Probleem 5: Long distance zoom Flashcards

1
Q

Mental imagery

A

De mentale representatie van dingen die je momenteel niet ziet of waarneemt met je zintuigen.
Dit kan zelfs plaatsvinden als je de dingen nooit werkelijk hebt ervaren. Het kan betrekking hebben op alle zintuigen en je kan je voorstellen dat je iets ruikt, voelt, hoort of proeft. Ze kunnen het geheugen versterken.

BV: wanneer je je voorstelt dat je op het strand zit, de golven hoort breken en de warme zon op je huid voelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Imagery debate

A

Mental imagery is lastig om te onderzoeken, omdat het ongrijpbaar en ontoegankelijk is. Het is een belangrijke controverse die de vraag stelt of onze mentale beelden lijken op perceptie (analoge code) of lijken op taal (symbolische code).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Analoge code benadering

A

Volgens deze benadering is mentale imagery gerelateerd aan perceptie. Fysieke kenmerken van een object worden in je hersenen geregistreerd in een vorm waarin de fysieke relaties worden weergegeven. De benadering suggereert echter niet dat mensen een exact beeld in hun hoofd hebben, details kunnen ontbreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symbolische code benadering

A

Volgens deze benadering is mentale imagery gerelateerd aan taal. Wanneer je een mentaal beeld opslaat, registreren je hersenen een taalachtige beschrijving van de fysieke kenmerken van een object. Je hersenen kunnen deze verbale beschrijving gebruiken om een visueel beeld te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Prosopagnosie

A

Individuen die geen gezichten van mensen visueel kunnen herkennen, maar andere objecten wel. Ze hebben moeite met het vormen van mentale beelden van menselijke gezichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk standpunt is het meest ondersteunt bij het imagery debate?

A

De meerderheid van de onderzoekers ondersteunt echter het analoge code standpunt. Hoogstwaarschijnlijk zijn beide standpunten gedeeltelijk correct en hangt het af van de specifieke taak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dual-code theorie (Paivio)

A

We gebruiken imaginaire en verbale codes om informatie in onze geest weer te geven.

Imaginaire/analoge code
Een representatie die sterk lijkt op het fysieke object.
BV: bij het denken aan een appel, zie je daadwerkelijk een appel voor je

Verbale/symbolische code
Een representatie van woorden, opslag is niet visueel en niet ruimtelijk. Het is een vorm van kennisrepresentatie die willekeurig is gekozen om te staan voor iets dat niet perceptueel lijkt op wat wordt gepresenteerd.
BV: zand in een zandloper staat voor de tijd.

Hij merkte op dat verbale informatie anders lijkt te worden verwerkt dan imaginaire informatie.

BV: deelnemers onthouden afbeeldingen gemakkelijker wanneer ze in willekeurige volgorde worden getoond en met een reeks woorden juist als dit op vast volgorde is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Propositionele theorie

A

De propositie vorm van mentale representatie is niet in woorden en ook niet visueel. Het is eerder in een abstracte vorm die de onderliggende betekenissen van kennis vertegenwoordigt. Een propositie voor een zin heeft geen akoestische en geen visuele eigenschappen, net als afbeeldingen.

Wanneer we toegang willen tot de informatie wordt de propositie representatie opgehaald en vanuit daar herschept onze geest de verbale of imaginaire code relatief nauwkeurig. We kunnen proposities voor alles gebruiken en elke soort relatie weer te geven. Een willekeurig aantal proposities kan ook worden gecombineerd om complexere relaties, afbeeldingen of reeksen woorden weer te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Proposities

A

Zowel beelden als verbale uitspraken worden mentaal weergegeven in termen van hun diepe betekenis en niet als specifieke beelden of woorden.

BV: De kat staat onder de tafel en de tafel staat boven de kat hebben dezelfde betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Image scaling

A

We gebruiken mentale beelden op dezelfde manier als onze werkelijke fysieke waarnemingen. Onze resolutie is beperkt en over het algemeen zien we details van grote objecten beter dan van kleine objecten. Dit geldt ook voor mentale beelden, om vragen te beantwoorden over mentale beelden moet je soms mentaal in en uitzoomen.

BV: wanneer je van een afstand naar een gebouw kijkt, kun je niet zoveel details zien als wanneer je dichtbij staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onderzoek naar image scaling

A

In een onderzoek met kinderen, oudere kinderen en volwassenen werden de participanten verdeeld over een non-imaginaire conditie en een imaginaire conditie. In beide condities kregen deelnemers vragen over de fysieke eigenschappen van dieren.

Bij de imaginaire condities wisten de deelnemers sneller te reageren op vragen over fysieke kenmerken dan op vragen over kleine fysieke kenmerken. In de non-imaginaire condities reageerden de oudere kinderen en volwassenen sneller over fysieke kenmerken op basis van het onderscheiden vermogen van het kenmerk van het dier.

Jongere kinderen reageerde met betrekking sneller tot grote attributen in zowel de imaginaire als non-imaginaire condities. Veel van deze jongen kinderen gaven aan dat ze imagery gebruikten, ondanks dat hen werd verzocht dit niet te doen.

Volwassenen reageerde in beide condities sneller dan kinderen, maar het verschil was veel groter in de non-imaginaire conditie. De bevindingen ondersteunen de dual-code theorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De dionele-equivalentie hypothese

A

Onderzoek naar image scaling. Perceptie en mentale verbeelding zijn functioneel gezien equivalent, de manier waarop perceptie werkt bij fysieke voorwerpen komt overeen met de manier waarop mentale verbeelding werkt bij mentale representaties. Wanneer we iets voor ons ‘mentale oog’ zien kost het ongeveer dezelfde tijd om het waar te nemen als bij echte fysieke waarnemingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Image scanning

A

Afbeeldingen worden op vrijwel dezelfde manier gescand als fysieke waarnemingen. Onze strategieën en reacties voor image scanning moeten hetzelfde zijn als voor perceptueel scannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Visual imagery en rotatie

A

Er wordt gedacht dat het roteren van objecten mentaal net zo lang duurt als in het echt. Het herkennen van een driedimensionaal beeld duurt langer dan het herkennen van een tweedimensionaal beeld. Mensen maken sneller een oordeel als ze een mentaal beeld slechts een korte afstand moeten roteren. Ondersteunt het perspectief van de analoge code.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Invloeden op reactietijd rotatie

A

Handigheid
Rechtshandige herkennen een rechterhand sneller dan een linkerhand. Linkshandige herkennen beide echter even snel. Beide groepen herkennen opstaande afbeeldingen sneller en nauwkeuriger dan omgekeerde afbeeldingen.

Leeftijd
Oudere mensen zijn langzamer dan jongere mensen bij mentale rotatie.

Doofheid
Dove personen die vloeiend gebarentaal spreken zijn erg goed in mentale rotatie, dit komt mogelijk door meer ervaring met het kijken naar een spiegelbeeld instructie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hersenen en mentale rotatie

A

De groep die zelf het figuur moest draaien vertoonde activiteit in hun primaire motorische cortex. Bij de groep die dit niet deed was dit deel van de hersenen niet actief.

Het soort instructies kan ook het activeringspatroon van deze cortex beïnvloeden. Wanneer mensen de instructie kregen om een figuur te draaien, werden de rechter frontale kwabben en de pariëtale kwabben sterk geactiveerd. Als de deelnemers de opdracht kregen om zich voor te stellen dat ze zichzelf zouden draaien om het figuur in een ander perspectief te bekijken, werden de linker temporale kwab en een deel van de motorische cortex geactiveerd. Een kleine verandering in de instructies kan dus een grote verandering in de hersenactiviteit veroorzaken.

17
Q

Visuele imagery en afstand

A

Individuen doen er lang over om de afstand tussen twee ver van elkaar verwijderde punten op een mentaal beeld van een kaart te scannen. Ze scannen echter snel de afstand tussen twee nabijgelegen punten op een mentaal beeld. Er bestaat een lineair verband tussen de te scannen afstand in een mentaal beeld en de hoeveelheid tijd die nodig is om deze te scannen. Ondersteunt het perspectief van de analoge code.

18
Q

Experimenter expectancy

A

Een situatie waarin de vooroordelen en verwachtingen van de onderzoekers de resultaten van het experiment beïnvloeden.

19
Q

Visual imagery en vorm

A

Bij echte objecten wanneer deze veel op elkaar lijken, duurt het lang voordat mensen kunnen oordelen over vormovereenkomsten. Wanneer de twee hoeken heel verschillend zijn, reageren mensen snel. Mensen vertonen hetzelfde patroon met hun mentale beelden.

20
Q

Visuele imagery en interferentie

A

Onderzoek heeft bevestigd dat visuele beelden de visuele waarneming van een daadwerkelijke fysieke stimulus kunnen verstoren. Mensen hebben meer problemen met het detecteren van een fysieke stimulus wanneer het mentale beeld zich in dezelfde zintuigelijke modus bevindt.

21
Q

Bizarheidseffect/ bizarre imagery effect

A

Zinnen die ongebruikelijke, onwaarschijnlijke of bizarre scenario’s beschrijven, worden beter onthouden dan zinnen die plausibele, alledaagse of veelvoorkomende scenario’s beschrijven.

22
Q

Bizarheideffect en visual imagery

A

Het wordt vaak toegeschreven aan imagery, omdat veel onderzoekers stellen dat mensen een mentaal beeld maken wanneer zij een bizarre zin lezen. Dit vergt meer inspanning en uitwerking en hierdoor wordt het beter onthouden. Het onderscheiden vermogen van dergelijke afbeeldingen zou een andere mogelijke verklaring kunnen zijn.

23
Q

Onderzoek bizarheidseffect en visual imagery

A

De rol van imagery wordt echter wel in twijfel getrokken, omdat onderzoek moeilijk de effecten van imagery kan onderscheiden van andere verklaringen. In dit experiment worden visuele imagery processen verstoord.

In dit onderzoek waren twee groepen ->
- Groep 1
Voerde een taak uit die het visuele werkgeheugen zou verstoren tijdens het coderen van zinnen
- Groep 2
De controlegroep had geen afleidende taak tijdens het coderen van zinnen

Het eerste experiment gebruikte dynamische visuele ruis om de rol van visuele imagery in het bizarheidseffect te onderzoeken. De deelnemers kregen een gemengde lijst van bizarre en gewone zinnen te zien en ze moesten zich elke zin voorstellen terwijl ze deze hoorde door de koptelefoon en ze te beoordelen op levendigheid van het beeld.

Hierbij werd gebruik gemaakt van een secundaire taak die meer actieve betrokkenheid van de deelnemers vereist dan de dynamische-visuele ruis taak. De deelnemers kregen wederom een lijst van bizarre en gewone zinnen te zien en moesten voor elke zin de levendigheid beoordelen, tijdens het uitvoeren van de spatial tapping task. De zinnen werden nu visueel weergegeven en niet auditief en de afleidende taak was ook volledig visueel.

24
Q

Visual-imagery-hypothese

A

Het bizarheidseffect komt door visuele imagery

25
Q

Spatial tapping task

A

De deelnemers worden gevraagd om herhaaldelijk op een reeks toetsen in de vorm van een figuur te tikken. Het maken van mentale beelden en mentale routes wordt hierdoor gehinderd

26
Q

Resultaten onderzoek bizarheidseffect

A

Experiment 1
Gewone zinnen werden over het algemeen met een hogere levendigheid beoordeeld. De groep die afgeleid werd door de dynamische-visuele ruis taak lagere levendigheid scores toekende aan de zinnen dan de controlegroep. Over het algemeen sneller gereageerd op gewone zinnen dan op bizarre zinnen bij beide groepen. De controlegroep produceerde een bizarheidseffect produceerde.

Experiment 2
De afleidingsgroep beoordeelde minder snel dan de controlegroep. Zowel de afleidingsconditie als de controleconditie vertoonde een bizarheidseffect. Er was echter geen vermindering in het bizarheidseffect te zien bij de afleidende conditie, wat de rol van de visual-spatial task in twijfel trekt

Het is cruciaal dat ongeacht welke variant van afleiding werd gebruikt het bizarheidseffect niet werd verminderd

27
Q

Twee verklaringen bizarheidseffect

A

Elaborative account
Distinctiveness account

28
Q

Elaborative account

A

Zowel bizarre als gewone zinnen lokken beelden uit, maar omdat bizarre items meer worden uitgewerkt kan dit een voordeel geven bij latere geheugenprestaties.

De resultaten toonden aan dat deelnemers bizarre zinnen echter wel als minder levendig beschouwen dan gewone zinnen en ze meer tijd nodig hebben om deze te visualiseren. Dit maakt deze verklaring minder waarschijnlijk.

29
Q

Distinctiveness account

A

Bizarre zinnen produceren meer onderscheidende beelden dan gewone zinnen. Visuele afleidingstaken zullen naar verwachting de creatie van deze unieke onderscheidende afbeeldingen verstoren en hierdoor wordt een afname in het bizarheidseffect voorspelt bij visuele afleiders.

Deze verklaring is waarschijnlijker, omdat de scores van het experiment die niet direct weerleggen.

30
Q
A