Houding & beweging Flashcards

1
Q

Bewegen?

A

= ontdekken, vrijheid, ontspanning, werken,…
= op basis van het skelet & de spieren
= zonder bewegen geen activiteit mogelijk
= automatisch < ziekte of blessure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door wat wordt een goede lichaamshouding bepaald?

A
  1. Spieren en skelet
  2. Eventuele psychische druk
  3. Onverschillige houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de belangrijkste activiteiten voor een functionele houding?

A
  1. Gerichte, gedoseerde en voldoende beweging
  2. Goede en uitgebalanceerde voeding
  3. Letten op je houding, stoeltype, schoenen,…
  4. Rekening houden met je lichaam wanneer die protesteert (overbelasting)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Effecten immobiliteit?

A
  • Spieren stijver & dunner
  • Minder actieve perifere circulatie
  • Verhouding activiteit/rust verstoord
  • Beperking zintuiglijke prikkels
  • Fysieke conditie niet onderhouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beïnvloedende factoren op je houding?

A
  1. Persoonlijke factoren
  2. Omgevingsfactoren
  3. Kennis over gezonde beweging

Hoe iemand zichzelf houdt & beweegt, verschilt van persoon tot persoon & grotendeels bepaalt door omgeving tijdens opgroeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Persoonlijke factoren - Voorbeelden
A
  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Fysieke ontwikkeling (lengte & gewicht)
  • Energieniveau
  • Werk- & spelactiviteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Omgevingsfactoren - Voorbeelden
A
  • Werkplek
  • Hulpmiddelen (vb. rolstoel)
  • Soort werk
  • Behuizing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stap 1 : Oriëntatie op de situatie
Fysiologische houding?

A

= normale lichaamshouding
Bij gezonde volwassenen = recht, soepel & evenwichtig
* Licht gebogen ellebooggewrichten
* Gestrekte polsen
* Licht gebogen vingers
* Licht gebogen knieën in het kniegewricht
* Voeten recht naar voor

Stand ledematen > gespannen of ontspannen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Invloed van gewrichten?

A

Verstijven of slecht functioneren
vb. reuma, verstuikingen of verlammingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Invloed van spieren?

A

Steunoppervlak wijzigt doorheen levensloop
=> Baby’s meer dan kinderen en volwassen
=> Oudere mensen ook weer meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Invloed van zenuwstelsel?

A

Na aantasting CZS => spieren of spiergroepen vallen uit => parese, paralyse of tremoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fysiologische houding - definitie

A

= de houding die bij een eventuele contractuur van het gewricht de functie van het gewricht het minst belemmert

= wordt bepaald door de ontspannen houding van gewrichten (geen flexie, geen strekking geen overstrekking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fysiologische houding - Staan

A
  • Gewicht gelijk verdeeld over beide benen
  • Wervelkolom rechtop, met lichte kyfose & lordose
  • Hoofd & schouders ook rechtop
  • Wervelkolom van achteren recht anders scoliose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fysiologische houding - Zitten

A
  • Gaan zitten: rug rechthouden
  • Rug goed gesteund, lenden wervelkolom lichte holte
  • Gewicht over beide billen gelijk verdelen
  • Rechtop zitten
  • Voeten naast elkaar, recht onder knieën
  • Voeten grond raken
  • Goede stoelhoogte
  • Voldoende beenruimte
  • Circulatie bloed en zenuwen niet afknellen door kledij of slecht stoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fysiologische houding - Liggen

A
  • Schouders & heupen rechte lijn
  • Hoofdkussen: voldoende steun in de kleine holte in de nek
  • Wringen of draaien in rug vermijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Subjectieve gegevens - voorbeelden

A
  • Hoe zorgt iemand voor zijn houding & beweging? Hulpmiddelen?
  • Welke factoren zijn van invloed op de zelfzorgactiviteiten? (persoonlijke, omgevings, andere zelfzorgactiviteiten)
  • Hoe ziet de zorgvrager de zorg voor houding & beweging?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Objectieve gegevens - voorbeelden

A
  • Skelet: beweeglijkheid, buigzaamheid, stand der botte, vergroeiingen, botzwakte
  • Gewrichten: verstijving, verstuiking, pijn
  • Spieren: ontwikkeling, verlamming, spasme, verhoogde spierspanning (tremor), contractuur, spitsvoeten, spierpijn, stijfheid
  • Bewegingen: coördinatie spieren, oog-handcoördinatie, grove & fijne bewegingen
  • Voortbewegen: soepel, schuifelen, struikelen, onzekere gang, ongelijke gang, vallen
  • Houding: rechtop, vallen, wandelen, wegzakken bij het zitten & liggen, hulpmiddelen gebruiken, algehele indruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Stap 2 : Klinische problematiek inzichtelijk

Welk soort zorgvragers?

A
  1. Mobiele zorgvragers
  2. Bedlegerige zorgvragers
  3. Zorgvragers met beperkte bewegingsvrijheid
19
Q

Verpleegproblemen - voorbeelden

A
  • Zorgvrager kan noodzakelijke veranderingen in (voort)beweging niet zelf bepalen of weet niet hoe hij op de nieuwe situatie moet anticiperen
  • Beperkte bewegingsvrijheid
  • Bedrust & bepaalde houdingen
  • Hulpmiddelen vb. rolstoel
  • Zelfstandig opstaan, lopen, bukken, verleggen,.. lukt niet
  • Pijn bij bepaalde houdingen of bewegingen
20
Q

Stap 4 : Klinisch beleid

Verpleegdoelen formuleren?

A

Aanpassen aan elke specifieke situatie van de individuele zorgvrager & aansluiten bij de geformuleerde verpleegproblemen (op basis van objectieve & subjectieve gegevens)

21
Q

Stap 5 : Klinisch verloop - doelen

A

Korte & lange termijndoelen

  1. Voorlichting geven
  2. Voorwaarden scheppen door hulpmiddelen verstrekken
  3. Activiteiten over nemen (in bepaalde mate)
22
Q

Interventies - houding & beweging
3 soorten

A
  1. Zelfzorg ondersteunen
  2. Therapeutische houding & hulpmiddelen
  3. Het eerst opstaan
23
Q
  1. Zelfzorg ondersteunen - voorbeelden
A
  • Verplaatsen: hulpmiddelen gebruiken (looprek, kruk, rolstoel, bed, brancard
  • Aannemen juist houding & bewegen naar voorwerpen binnen handbereik: in bed houding aanpassen, voetenbank, zandzakken, kussens, therapeutische houding
24
Q
  1. Therapeutische houding & hulpmiddelen - doel
A
  • Genezingsbevorderend
  • Complicaties vermijden
  • functie ondersteunen
25
Q

Positioneren?

A

= bewerkstelligen van een kwalitatief goede houding (fysiologisch/therapeutisch/combo) bij zorgvragers die dit niet zelfstandig kunnen

= lichaam of -sdelen in gewenste houding brengen & deze bestendigen

Bij therapeutische houding steeds rekening houden met fysiologische houding (ademhaling niet belemmeren)!!

26
Q

Verschillende therapeutische houdingen

A

Zie cursus vanaf p.43
1. Liggend met bovenlichaam iets verhoogd
2. Half zittend
3. Vlakke ruglig
4. Anti-Trendelenburg
5. Fowler (vb. sectio)
6. Trendelenburg (vb. syncope, preterme contracties)
7. Ruglig met benen in hoogstand
8. Buiklig (vb. decubitus)
9. Zijligging (vb. goede slaaphouding)
10. Stabiele zijligging in sims (vb. lavement)

27
Q

Verschillende therapeutische hulpmiddelen - voorbeelden

A
  1. Bed
    –> vaste en beweegbare delen
  2. Voetensteun
  3. Anti-decubitusmatras
  4. Kussens
28
Q

Bedrust?

Soorten?

A
  1. Absoluut
  2. Relatief
29
Q

Bedrust - absoluut

A

Volledige bedrust waarbij alle lichamelijke activiteiten verboden zijn (vb. PPROM)

30
Q

Bedrust - relatief

A

Minder streng waarbij de zorgvrager bepaalde activiteiten zoals toiletgang wel nog kan/mag (vb. placenta praevia)

31
Q
  1. Het eerst opstaan
A

Door opstaan na zitten of liggen: door zwaartekracht 500 - 800 ml bloed in beenvaten => veneuze terugvloei daalt => hartminuutvolume vermindert & RR daalt => Arteria carotis geprikkeld => adrenaline zorg voor vasoconstrictie & spiercontractie => stijging hartminuutvolume

Ingrijpende gebeurtenis na bedlegerigheid
Progressief => circulatie moet zich aanpassen

Informeer je, hou rekening met tegenindicaties

32
Q

Orthostatische hypotensie

A

= vrij plotselinge RR daling bij te (snel) opstaan uit zittende/ liggende houding als gevolg van het zakken van het bloed naar de onderste ledematen

33
Q

Fasen van het eerste opstaan

A
  1. Bewegen van onderste ledematen
  2. Van liggende naar halfzittende houding
  3. Op de rand van het bed zitten
  4. Op de rand van het bed zitten gedurende korte tijd
  5. Opstaan, korte tijd in de zetel zitten
  6. Opstaan en langere tijd in de zetel zitten
34
Q
  1. Bewegen van onderste ledematen - tips
A
  • Voeten draaien thv enkels
  • Voeten op en neer
  • Benen op en neer
35
Q
  1. Van liggende naar halfzittende houding
A

+ bewegen onderste ledematen

36
Q
  1. Op de rand van het bed zitten - tips
A
  • Benen bengelen
  • Niet naar de vloer kijken
  • Voor zorgvrager staan of ondersteunt de schouders

=> terugdraaien en neerliggen of fase 4

37
Q
  1. Op de rand van het bed zitten gedurende korte tijd - tips
A
  • Elastische zwachtels en kousen (voor starten met fase 1 uiteraard)
  • Kussen als rugsteun
  • Afdekdeken of kamerjas op de rug (afkoeling)
  • Nachtkastje als steun
  • Verlaat de kamer niet & blijf observeren en oogcontact maken met de zorgvrager
38
Q
  1. Opstaan, korte tijd in de zetel zitten - tips
A
  • Tijdens bed opmaken
  • Maak bed instapklaar (waaierplooi & laagstand)
39
Q
  1. Opstaan en langere tijd in de zetel zitten - tips
A
  • Bed instapklaar
  • Oproepsysteem binnen bereik
  • Regelmatig gaan kijken
40
Q

Valpreventie - tips

A
  • Hulpmiddelen checken op technisch in orde
  • Ondergrond (glad, stroef)
  • Obstakels (tapijt, speelgoed)
  • Duizeligheid
  • Evenwichtsverlies
  • Rolstoelgebruik: rustig rijden, instructie geven, trappen vermijden
  • Onrusthekkens (let op! erover kruipen) => onrustgordel, fixatiebanden, Zweese band
41
Q

Stap 6 : Nabeschouwing

A
  1. Productevaluatie
  2. Procesevaluatie
  3. Reflectie
42
Q
  1. Productevaluatie - Voorbeelden
A

Zijn de doelstellingen bereikt?

43
Q
  1. Procesevaluatie - Voorbeelden
A
  • Gegevens correct & volledig?
  • Problemen correct geformuleerd?
  • Juiste doelstellingen geformuleerd?
  • Doelstellingen realistisch?
  • Goede planning?
  • Interventies goed uitgevoerd?
  • Hoe werden de interventies ervaren door zorgvrager?
44
Q
  1. Reflectie - Voorbeelden
A
  • Evaluatie positief of negatief?
  • Iets geleerd als zorgverlener naar toekomst toe?