hoorcollege 7 Flashcards

(18 cards)

1
Q

Drie kenmerken dat een rechtelijk bestuur moet vertonen (Gowder)

A
  • Geregeldheid: Er zijn vooraf bepaalde regels gesteld en het bestuur gedraagt zich daarnaar
  • Publiekheid: Kenbaarheid en verantwoording

Algemeenheid: De regels of het bestuurlijk gedrag maken geen irrelevant onderscheid tussen burgers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Corruptie

A

Overtreden van onpartijdigheidbeginsel om er zelf op vooruit te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Drie vormen van gezagsuitoefening (Weber)

A
  • Ratio: Rationeel om gezag te volgen
  • Traditie: Het gezag wordt van oudsher herkend
  • Charisma: Mensen zijn gehoorzaam aan de leider met diens bijzondere charisma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee ontwikkelingen in loop naar de moderne doctrine van machtenscheiding (Vile)

A
  • Het binden van specfieke staatsorganen aan specifieke functies en het begrenzen van hun bereik tot deze functies
  • Het realiseren van een onafhankelijke rechterlijke macht naast de volksvertegenwoordiging en de vorst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vier verschillende rationaliteiten (Snellen)

A

Beleid komt tot stand wanneer er sprake is van vier rationaliteiten:

  • Politieke rationaliteit: strijd tussen voor- en tegenstanders van een beleid
  • Juridische rationaliteit: Er moet aan formele eisen worden gedaan, voordat er sprake is van beleid
  • Economische rationaliteit: Schaarse karakter van middelen op de markt tegenover de grote vraag vanuit het volk
  • Technisch- en sociaalwetenschappelijk: Overheidsbeleid moet over passende beleids- en handelingstheorieën beschikken met het doel effectief te zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Domeinconflicten (Snellen)

A

De vraag over wat goed overheidsbeleid is. Conflicten tussen wetgevingsjuristen bij departementen en beleidsmedewerkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe maken bestuurlijke instanties beleid? (Rosenboom en Kravchuck)

A
  • Bestuur als management
  • Bestuur als politiek
  • Bestuur als rechtsvorming en toepassing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bestuur als management

A

Is een kwestie van management:
- Traditionele managementbenadering
- Nieuw publiek management

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bestuur als politiek

A

Gaat om representativiteit, politieke responsiviteit en verantwoording naar burgers. Besluit moet met meerderheid genomen zijn of een consensus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bestuur als rechtsvorming en toepassing

A

Constitutionele en juridisch integriteit staat voorop. Partijen moeten in alle vrijheid hun problemen naar voren kunnen brengen voor een onafhankelijke rechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vier manieren van regeltoepassing (Kagan)

A
  • Judiciële modaliteit: Eerst kijken welke regels van toepassing zijn. Vervolgens kijken wat de consequenties zijn van de toegepasde regels
  • Legalisme: Naleven van de regels.
  • Ongeautoriseerde sicretie: Besluitvormer negeert af en toe de regels en richt zich alleen op het gewenste resultaat
  • Retreatism: Besluitvorming vermijden en weigeren verantwoordelijkheid te nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vier paradoxen naar mate organisaties legalistisch worden (Sitkin en Bies)

A
  • Machtsparadox
  • Rationaliteitsparadox
  • Formaliseringsparadox
  • Rechtsvaardigheidsparadox
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Machtsparadox

A

Regels beschermen van de minder machtige partijen, maar naar mate de organisatie meer legalistisch wordt, beschermt deze in feite in toenemende mate de machtige partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rationaliteitsparadox

A

legalistisch karakter zorgt ervoor dat uitoefening van bevoegdheid wordt gelegitimeed, maar naar mate de organisatie legalistische wordt, ondermijnt dat karakter de legitimiteit van de machtsuitoefening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Formaliseringsparadox

A

VErsterken de procedurele waarborgen de betrouwbaarheid van de organisatie, maar naarmate dat dit ontwikkeld creËren ze een vijandig klimaat dat gedeelde waarden en doelen van organisatie ondermijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rechtvaardigheidsparadox

A

Versterkt procedurele rechtvaardigheid, maar ondermijnt de sociale rechtvaardigheid

17
Q

Bestuurswetenschappelijk perspectief (Conclusie)

A
  • Algemeenheid en onpartijdigheid
  • Beleid en besluitvorming: Wordt gekeken naar doelstellingen
  • Uitvoering, handhaving en toezicht in combinatie met schaarste en discretionaire ruimte waardoor keuzes gemaakt moeten worden.
  • Om met schaarste en discretionaire ruimte om te gaan, wordt er gebruik gemaakt van routines.
  • Deze routines gaan gepaard met paradoxen
18
Q

Kenmerken bureaucratie

A
  • Behörde
  • Hiërarchise principes en beroepsinstanties
  • Processen op basis van geschreven documenten
  • Grondrige training
  • Voltijdse functies
  • Beheer op basis van algemene regels