V Enable others to act Flashcards

(29 cards)

1
Q

Hoe beschrijf je de praktijk ‘enable others to act’?

A

De leider wordt gezien als de persoon die samenwerking gaat bevorderen. De leider gaat empowerment veroorzaken waardoor men zijn medewerkers gaat versterken –> hen helpen met het verhogen van hun determinanten en competenties.
Iemand die dit goed kan, weet hoe hij/zij een team moet faciliteren –> die weet hoe hij/zij mensen kan empoweren –> een goede leider is iemand die niet vaak aanwezig is omdat hij/zij een sterk team heeft opgebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste aspecten van deze praktijk?

A
  1. Foster the collaboration = samenwerking in stand houden –> vertrouwen bouwen en samenwerking faciliteren
    - Teamontwikkeling
    - Effectieve teams
    - Teamleren/speaking up
    - Vertrouwen/ Rechtvaardigheid
  2. Strenghten others = anderen te versterken –> medewerkers versterken, hen helpen hun determinatie en competenties te verhogen
    - Zelfdeterminatie
    - Coached leiderschap
    - Empowerment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een team?

A

= Een groep van mensen die elkaar nodig hebben om resultaten te boeken.
= Een klein aantal mensen met complementaire competenties, die zich inzetten voor een gemeenschappelijke missie, resultaatgerichte doelstellingen en een aanpak, waarvoor ze gezamenlijk verantwoordelijkheid opnemen.
= Een verzameling individuen die onderling afhankelijk zijn in hun taken, die verantwoordelijkheid delen voor resultaten, die zichzelf zien en die door anderen worden gezien als een intacte sociale entiteit ingebed in een of meer grotere sociale systemen en die hun relatie over de grenzen van de organisatie heen beheren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het model van Tuckman?

A

Een model dat de verschillende fasen van teamontwikkeling weergeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 5 fasen van teamontwikkeling

A
  1. Forming = vormen van het team, verkenning
    › Afwachtende houding, kat uit de boom kijken
    › Nieuwe teamleden gaan elkaar uittesten, wie is wie?
    › Verhelderen van taak en rol
    › Hoor ik erbij? –> focus op acceptatie.
  2. Storming = onrust in het team
    ›Informele leiders worden zichtbaar en dominante leden bepalen het groepsproces.
    ›Er kan een conflict ontstaan in de groep  communicatie kan directer / feller worden.
    ›Wie kan ik beïnvloeden? –> de focus ligt op macht.
  3. Norming = orde in het team
    › Mensen gaan afspraken maken.
    › Leiderschap speelt een belangrijke rol –> er komen groundrules.
    › Problemen bespreken
    › Wat zijn de verwachtingen? –> focus op elkaar steunen.
    › Er kunnen coalities ontstaan
  4. Performing = de teamleden slaan de handen in elkaar en gaan resultaten boeken
    ›Inzicht in taak en rollen
    ›Spontane samenwerking, eigenaarschap en autonomie
    ›Focus op zelfstandigheid als team.
    ›Deze fase verloopt vlot als men weet wat van hen wordt verwacht.
  5. Adjouring = afscheid nemen van het team
    ›In deze fase wordt het team opgeheven of ontbonden. Deze fase is later toegevoegd door
    ›Voor vaste teams vindt dit voornamelijk plaats als mensen weggaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat moeten teams hebben om effectief te zijn?

A
  • Stuk gezamenlijk kennis
  • Stuk eigen deskundigheid  iedereen voegt zijn/haar perspectief bij
  • Noodzaak van coördinatie, die niet absoluut afhankelijk is van de LG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet het shared mental model?

A

Het “shared mental model” verwijst naar de gemeenschappelijke kennis, overtuigingen en verwachtingen die teamleden hebben over:

de taak die ze uitvoeren,

de rolverdeling,

de doelen,

en elkaars werkwijzen en capaciteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is cohesie?

A

= Het gezamenlijk engagement van de teamleden om een doel te bereiken (dat gezamenlijke inspanning van de groep vraagt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen taakcohesie en sociale cohesie?

A

Een team wordt meer bepaald door taakcohesie (= er is cohesie op vlak van onze taak/opdracht), dan door sociale cohesie (= samenhang op vlak van het relationele of menselijke aspect). Taakcohesie is belangrijker als het gaat over teamcollectiviteit. Het voorspelt meer de effectiviteit van het team dan sociale cohesie.
Men moet als team inhoudelijk aan hetzelfde zeil trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is interdependentie?

A

= Het inzicht / gevoel dat ik de inspanningen van de anderen nodig heb om iets succesvol te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen positieve interdependentie en negatieve interdependentie?

A

Positieve interdependentie = als jij doet wat van je wordt verwacht, dan heeft dat een positief effect op iemand anders –> er is hierbij nood aan openheid en interesse bij elkaar.

Negatieve interdependentie = als iemand zijn / haar taak niet volledig of niet goed doet, dan zal dit negatief zijn voor de andere teamleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 5 frustraties van teams volgens Lencioni

A

 Gebrek aan vertrouwen
 Angst voor confrontatie
 Gebrek aan betrokkenheid
 Afschuiven van verantwoordelijkheid
 Niet-resultaatgericht werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de piramide van Lencioni

A

Dit model helpt teams begrijpen waar mogelijke knelpunten zitten en biedt een gestructureerde aanpak om samenwerking en effectiviteit te verbeteren.

  1. Vertrouwen (basis van de piramide)
    Teams moeten open en kwetsbaar durven zijn naar elkaar. Dit betekent dat teamleden hun fouten en onzekerheden kunnen delen zonder angst voor negatieve gevolgen. Dit creëert een basis van psychologische veiligheid.
  2. Conflicten
    Gezonde teams vermijden niet alle conflicten, maar gaan constructieve discussies aan. Conflicten kunnen leiden tot betere oplossingen en innovatie, zolang ze op een respectvolle manier worden gevoerd.
  3. Betrokkenheid
    Teamleden moeten zich committeren aan gedeelde doelen en besluiten. Dit betekent dat ze niet alleen aanwezig zijn, maar zich ook actief inzetten en verantwoordelijkheid nemen.

4.Verantwoordelijkheid
Teamleden moeten elkaar aanspreken op gemaakte afspraken en prestaties. Dit zorgt voor een cultuur waarin iedereen zich verantwoordelijk voelt voor het succes van het team.

  1. Resultaten (top van de piramide)
    Uiteindelijk draait alles om gezamenlijke resultaten. Wanneer vertrouwen, constructieve conflicten, betrokkenheid en verantwoordelijkheid aanwezig zijn, leidt dit tot betere prestaties en succes voor het hele team.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voor wat dient het model van Fry?

A

Dit is de basis van teameffectiviteit. De situatie en context zijn bepalend op doelen (visie), rollen, afspraken en interpersoonlijke relaties. Bij de begeleiding van teams waarbij het moeilijk gaat, moet men altijd starten aan de top. Hierbij hangen er 2 dimensies samen: zorg voor de taak en/of productie en zorg voor de relatie, proces en de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 4 aspecten van het model van Fry

A

Doelen (visie) “hiervoor zijn wij bij elkaar “
› Om te slagen, moet een team specifieke en realiseerbare doelen stellen die van alle teamleden een bijdrage vereisen.
› De missie geeft zin aan het team, terwijl de doelen voor concrete vooruitgang zorgen.
› Gemeenschappelijke doelen leiden tot betrokkenheid en inzet.
› Beste bewijs van een goed team zijn de outcomes  het realiseren van doelstellingen.

Rollen “zo zijn wij georganiseerd”
› Mensen moeten weten wie wat te doen heeft  verwachtingen en verantwoordelijkheden zijn duidelijk.
› Leidinggevende bewaakt het bereiken van doelen  in samenspraak met alle teamleden en niet vanuit een controlerende machtspositie.

Afspraken “zo werken wij samen”
› Duidelijke afspraken  regels?
› Efficiënte vergaderingen  inbreng bij beslissingen.
› Stilstaan en herzien van afspraken.

Interpersoonlijke relaties –> “zo gaan wij met elkaar om”
› Onderlinge relaties, elkaar helpen en vertrouwen
› Constructieve feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de wet van Maier?

A

De Wet van Maier, ook wel bekend als het E = K × A-model, is een communicatie- en veranderingsmodel ontwikkeld door Norman Maier. Het model stelt dat het effect (E) van een boodschap of advies afhankelijk is van twee factoren:

Kwaliteit (K) van de inhoud: hoe goed, logisch, onderbouwd of deskundig het advies of voorstel is.
Acceptatie (A) door de ontvanger: in hoeverre de ander bereid is om het advies te aanvaarden of ermee in te stemmen.
De formule luidt:

E = K × A

17
Q

Wat is Teamleren?

A

= Individuen die samen iets veranderen in de manier waarop ze als team denken en handelen of in de producten of resultaten die dat weerspiegelen.
–> Het is pas echt teamleren wanneer ze dat doen met het oog op of met als resultaat verbetering.
–> Een aantal communicatieve gedragingen die ervoor zorgen dat een team proactief en slagkrachtig met verandering omgaat.

18
Q

Wat zijn communicatieve gedragingen van teamleren?

A

Sharing & retrieval –> hoe gaan we informatie binnenhalen en hoe gaan we deze info met elkaar delen? –> teams die zich inkapselen vinden info retrieval vaak niet nodig maar het binnenhalen van info is cruciaal om effectief te zijn.

Co-constructie –> idee of voorstel tot verandering is zelden afkomstig van 1 persoon of individu maar zo een idee rijpt in een team

Constructief conflict –> nadenken over de inbreng, gaat niet over relationele maar over het taakgerichte

Team activity & experimenteren  op een bepaald moment moet je effectief dingen uitproberen en niet enkel over zaken praten (trial & error + HILL)

Team reflectie –> terugblikken en stilstaan hoe doen we het, hoe werken we samen, waar liggen de uitdagingen, …

Boundary crossing –> perspectieven van externen benutten in je eigen team, ervaringen en kennis van anderen in de organisatie of zelfs buiten de organisatie binnenhalen en daarmee aan de slag gaan (<-> inkapselen).

19
Q

Wat is teaming?

A

Teaming is een concept dat verwijst naar dynamisch samenwerken in tijdelijke of snel veranderende teams. Mensen werken meer en meer tegelijkertijd in meerdere teams of in ad-hoc teams met wisselende configuraties. Teaming verlegt de focus van wat teams ‘zijn’ naar wat mensen ‘doen’ terwijl ze proberen zo effectief mogelijk samen te werken.

20
Q

Over wat gaat speaking up?

A

Speaking up gaat over zaken zeggen waar het op staat. mensen die met innoverende ideeën komen, ervaren vaak weerstand van het team of van anderen.

21
Q

Wat bedoelen ze met voice?

A

Een verbale activiteit waarbij mensen hun mening uitdrukken met het oogpunt op het helpen veranderen va de status quo in de organisatie –> zonder voice, geen mening.
Als leider moet je hierin investeren aangezien teamleden hun mening moeten kunnen
zeggen.

22
Q

Wat is juist Speaking up

A

Openlijk een gezichtspunt of mening uiten over aspecten van het werk, de ideeën of acties van anderen, voorgestelde of noodzakelijke veranderingen, alternatieve benaderingen of redeneringen m.b.t. job gerelateerde issues.

23
Q

Wat is klagen?

A

Het uiten van een mening maar het heeft meestal geen verandering als effect.

24
Q

Wat zijn factoren die invloed hebben op speaking up?

A

Patiëntveiligheid: als er niet aan speaking up wordt gedaan, kunnen er fouten gemaakt worden en gevaarlijke dingen gebeuren bij patiënten, vb: foute diagnose, foute zorg, vergissingen, …

Teamleren (<-> groupthinking) –> men moet zich bewust zijn van groupthinking omdat het anders moeilijk is om te komen tot een verandering of om met innovatieve ideeën aan de slag te gaan.

25
Wat is de relatie tussen feedback en speaking up?
Je kan de intentie hebben om aan speaking up te doen, maar je beschikt niet over de correcte communicatiestrategieën --> hoe je iets brengt, is even belangrijk als de boodschap zelf.
26
Wat is de definitie van psychologische veiligheid?
= Het geloof of de overtuiging dat het team je niet in verlegenheid gaat brengen, verwerpen of straffen, dat het veilig is om een risico te nemen
27
Wat zijn hefbomen van psychologische veiligheid
 Positieve relatie met de leider  Proactieve persoonlijkheid, emotionele stabiliteit en leeroriëntatie  Ondersteunende werkcontext en peer support  Autonomie, interdepentie (= interafhankelijkheid) en rolduidelijkheid
28
Wat zijn belangrijke outcomes van psychologische veiligheid in een team?
 Meer interpersoonlijke communicatie, meer foutrapportering, meer kennisdeling en meer ‘voice’  Meer (team)leren, ook uit fouten --> hogere performantie  Meer creativiteit en innovatie  Meer betrokkenheid t.a.v. werk en team
29
Hoe ziet een team eruit dat psychologisch veilig is?
 Durven mensen ideeën uiten  Zijn ze niet bang verworpen te worden als ze zichzelf zijn of zeggen wat ze denken  Respecteren ze mekaars competenties  Zijn ze geïnteresseerd in mekaar  Hebben ze goede intenties naar mekaaar  Gaan ze op zoek naar feedback en geven ook eerlijke feedback  Durven ze constructief conflict aangaan, ook confrontatie  Durven ze risico nemen  Durven ze ‘experimenteren’