Husserl

Question 1

Noem de twee filosofische stromingen die na Hegel zijn ontstaan

Answer 1

• Historisme: er bestaat alleen historische relativiteit, absolute geldigheid of feiten bestaan niet, er zijn enkel meningen
• Naturalisme: alles is reduceerbaar tot natuur, ‘absolute geest’ van Hegel bestaat niet, want die is niet reduceerbaar tot natuur. Geldigheid is gebaseerd op feiten.

Question 2

Waarom leiden zowel Historisme als Naturalisme tot scepticisme volgens Husserl?

Answer 2

Historisme: omdat het scepticisme net als het historisme zegt geen absolute geldigheid te hebben. Historisme leidt tot relativisme, er blijft niets zeker overeind.

Naturalisme: omdat naturalisme wel pretendeert tot objectiviteit te leiden, maar dit eigenlijk helemaal niet het geval is. “Feiten” zijn niet zekere kennis, zoals de naturalisten zeggen, maar juist veranderlijk door de jaren heen. Naturalisme kan dus ook geen absolute geldigheid verzekeren.

Question 3

Wat pretendeert de naturalist te zijn?

en wat is de naturalist eigenlijk?

Answer 3

De naturalist pretendeert te zijn:

• objectief: feiten zijn vaststaand, ze gelden altijd en overal
• idealist: de naturalist wil het ideaal van de wetenschappelijkheid behalen.

Wat de naturalist eigenlijk is:

• relatief: feiten zijn nooit absoluut geldig, ze veranderen door de tijd heen.
• niet-idealist: wetenschappelijkheid is niet behaald, omdat er theoretische absurditeiten ontstaan.

Question 4

Uit welke drie elementen bestaat de fenomenologie?

Answer 4

1: REFLECTIE: fenomenologie is een analyse van de relatie tussen bewustzijn en object (intentionaliteit dus, je bent je altijd bewust van iets).
2: EPOCHÉ: fenomenoloog kent geen vooronderstellingen, er bestaat geen vanzelfsprekend gegeven.
3: ANALYSE VAN DE ESSENTIËLE STRUCTUREN: fenomenoloog onderzoekt de essentie van de waarneming.