IV Challenge the Process Flashcards

(9 cards)

1
Q

Wat is het verschil tussen corporate entrepreneurship en intrapreneurial gedrag

A

Organisaties die in hun beleid inzetten op ondernemerschap –> corporate entrepreneurship
 Innovatiestrategie
 Nieuwe organisaties of producten opzetten

Werknemers die zich ondernemend gedragen –> intrapreneurial gedrag
 Zoeken naar opportuniteiten en actie nemen
 Tonen van proactiviteit, innovatie en gecalculeerd risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe komt ondernemend gedrag tot stand?

A

Hoe komt ondernemend gedrag tot stand?
 Iemand stelt zich innovatief op en denkt aan de toekomst.
 Proactief, men stelt een voorstel tot verandering, dat overeenkomt met hoe zij het zien.
 Risico durven nemen, maar wel gecalculeerd

Ondernemend gedrag kan zich uiten in:
 Aanpassen en optimaliseren van bestaande processen, diensten of producten
 Volledig nieuwe processen, diensten of producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aan de hand van welke concepten kan je intentie voorspellen?

A
  1. Attitude:
    - Ondernemend gedrag als iets positiefs bestempelen.
    - De attitude ten aanzien van verandering.
  2. Norm:
    - Mensen rondom de persoon gedragen zich ondernemend.
    - Ondernemend gedrag als iets positiefs bestempelen zorgt voor een hogere intentie.
  3. Zelfverzekerd:
    - Het gevoel dat als je ondernemend gedrag stelt, het je zal lukken.
    - Positief zelfbeeld naar zichzelf hebben zal je intentie verhogen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de verschillende soorten intrapreneurs?

A

1.Job intrapreneur: Iemand doet aanpassingen in zijn / haar job. Mensen die aanpassingen doen binnen de eigen manier van denken.

2.Team intrapreneur: Iemand voert vernieuwing door in het eigen team.
Een trapje hoger dan job intrapreneur, meer gebaseerd op
samenwerking.

3.Organisatie intrapreneur: Iemand vernieuwt de organisatie door zijn / haar gedrag. Op macro- niveau, ideeën waarvan de volledige
organisatie beter wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bedoelen ze met proactiviteit in leiderschap?

A

“Tussen stimulus en respons zit een ruimte. In die ruimte ligt onze vrijheid en ons vermogen om een reactie te kiezen.”

Proactief zijn betekent dat je:
- Verantwoordelijkheid neemt voor je eigen gedrag,

  • Je niet laat leiden door omstandigheden, emoties of anderen,
  • En zelf kiest hoe je reageert, met het oog op je waarden en doelen.

Het tegenovergestelde is reactiviteit, waarbij mensen vooral reageren op externe prikkels: het weer, de stemming van anderen, of hun eigen impulsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Er komen constant stimuli op ons af. Die stimuli lokken een respons uit. Als je bewust kan kiezen, dan zijn er verschillende responsen mogelijk. Welke?

A

 We hebben keuzevrijheid. We kunnen kiezen tussen verschillende reacties op een respons. De mens is zeer zelfbewust. Wat zit er achter een bepaalde respons?
 We hebben ook voorstellingsvermogen. We kunnen ons inbeelden wat een bepaalde respons gaat doen.
 Vervolgens hebben we ook een geweten, waardoor bepaalde responsen geen optie zijn.
 Ten slotte hebben we een vrije wil om te beslissen of iets wel of niet gaan doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke niveaus kunnen stimuli binnen komen?

A

 Geen betrokkenheid
› Stimuli interesseren ons niet.
› Er zullen altijd stimuli op je afkomen, waar je niets aan kan veranderen.
› Vb. het kan me niet schelen dat het onderwijs duurder wordt.

 Cirkel van betrokkenheid
› Hier kan je niets aan veranderen.
› Vb. 4u les waar je niet aan hebt.

 Cirkel van invloed
› Hier kan je dingen veranderen.
› Mensen die proactief iets doen, hebben een grotere blauwe cirkel (cirkel van invloed).
› Mensen die niet proactief denken hebben een kleinere cirkel van invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is reactieve taal?

A

het tegenovergestelde van proactiviteit.
vb: Ik kan er niets aan doen.
Zo ben ik nu eenmaal.
Hij maakt mij zo kwaad.
Niet mijn schuld.
Ik moet.
Als ik maar …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly