Knowledge

Question 1

Ik –||– ben –||– Mijn
Jij / Je (informal) –||– bent –||–Jouw
u (formal) –||– bent –||– Uw
Hij (he) –||– is –||– Zijn
Zij / Ze (she) –||– is –||– Haar
Het (it) –||– is –||– ??
—
Wij / We –||– zijn –||– Ons / Onze
Jullie –||– zijn –||– Jullie
Zij / Ze –||– zijn –||– Hun

Answer 1

Learning - 1

Question 2

Hoe heet [u/jij/je]/[hij]/[zij] ? –> Ik heet Engin.
Hoe heten [jullie]/[zij] ? –> [Wij]/[Zij] heten [Engin, Gunes]

Wie ben [u / jij / je]? –> Ik ben Engin.
Wie is [hij] / [zij/ze] –> [Hij] / [Zij /Ze] is …
Wie zijn [Jullie]/[ze] ? –> [Wij] / [Zij] zijn Engin, Gunes

Wat is [je / uw] / [zijn] / [haar] naam ? –> [Mijn]/[Zijn]/[Haar] naam is [Engin]
Wat zijn [jullie]/[hun] namen ? –> Hun namen zijn …

Answer 2

Knowledge - 2