. Vervolgens gaat een groot onderdeel stuk waardoor een nieuwe auto kopen voordeliger is. Toch laat je de auto maken, omdat je de al gemaakte investering daarmee terug denkt te verdienen.

22
Q

Illusory correlation

A

Wanneer mensen denken dat twee variabelen statistisch gerelateerd zijn aan elkaar, ook al is daar geen bewijs voor.

23
Q

Social cognitive approach

A

Stereotypes beïnvloeden onze cognitieve processen. Mensen focussen zich maar op een deel van de informatie, het deel dat het stereotype ondersteunt, de andere informatie wordt vaak genegeerd.

24
Q

Overconfidence

A

Wanneer een individu zichzelf overschat op het gebied van vaardigheden, kennis of oordelen. Deze vorm van bias zie je ook vaak in de politiek en bij studenten.

25
Q

Crystal-ball technique

A

Manier om overconfidence tegen te gaan. Besluitmakers moeten zich voorstellen dat door een glazen bal wordt gezegd dat hun beslissing compleet verkeerd is en hierdoor moeten ze een alternatieve verklaring vinden

26
Q

Planning fallacy

A

Onderdeel van overconfidence die vaak bij studenten voorkomt. Het onderschatten van de tijd die nodig is om een project te voltooien. Studenten creeëren vaak een optimistisch scenario waarbij het project ideaal verloopt en dit is vaak niet zo in werkelijkheid

27
Q

My-side bias

A

Extreme versie van overconfidence. De overconfidence dat enkel je eigen blik correct is in een confronterende situatie en hierdoor weiger je te overwegen dat de ander mogelijk correct is.

28
Q

Hindsight bias

A

Wanneer we achteraf naar een situatie kijken, denken we met gemak alle tekenen te kunnen zien die leiden tot ene bepaalde uitkomst. Vaak reconstrueren we het verleden, zodat het aansluit bij ons eigen kennis.

BV: Sommige individuen claimen soms dat de uitkomst van experimenten voor de hand liggend zijn en gemakkelijk van tevoren voorspeld konden worden, na het onderzoek.

29
Q

Expected utility theory

A

Beweert dat mensen tussen verschillende opties perfect rationeel zouden kunnen kiezen. Bij een onzekere keuze worden we beïnvloedt door twee factoren, de verwachte waarde van de uitkomst en de waarschijnlijkheid van de uitkomst. Ook stelt de theorie dat we onze beslissingen baseren op verwachte gevolgen, maar er is geen manier om de gevolgen met enige zekerheid te voorzien. Het zegt ook dat onze keuzes onveranderlijk zijn, wanneer de situatie verandert of de situatie anders wordt verwoord zal de persoon alsnog voor hetzelfde kiezen, maar dit klopt niet.

30
Q

Normatieve benadering

A

Het beschrijft de manieren waarop mensen zouden kiezen tussen alternatieven als mensen volkomen rationele besluitvormers waren. Het geeft echter in veel omstandigheden geen goede beschrijving van hoe we keuzes zouden maken, omdat mensen geen volkomen rationele besluitvormers zijn. We hebben namelijk nooit alle informatie tot onze beschikking.

31
Q

Invariantieprincipe

A

Dat onze keuzes onveranderlijk zijn, wanneer de situatie verandert of de situatie anders wordt verwoord zal de persoon alsnog voor hetzelfde kiezen

32
Q

Prospect theory

A

Beweert dat we beslissingen maken aan de hand van winst en verlies vanaf ons referentiepunt in plaats van de absolute waarde van de uitkomst. Hiernaast beweert het ook dat wanneer mensen moeten omgaan met mogelijke winst, ze liever risico opzoeken en wanneer mensen omgaan met mogelijk verlies ze liever risico vermijden. De waarde van uitkomsten verschilt ook in de tijd, mensen hechten meer waarde aan de toekomst dan aan het verleden.

33
Q

Framing

A

De manier waarop keuzes worden verwoord speelt hierin een grote rol. Een vrij subtiele verandering in de bewoording van een zin kan een heel andere emotionele reactie veroorzaken.

Wanneer mensen mogelijke winst maken ze risico vermijden en wanneer mensen mogelijk verlies maken ze risico opzoeken

34
Q

Temporale waarde asymmetrie

A

Hoort bij de prospect theory en zegt dat de toekomst minder zeker en veranderlijk is dan het verleden

35
Q

Twee factoren die invloed hebben op een beslissing

A

Achtergrondinformatie
De achtergrondinformatie biedt verschillend frames voor verschillende opties en het specifieke frame beïnvloedt de beslissing sterk.

BV: Meer mensen zijn bereid om 20 euro te betalen voor een concert, nadat ze 20 euro uit hun portemonnee zijn kwijtgeraakt. In tegenstelling tot het verliezen van het originele ticket, wat ook 20 euro is, en dan een nieuwe moeten kopen.

Formulering van een vraag
Hoe de vraag is geformuleerd in een situatie heeft ook veel invloed op onze beslissing.

BV: Wanneer in twee exact dezelfde situaties in het eerste voorbeeld wordt gesproken over het verliezen van mensen en in het tweede voorbeeld over het redden van mensen, maken we hierin andere beslissingen. Ook al is de uitkomst in beide situaties exact hetzelfde. We ‘redden’ liever mensen en kiezen dan voor een zekere keuze dan dat we mensen ‘verliezen’ en kiezen dan vaak voor een onzekere keuze.

36
Q

Psychologische boekhouding

A

Mensen nemen verschillende beslissingen afhankelijk van hoe zij de uitkomst waarnemen of voelen.

37
Q

Ecologische rationaliteit

A

Hoe mensen een breed scala aan heuristieken ontwikkelen om zichzelf te helpen nuttige, adaptieve beslissingen te nemen in het dagelijks leven

De heuristische benadering kan de besluitvorming vaardigheden van mensen onderschatten. We zijn geen perfect rationele beslissers, zeker niet onder tijdsdruk.

38
Q

Manier om beter beslissingen te maken

A

Meer gebruik maken van base-rate informatie.

Meer vertrouwen op systeem-2 processen en minder op systeem-1 processen

39
Q

Hoe gebruik base-rate informatie stimuleren?

A

Onderliggende causale factoren
Volgens onderzoekers gebruiken we base-rate informatie meer wanneer we de onderliggende causale factoren kennen.

Motivatie
Volgens onderzoekers gebruiken we base-rate informatie meer wanneer we sterk worden gemotiveerd deze informatie te gebruiken.

40
Q

Systeem-1 processen

A

Emotionele intuïtieve en onbewuste modus

41
Q

Systeem-2 processen

A

Analytische, weloverwogen modus