L2 Flashcards

Bestuurlijke bevoegdheden

1
Q

“Regelgevende bevoegdheden” is een sub-categorie binnen:
1. Vergunningsbevoegdheden
2. Belastende bevoegdheden
3. Begunstigende bevoegdheden
4. Algemeen verbindende regels

A
  1. Belastende bevoegdheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Algemeen verbindende regels staan in:
1. Wetten in de formele zin
2. Algemene maatregelen van bestuur (AMvB)
3. Diverse verordeningen, bijv. ministeriële verordeningen
4. 1+2+3

A
  1. 1+2+3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke uitspraak over vergunningsbevoegdheid klopt niet?
1. Dmv een vergunning kan het gedrag van burgers gericht worden beïnvloed.
2. Het doel van het vergunningsstelsel is normstelling
3. Vergunningen zijn nodig want de overheid wil iets reguleren, en dat is beter mogelijk met maatwerk (specifieke voorschriften) dan met algemene regels
4. Alle uitspraken kloppen wel.

A
  1. Alle uitspraken kloppen wel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stelling klopt niet?
1. Last onder bestuursdwang is een handhavingsbevoegdheid
2. De door bestuursorganen vastgestelde algemeen verbindende voorschriften moeten op de wet (in formele zin) steunen of daartoe herleidbaar zijn.
3. Het bestuur mag altijd handelen, tenzij de wetgever dit niet heeft toegestaan.
4. Het specialiteitsbeginsel is een normering van de bevoegdheden van het bestuur.

A
  1. Het bestuur mag altijd handelen, tenzij de wetgever dit niet heeft toegestaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wetmatigheid van bestuur houdt NIET in:
1. Om bindende besluiten te nemen, moet het bestuur beschikken over een bevoegdheid die op de wet gebaseerd is
2. Het bestuur mag niet in strijd met de wet handelen
3. De wetgever moet bevoegdheden van het bestuur duidelijk afbakenen en inhoudelijk begrenzen
4. De wetgever, en niet de bestuurder, bepaalt voor welke doelen een bevoegdheid dient.

A
  1. De wetgever, en niet de bestuurder, bepaalt voor welke doelen een bevoegdheid dient.
    Dit is het specialiteitsbeginsel, en niet het wetmatigheidsbeginsel / het legaliteitsbeginsel (komt echter dichtbij #3).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk principe wordt hier beschreven?
De wetgever, en niet de bestuurder, bepaalt voor welke doelen een bevoegdheid dient. Bestuursbevoegdheid mag alleen worden uitgeoefend binnen de doelen van de wet die de bevoegdheid verleent.
1. Het legaliteitsbeginsel
2. Het wetmatigheidsbeginsel
3. Het specialiteitsbeginsel
4. Het rechtvaardigheidsbeginsel

A
  1. Het specialiteitsbeginsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het Verbod op détournement de pouvoir is onderdeel van:
1. Het legaliteitsbeginsel
2. Het wetmatigheidsbeginsel
3. Het specialiteitsbeginsel
4. Het rechtvaardigheidsbeginsel

A
  1. Het specialiteitsbeginsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit het het specialiteitsbeginsel wordt afgeleid:
1. Het verbod op détournement de pouvoir
2. Bij het nemen van een besluit mag het bestuur de belangen van de burger meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen
3. De wetgever moet in een bestuurswet duidelijk aangeven wat het doel van de wet is.
4. Voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden dienen enkel ter bescherming van de wettelijk geregelde publieke belangen
5. 1+2
6. 1+2+4
7. Alle antwoorden zijn juist

A
  1. Alle antwoorden zijn juist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke stelling is juist?
1. In het Jetski-arrest is bepaald dat bij het nemen van een besluit, het bestuur de belangen van de burger mag meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen.
2. In het Velpse duivenhok-arrest is bepaald dat bij het nemen van een besluit, het bestuur de belangen van de burger mag meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen.

A
  1. In het Jetski-arrest is bepaald dat bij het nemen van een besluit, het bestuur de belangen van de burger mag meewegen alleen voor zover ze vallen binnen de belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stelling is juist?
1. In het Jetski-arrest (2002) is bepaald dat voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden dienen enkel ter bescherming van de wettelijk geregelde publieke belangen; ze moeten voldoende verband houden met het doel van de wet.
2. In het Velpse duivenhok-arrest (1996) is bepaald dat voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden dienen enkel ter bescherming van de wettelijk geregelde publieke belangen; ze moeten voldoende verband houden met het doel van de wet.

A
  1. In het Velpse duivenhok-arrest (1996) is bepaald dat voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden dienen enkel ter bescherming van de wettelijk geregelde publieke belangen; ze moeten voldoende verband houden met het doel van de wet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk arrest heeft geen betrekking op het specialiteitsbeginsel?
1. Het Jetski-arrest (2002)
2. Het Velpse duivenhok-arrest (1996)
3. Het Jamin- of Petroleumkachel-arrest (1926)
4. Al deze arresten hebben betrekking op het specialiteitsbeginsel.

A
  1. Het Jamin- of Petroleumkachel-arrest (1926)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke dimensie heeft het bestuursrecht NIET?
1. Een normerende dimensie, die duidelijke criteria bepaalt voor het handelen van bestuursorganen.
2. Een instrumentele dimensie: dit rechtsgebied is een verzameling van instrumenten voor het bestuur om te kunnen besturen.
3. De waarborgdimensie: dit rechtsgebied normeert de bestuursbevoegdheden
4. Al deze dimensies zijn dimensies van het bestuursrecht.

A
  1. Een normerende dimensie, die duidelijke criteria bepaalt voor het handelen van bestuursorganen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In het rechtmatigheidsbeginsel wordt “onrechtmatig” begrepen als:
1. In strijd met de wet
2. In strijd met grond- en mensenrechten
3. In strijd met algemene rechtsbeginselen
4. In strijd met algemene rechtsbeginselenvan behoorlijk bestuur
5. 1+3
6. 1+2+3
7. 1+2+4

A
  1. 1+2+3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De eis van rechtsmatigheid is onderdeel van het wetmatigheidsbeginsel
2. De eis van wetmatigheid is onderdeel van het rechtsmatigheidsbeginsel
3. De eis van legaliteit is onderdeel van het rechtsmatigheidsbeginsel
4. Het rechtsmatigheidsbeginsel geldt voor publiekrechtelijke rechtshandelingen, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijk handelen.

A
  1. De eis van rechtsmatigheid is onderdeel van het wetmatigheidsbeginsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De wetmatigheidseis komt tot uitdrukking in de Grondwet.
2. Het legaliteitsbeginsel bevordert rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, en voorkomt willekeur.
3. Het Jamin- of Petroleumkachel-arrest (1926) bevestigde het beginsel van wetsmatigheid van bestuur.
4. Het legaliteitsbeginsel is breder gedefinieerd dan het wetmatigheidsbeginsel.

A
  1. Het legaliteitsbeginsel is breder gedefinieerd dan het wetmatigheidsbeginsel.
    Het gaat om hetzelfde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bestuurswetgeving is:
1. Elk besluit van een bestuursorgaan
2. Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
3. Vergunningen
4. AMvBs

A
  1. Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Artikel 10.23 Wet milieubeheer (Wm) verplicht de gemeenteraad tot het vaststellen van een afvalstoffenverordening met regels voor het ophalen van huisvuil.
Dit is een voorbeeld van:
1. Ministeriële regeling
2. Belastende bestuursbevoegdheid
3. Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
4. Gelede normstelling

A
  1. Gelede normstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

“Wetgeving in materiële zin” refereert in het bestuursrecht naar:
1. Wetten met een inhoudelijk karakter
2. Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
3. Wetten in de formele zin die een inhoudelijk karakter hebben
4. Geen van deze antwoorden.

A
  1. Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is onjuist?
1. De eis van wetmatigheid voor AMvBs is bevestigd in het Meerenberg-Arrest
2. Organieke wetgeving is wetgeving die op basis van een grondwettelijke opdracht tot stand komt.
3. Een wet in de materiële zin kan worden gehandhaafd dmv straf of een last onder bestuursdwang.
4. Wetten in de materiële zin kunnen alleen door de formele wetgever worden gemaakt.

A
  1. Wetten in de materiële zin kunnen alleen door de formele wetgever worden gemaakt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De eis van wetmatigheid voor AMvBs is bevestigd in het…
1. Jetski-Arrest (2002)
2. Meerenberg-Arrest (1879)
3. Jamin- of Petroleumkachel-Arrest (1926)
4. Velpse duivenhok-Arrest (1996)

A
  1. Meerenberg-Arrest (1879)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welk arrest is gevraagd of en in hoeverre AMvBs op de (Grond)wet moeten steunen?
1. Fluoridering-arrest (1973)
2. Meerenberg-Arrest (1879)
3. Jamin- of Petroleumkachel-Arrest (1926)
4. Velpse duivenhok-Arrest (1996)

A
  1. Meerenberg-Arrest (1879)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt voor publiekrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
2. Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt voor privaatrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
3. Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt niet voor feitelijk handelen van een bestuursorgaan.
4. Het Wetmatigheidsbeginsel geldt niet voor privaatrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.

A
  1. Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt niet voor feitelijk handelen van een bestuursorgaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het Wetmatigheidsbeginsel geldt voor publiekrechtelijk rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
2. Het Wetmatigheidsbeginsel geldt voor privaatrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
3. Het Wetmatigheidsbeginsel geldt niet voor feitelijk handelen van een bestuursorgaan, tenzij ingrijpende inbreuk op rechten van burgers.
4. Het Rechtmatigheidsbeginsel geldt voor al het handelen van een bestuursorgaan.

A
  1. Het Wetmatigheidsbeginsel geldt voor privaatrechtelijke rechtshandelingen van een bestuursorgaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Met “de terugtred van de wetgever” wordt bedoeld:
1. Veel wetgeving vindt in het buitenland plaats
2. Wetgeving bevat gelede normstelling, met lagen van wetgeving.
3. De formele wetgever laat het steeds vaker over aan bestuursorganen om inhoudelijke rechtsnormen tot stand te brengen die zich rechtsreeks richten tot burgers.
4. Alle antwoorden zijn juist.

A
  1. De formele wetgever laat het steeds vaker over aan bestuursorganen om inhoudelijke rechtsnormen tot stand te brengen die zich rechtsreeks richten tot burgers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

In beginsel kent het bestuursrecht vrije en gebonden bevoegdheden. Wat is onjuist?
1. Beslissingsruimte kan OF vrij (=discretionair) OF gebonden zijn.
2. Het zijn gradaties, het is nooit óf geheel vrij óf geheel gebonden.
3. De vrijheid kan gekwalificeerd zijn als beleidsvrijheid of beoordelingsvrijheid.
4. Vaak wordt de beleidsvrijheid in de wet beperkt doordat de wet bepaalde weigeringsgronden noemt.

A
  1. Beslissingsruimte kan OF vrij (=discretionair) OF gebonden zijn.
26
Q

Als de wet zegt dat “de minister kan de vergunning verlenen, indien…”, is er sprake van:
1. Beleidsruimte
2. Beslissingsruimte
3. Beoordelingsruimte
3. Het kan 1 of 2 zijn.

A
  1. Beleidsruimte
27
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Iedere bestuursbevoegdheid kent toepassingsvoorwaarden (normcondities), dwz voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat het bestuursorgaan zijn bevoegdheid mag gebruiken.
2. Beslissingsruimte kan bestaan bij beleidsruimte en bij andere bestuursbevoegdheden.
3. Als de wet zinsneden bevat zoals “naar het oordeel van”, “van oordeel zijn”, is er sprake van beleidsruimte.
4. Bij beoordelingsruimte vindt er in de regel geen belangenafweging plaats.
5. Beoordelingsruimte ontstaat als de wetgever expliciet of impliciet ruimte heeft toegekend om te beoordelen of aan bepaalde toepassingsvoorwaarden is voldaan.

A
  1. Als de wet zinsneden bevat zoals “naar het oordeel van”, “van oordeel zijn”, is er sprake van beleidsruimte.
    ==> Er is hier sprake van beslissingsruimte.
28
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Bij beoordelingsruimte moet de rechter het oordeel van het bestuur respecteren.
2. Bij beleidsruimte moet het verantwoordelijke bestuursorgaan belangen afwegen, en bij beoordelingsruimte vindt er in de regel geen belangenafweging plaats.
3. Uit het Muilkorfgebod Sharky-arrest (2001) volgt dat: als aan een bestuursorgaan een beoordelingsruimte is gegeven, kan het bestuursorgaan binnen deze ruimte zelf feiten kwalificeren, en een toetsende rechter zal het oordeel van het bestuursorgaan moeten respecteren.
4. Beleidsruimte wordt alleen in de formele wet vastgelegd, en beoordelingsruimte komt vaak voor in besluiten van bestuursorganen.

A
  1. Beleidsruimte wordt alleen in de formele wet vastgelegd, en beoordelingsruimte komt vaak voor in besluiten van bestuursorganen.
    ==> Het klopt niet dat Beleidsruimte alleen in de formele wet wordt vastgelegd.
29
Q

Waar vindt belangenafweging plaats?
1. Bij beleidsruimte
2. Bij beoordelingsruimte
3. 1+2
4. Geen antwoord is juist

A
  1. Bij beleidsruimte
30
Q

… (vul in) herken je wanneer in de wet het woord “krachtens” wordt gebruikt, samen met ”regels/regelen/regeling”.
1. Attributie
2. Delegatie
3. Mandaat
4. 2+3

A
  1. Delegatie
31
Q

Wat is de rechtsregel van het Vuurwerk-arrest (1958)?
1. Als aan een bestuursorgaan een beoordelingsruimte is gegeven, kan het bestuursorgaan binnen deze ruimte zelf feiten kwalificeren.
2. Een besluit dat is genomen zonder een rechtsgeldige bevoegdheid is een onbevoegd besluit, en zal door de bestuursrechter vernietigd worden of onverbindend verklaren.
3. Bij feitelijk handelen van ingrijpend aard geldt wel de eis van wetmatigheid.
4. De eis van wetmatigheid van het bestuur geldt voor AMvBs.

A
  1. Een besluit dat is genomen zonder een rechtsgeldige bevoegdheid is een onbevoegd besluit, en zal door de bestuursrechter vernietigd worden of onverbindend verklaren.
32
Q

De wetgever hoeft bij delegatie NIET te overwegen:
1. Of delegatie gewenst is
2. In welke mate delegatie gewenst is
3. Voor hoe lang is delegatie gewenst
4. Aan welk orgaan delegatie gewenst is

A
  1. Voor hoe lang is delegatie gewenst
33
Q

Welke stelling is onjuist:
1. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen over delegatie tussen twee bestuursorganen.
2. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen over delegatie van de formele wetgever naar een bestuursorgaan.
3. Delegatie hoeft niet altijd een specifieke grondslag te hebben.
4. Er mag niet worden gedelegeerd naar een ondergeschikte.

A
  1. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen over delegatie van de formele wetgever naar een bestuursorgaan.
    ==>
    Let op bij 3: er kan ook een algemene grondslag zijn.
34
Q

Aan wie mag een minister niet delegeren?
1. Aan een bestuursorgaan dat niet onder zijn ministerie valt.
2. Aan een provincie
3. Aan een ambtenaar in zijn ministerie.
4. Hij mag in al deze gevallen delegeren

A
  1. Aan een ambtenaar in zijn ministerie.
    Er mag niet worden gedelegeerd naar een ondergeschikte, want delegatie houdt ook in dat de verantwoordelijkheid verschuift.
35
Q

Wanner is geen sprake van bevoegdheidstoekenning en van verschuiving van verantwoordelijkheid?
1. Delegatie
2. Attributie
3. Mandaat
4. 2+3

A
  1. Mandaat
36
Q

Is een wettelijke grondslag nodig voor een mandaatverlening?
1. Ja, altijd.
2. Nee, nooit.
3. Ja, wanneer er geen hiërarchische verhouding tussen de mandaatgever (mandans) en de gemandateerde (mandataris) is.
4. Ja, wanneer het een algemeen beslissingsmandaat betreft
5. 3+4

A
  1. Ja, wanneer er geen hiërarchische verhouding tussen de mandaatgever (mandans) en de gemandateerde (mandataris) is.
37
Q

Een mandaat…: (Kies het juiste)
1. Is altijd algemeen
2. Is altijd voor een bepaald geval
3. Kan een algemeen beslissingsmandaat zijn, of een mandaat voor een bepaald geval.
4. Wordt altijd schriftelijk gegeven.

A
  1. Kan een algemeen beslissingsmandaat zijn, of een mandaat voor een bepaald geval.
38
Q

Wie wordt verantwoordelijk gesteld voor besluiten die binnen een mandaat worden genomen?
1. De mandaatgever (mandans)
2. De gemandateerde (mandataris)
3. Bij een algemeen mandaat: de mandataris; en bij een mandaat voor een bepaald geval: de mandans.
4. Bij een algemeen mandaat: de mandans; en bij een mandaat voor een bepaald geval: de mandataris.

A
  1. De mandaatgever (mandans)
39
Q

Mag de minister een mandaat verlenen voor het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften?
1. Ja
2. Nee
3. Ja, tenzij de wet anders bepaalt
4. Nee, tenzij de wet anders bepaalt

A
  1. Nee, tenzij de wet anders bepaalt
40
Q

Met welk ander rechtsbeginsel staat het specialiteitsbeginsel in een nauw verband?
1. het materiële zorgvuldigheidsbeginsel
2. het onpartijdigheidsbeginsel
3. het legaliteitsbeginsel
4. het rechtszekerheidsbeginsel

A
  1. het legaliteitsbeginsel
41
Q

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Naarden laat door toezichthouders in het oude centrum een boete opleggen aan mensen die in de wandelzone van het oude centrum fietsen. In de Gemeentewet en de Algemene plaatselijke verordening ontbreekt de expliciete bevoegdheid daartoe.
Het opleggen van de boete door de toezichthouders is in strijd met
1. het vertrouwensbeginsel.
2. het rechtszekerheidsbeginsel.
3. het specialiteitsbeginsel.
4. het wetmatigheidsbeginsel.

A
  1. het wetmatigheidsbeginsel.
42
Q

Piet de Rooy is ambtenaar bij de gemeente Boxtel. Uit naam van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel verleent hij een omgevingsvergunning om te bouwen.
De handeling van Piet is aan te merken als een vorm van
1. machtiging.
2. delegatie.
3. attributie.
4. mandaat.

A
  1. mandaat.
43
Q

De gemeenteraad van Haaksbergen draagt op basis van artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet een deel van haar bevoegdheden over aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaksbergen.
De bovenstaande handeling is een vorm van
1. attributie.
2. delegatie.
3. machtiging.
4. mandaat.

A
  1. delegatie.
44
Q

De gemeenteraad van Stadskanaal heeft de bevoegdheid om voorschriften in de Algemene Plaatselijke Verordening op te nemen gemandateerd aan de hoofden van de verschillende vakafdelingen.
De bovenstaande handelswijze is
1. altijd toegestaan.
2. onder voorwaarden toegestaan.
3. onder voorwaarden verboden.
4. altijd verboden.

A
  1. altijd verboden.
    ==>
    Ingevolge de casustekst staat vast dat sprake is van de rechtsfiguur mandaat. Mandaat is geregeld in afdeling 10.1.1. Op basis van artikel 10:3 Awb kan een bestuursorgaan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet. In artikel 10:3, tweede lid worden een aantal specifieke gevallen genoemd waarin het niet is toegestaan om te mandateren. In casu wordt de bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen gemandateerd. Dit is in strijd met artikel 10:3, tweede lid sub a Awb.

Zie artikel 10:3, tweede lid, sub a Awb, artikel 147 lid 1 Gemeentewet en R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 2.9.2, p. 116.

45
Q

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland draagt de bevoegdheid om op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 al dan niet een maatwerkvoorziening te verlenen over aan ambtenaar Joop Bakker.
De bovenstaande handelswijze is
1. altijd verboden.
2. onder voorwaarden verboden.
3. onder voorwaarden toegestaan.
4. altijd toegestaan.

A
  1. altijd verboden.
    ==>
    Het college van burgemeester en wethouders draagt de bevoegdheid om een maatwerkvoorziening te verlenen over aan ambtenaar Joop Bakker. In casu is sprake van delegatie in de zin van artikel 10:13 Awb. Delegatie van een bevoegdheid aan een ondergeschikte is echter niet toegestaan (zie artikel 10:14 Awb).
    Zie artikel 10:14 Awb en R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 2.9.1, pp. 110-111.
46
Q

Welke van de onderstaande beweringen met betrekking tot het leerstuk van de gelede normstelling is correct?
1. Gelede normstelling komt alleen voor in het bestuursrecht en niet in andere rechtsgebieden.
2. De vaststelling van voorschriften die zich tot burgers richten vindt veel in verschillende fasen plaats.
3. In het Nederlandse bestuursrecht staan bijna alle voorschriften die zich tot burgers richten in de wet in formele zin.
4. Uitvoeringsregelingen spelen een ondergeschikte rol bij het vaststellen van regels die zich tot burgers richten.

A
  1. De vaststelling van voorschriften die zich tot burgers richten vindt veel in verschillende fasen plaats.
    ==>
    In het bestuursrecht is de materiële norm in veel gevallen niet te vinden in een wettelijke bepaling. Dit heeft tot gevolg dat het vaststellen van voorschriften die zich tot burgers richten in verschillende fasen plaatsvindt. Dit verschijnsel wordt gelede normstelling genoemd.
47
Q

‘Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning verlenen.’
De bovenstaande bevoegdheid kan worden gekwalificeerd als
1. gebonden bevoegdheid.
2. beoordelingsruimte (beoordelingsvrijheid).
3. beleidsruimte (beleidsvrijheid).
4. beleidsregels.

A
  1. beleidsruimte (beleidsvrijheid).
48
Q

Bij het geven van …. (vul in) in de wet, moeten in de wettekst normcondities zijn gegeven voor de uitoefening van de bevoegdheid.
1. beoordelingsruimte
2. gebonden bevoegdheid
3. beleidsruimte
4. 1+2
5. 1+3
6. 1+2+3

A
  1. 1+2
49
Q

Beoordeel de juistheid van de onderstaande stelling.
Een bestuursbevoegdheid is ofwel vrij, ofwel gebonden.
Deze stelling is
1. per definitie juist.
2. onder voorwaarden juist.
3. onder voorwaarden onjuist.
4. per definitie onjuist.

A
  1. per definitie onjuist.
    ==>
    De stelling heeft betrekking op het rechtskarakter van bestuursbevoegdheden. Uit de stelling volgt dat een bestuursbevoegdheid vrij of gebonden is. Dit is onjuist. In het handboek wordt uiteengezet dat om uiteenlopende redenen volkomen vrije en gebonden bestuursbevoegdheden niet bestaan. De wetgever is nooit in staat om precies aan te geven hoe een bestuursorgaan moet besluiten. De ‘vrije’ bevoegdheid is een ‘discretionaire’ bevoegdheid. Bestuursbevoegdheden zijn nooit geheel vrij of geheel gebonden. Het gaat altijd om meer of minder vrijheid binnen de grenzen van bevoegdheid en recht. Het is nooit echt ‘vrij’ omdat het gaat om een door het recht gebonden beslissingsruimte.
    Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 2.8.1, pp. 105-109.
50
Q

Hoe moet de bestuursrechter een bestuursbevoegdheid met beoordelingsruimte in beginsel toetsen?
1. De bestuursrechter mag de beoordelingsruimte niet toetsen.
2. De bestuursrechter mag alleen onder voorwaarden toetsen.
3. De bestuursrechter moet in een dergelijk geval vol toetsen.
4. De bestuursrechter moet de beoordelingsruimte afstandelijk toetsen.

A
  1. De bestuursrechter moet de beoordelingsruimte afstandelijk toetsen.
    ==>
    In het geval beoordelingsruimte moet de bestuursrechter in beginsel afstandelijk toetsen, tenzij er sprake is van vage wettelijke bepalingen. In een dergelijk geval mag de rechter vol toetsen.
    Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 2.8.2, p.110.
51
Q

Casus:
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2 Verbodsbepalingen:
1 Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om

g houtopstand te vellen of te doen vellen,

geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

APV gemeente Borger-Odoorn
Artikel 4.5.2 Kapverbod
1 Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een houtopstand te vellen of te doen vellen.
Artikel 4.5.4 Bijzondere vergunningsvoorschriften
1 Het college van burgemeester en wethouders kan aan een omgevingsvergunning voor de kap van een houtopstand een herplantplicht verbinden
CASUS:
Casus: Omgevingsvergunning voor de kap van een houtopstand in Borger-Odoorn

In de gemeente Borger-Odoorn is in een statig landhuis de huisartsenmaatschap ‘De Boer’ Borger gevestigd. In deze maatschap houden vier huisartsenpraktijk. Het landhuis en de omliggende grond is in eigendom van huisarts De Boer. Rond het landhuis staan meerdere oude bomen, waaronder eiken, platanen en beuken. Langs de oprit van het landgoed zijn voor de patiënten parkeerplaatsen aangelegd, maar als gevolg van de groei van de huisartsenpraktijk is het aantal te klein geworden. Met enige regelmaat zijn er te weinig parkeerplaatsen voor patiënten.

Om aan dit probleem een einde te maken wil De Boer aan de andere zijde van het pand extra parkeerplaatsen realiseren. Consequentie hiervan is wel dat een beuk naast de oprit en een monumentale eik aan de andere kant van het landhuis moeten worden gekapt. De Boer vraagt bij het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van Borger-Odoorn een omgevingsvergunning voor de kap van de beuk en de eik aan.

Het college verleent de gevraagde omgevingsvergunning, maar verbindt hier wel een tweetal voorwaarden aan. In de eerste plaats moeten binnen een jaar elders op het perceel twee nieuwe bomen worden geplant. In de tweede plaats moet De Boer € 400 in het gemeentelijk Groenfonds storten ten behoeve van de ontwikkeling van een nieuw natuurzwembad aan de rand van Odoorn.

Een van de omwonenden van de huisartsenpraktijk komt in het geweer tegen de voorgenomen kap van de bomen. Volgens de buurtbewoner kan de kap geen doorgang vinden, omdat het college in strijd met het legaliteitsbeginsel heeft gehandeld.

Heeft de buurtbewoner gelijk?
1. De buurtbewoner heeft geen gelijk. Er is wel strijd met het legaliteitsbeginsel.
2. De buurtbewoner heeft geen gelijk. Er is geen strijd met het legaliteitsbeginsel.

A
  1. De buurtbewoner heeft geen gelijk. Er is geen strijd met het legaliteitsbeginsel.
    ==>
    De buurtbewoner heeft geen gelijk. Er is geen strijd met het legaliteitsbeginsel, omdat de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de kap van de boom voortvloeit uit artikel 2.2, eerste lid, sub g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 4.5.2 APV Borger-Odoorn.
52
Q

Casus:
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2 Verbodsbepalingen:
1 Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om

g houtopstand te vellen of te doen vellen,

geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

APV gemeente Borger-Odoorn
Artikel 4.5.2 Kapverbod
1 Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een houtopstand te vellen of te doen vellen.
Artikel 4.5.4 Bijzondere vergunningsvoorschriften
1 Het college van burgemeester en wethouders kan aan een omgevingsvergunning voor de kap van een houtopstand een herplantplicht verbinden
CASUS:
Casus: Omgevingsvergunning voor de kap van een houtopstand in Borger-Odoorn

In de gemeente Borger-Odoorn is in een statig landhuis de huisartsenmaatschap ‘De Boer’ Borger gevestigd. In deze maatschap houden vier huisartsenpraktijk. Het landhuis en de omliggende grond is in eigendom van huisarts De Boer. Rond het landhuis staan meerdere oude bomen, waaronder eiken, platanen en beuken. Langs de oprit van het landgoed zijn voor de patiënten parkeerplaatsen aangelegd, maar als gevolg van de groei van de huisartsenpraktijk is het aantal te klein geworden. Met enige regelmaat zijn er te weinig parkeerplaatsen voor patiënten.

Om aan dit probleem een einde te maken wil De Boer aan de andere zijde van het pand extra parkeerplaatsen realiseren. Consequentie hiervan is wel dat een beuk naast de oprit en een monumentale eik aan de andere kant van het landhuis moeten worden gekapt. De Boer vraagt bij het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van Borger-Odoorn een omgevingsvergunning voor de kap van de beuk en de eik aan.

Het college verleent de gevraagde omgevingsvergunning, maar verbindt hier wel een tweetal voorwaarden aan. In de eerste plaats moeten binnen een jaar elders op het perceel twee nieuwe bomen worden geplant. In de tweede plaats moet De Boer € 400 in het gemeentelijk Groenfonds storten ten behoeve van de ontwikkeling van een nieuw natuurzwembad aan de rand van Odoorn.

De Boer heeft namens de huisartsenpraktijk bezwaar aangetekend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders. Hij meent dat de eerste voorwaarde die aan de kapvergunning is verbonden – de verplichte herplanting – in strijd is met het Nederlandse bestuursrecht.
Heeft De Boer gelijk?
1. De Boer heeft gelijk
2. De Boer heeft geen gelijk

A
  1. De Boer heeft geen gelijk
    ==> De eerste voorwaarde betreft de herplantplicht voor twee bomen. Deze voorwaarde past binnen de doelstelling van de bestuursbevoegdheid. De mogelijkheid om een herplantplicht op te nemen is zelfs expliciet opgenomen in de APV van de gemeente Borger-Odoorn.
53
Q

Casus:
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2 Verbodsbepalingen:
1 Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om

g houtopstand te vellen of te doen vellen,

geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

APV gemeente Borger-Odoorn
Artikel 4.5.2 Kapverbod
1 Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een houtopstand te vellen of te doen vellen.
Artikel 4.5.4 Bijzondere vergunningsvoorschriften
1 Het college van burgemeester en wethouders kan aan een omgevingsvergunning voor de kap van een houtopstand een herplantplicht verbinden
CASUS:
Casus: Omgevingsvergunning voor de kap van een houtopstand in Borger-Odoorn

In de gemeente Borger-Odoorn is in een statig landhuis de huisartsenmaatschap ‘De Boer’ Borger gevestigd. In deze maatschap houden vier huisartsenpraktijk. Het landhuis en de omliggende grond is in eigendom van huisarts De Boer. Rond het landhuis staan meerdere oude bomen, waaronder eiken, platanen en beuken. Langs de oprit van het landgoed zijn voor de patiënten parkeerplaatsen aangelegd, maar als gevolg van de groei van de huisartsenpraktijk is het aantal te klein geworden. Met enige regelmaat zijn er te weinig parkeerplaatsen voor patiënten.

Om aan dit probleem een einde te maken wil De Boer aan de andere zijde van het pand extra parkeerplaatsen realiseren. Consequentie hiervan is wel dat een beuk naast de oprit en een monumentale eik aan de andere kant van het landhuis moeten worden gekapt. De Boer vraagt bij het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van Borger-Odoorn een omgevingsvergunning voor de kap van de beuk en de eik aan.

Het college verleent de gevraagde omgevingsvergunning, maar verbindt hier wel een tweetal voorwaarden aan. In de eerste plaats moeten binnen een jaar elders op het perceel twee nieuwe bomen worden geplant. In de tweede plaats moet De Boer € 400 in het gemeentelijk Groenfonds storten ten behoeve van de ontwikkeling van een nieuw natuurzwembad aan de rand van Odoorn.

De Boer heeft namens de huisartsenpraktijk bezwaar aangetekend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders. Hij meent dat de tweede voorwaarde die aan de kapvergunning is verbonden – de verplichte storting van een geldbedrag in het Groenfonds – in strijd is met het Nederlandse bestuursrecht.
Heeft De Boer gelijk?
1. De Boer heeft gelijk
2. De Boer heeft geen gelijk

A
  1. De Boer heeft gelijk
    ==> De tweede voorwaarde betreft de verplichting om een geldbedrag te storten in het Groenfonds. Deze verplichting is niet opgenomen in de Wabo en/of APV Borger-Odoorn en valt evenmin binnen de doelstelling van de bestuursbevoegdheid. Conclusie: De Boer heeft deels gelijk.
54
Q

Wat houdt het specialiteitsbeginsel in? Kies het onjuiste antwoord
1. Het specialiteitsbeginsel houdt in dat een bevoegdheid van een bestuursorgaan altijd verbonden is aan doelen die in de wet staan waar de bevoegdheid is gegeven.
2. Het specialiteitsbeginsel houdt in dat een bevoegdheid van een bestuursorgaan altijd verbonden is aan doelen die in de wet staan waar de bevoegdheid is gegeven, indien het gaat om een bevoegdheid voor het vaststellen van algemene verbindende voorschriften.
3. Het specialiteitsbeginsel houdt in dat een bestuursbevoegdheid slechts mag worden uitgeoefend binnen het doelgebonden kader van de wet die de bevoegdheid verleent.
4. Het specialiteitsbeginsel houdt in dat de voorwaarden die gesteld worden bij een vergunning het doel van de desbetreffende wet moeten dienen.

A
  1. Het specialiteitsbeginsel houdt in dat een bevoegdheid van een bestuursorgaan altijd verbonden is aan doelen die in de wet staan waar de bevoegdheid is gegeven, indien het gaat om een bevoegdheid voor het vaststellen van algemene verbindende voorschriften.
    ==> Het geldt breder dan AVVs.
55
Q

Van welke vorm van bevoegdheidstoedeling is in artikel 147 en 149 Gemeentewet sprake?
Artikel 147
1 Gemeentelijke verordeningen worden door de raad vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend.
2 De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, eerste lid, berusten bij de raad.
3 De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, tweede lid, berusten bij het college, voor zover deze niet bij of krachtens de wet aan de raad of de burgemeester zijn toegekend.
Artikel 149
De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.
Antwoorden:
1. Attributie
2. Delegatie
3. Mandaat
4. Bij artikel 149 delegatie, en bij artikel 147 attributie.

A
  1. Attributie
    ==>
  2. In casu is sprake van attributie. Zie R.J.N. Schlössels et al., Kern van het bestuursrecht, par. 2.9.1, p. 110. Ingevolge de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet wordt aan de gemeenteraad de bevoegdheid toegekend om verordeningen vast te stellen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.
    Let op: Geen delegatie want het woord regelen/regeling/regels staat er niet bij.
56
Q

Artikel 1.8 van de APV gemeente Amersfoort bepaalt weigeringsgronden voor terrasvergunningen:
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.

Het bevoegd gezag weigert in het belang van de volksgezondheid de aangevraagde terrasvergunning te verlenen. De aanvrager wil het hier niet bij laten zitten en raadpleegt een bevriend jurist. Volgens de jurist is het bevoegd gezag in gevallen als deze niet bevoegd om de terrasvergunning te weigeren.
Heeft de jurist gelijk?
1. Ja, hij heeft gelijk.
2. Nee, hij heeft geen gelijk, op basis van artikel 1:8 van de APV.
3. Dat is afhankelijk van de vraag of er een wettelijke grondslag is voor het delegeren van deze bevoegdheid aan de gemeente Amersfoort.

A
  1. Dat is afhankelijk van de vraag of er een wettelijke grondslag is voor het delegeren van deze bevoegdheid aan de gemeente Amersfoort.
56
Q

Welke stelling over beoordelingsruimte is juist?
1. Beoordelingsruimte betekent dat beoordeeld moet worden of voldaan is aan de voorwaarden (‘normcondities’) om een rechtsgevolg in werking te laten treden (een besluit van een bepaalde strekking te nemen). Dit oordeel is tot op zekere hoogte subjectief.
2. Beoordelingsruimte houdt in dat het bestuursorgaan dat een besluit neemt de ruimte heeft om bepaald beleid zelf te bepalen.
3. Als de wet bepaalt dat iets mag gebeuren in het belang van “de volksgezondheid”, dan is er beoordelingsruimte want “de volksgezondheid” is een subjectief begrip.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Beoordelingsruimte betekent dat beoordeeld moet worden of voldaan is aan de voorwaarden (‘normcondities’) om een rechtsgevolg in werking te laten treden (een besluit van een bepaalde strekking te nemen). Dit oordeel is tot op zekere hoogte subjectief.
57
Q

Stel in een APV staat dat het college van burgemeester en wethouders een terrasvergunning kan weigeren in het belang van de volksgezondheid. Is er sprake van beoordelingsruimte?
1. Ja, er is sprake van beoordelingsruimte
2. Nee; er is sprake van beleidsvrijheid maar niet van beoordelingsvrijheid (beoordelingsruimte).
3. Nee; er is sprake van beslissingsruimte maar niet van beoordelingsvrijheid (beoordelingsruimte).

A
  1. Nee; er is sprake van beleidsvrijheid maar niet van beoordelingsvrijheid (beoordelingsruimte).
    ==>
    Ten eerste wijst het word “kan” op beleidsvrijheid. Ten tweede, in de APV zijn geen normcondities (te herkennen aan woorden zoals ‘naar hun oordeel’) opgenomen, hetgeen wel nodig is bij beoordelingsruimte.
58
Q

De beslissing om de terrasvergunning te weigeren is namens het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort door een ambtenaar genomen.
Hoe wordt een dergelijke vorm van bevoegdheidstoedeling genoemd?
1. Attributie
2. Delegatie
3. Mandaat

A
  1. Mandaat
59
Q

Bij de voorbereiding van de afwijzende beslissing op aanvraag voor de terrasvergunning heeft de betrokken ambtenaar onder meer gebruikgemaakt van voorschriften in de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de APV van de gemeente Amersfoort.
Hoe wordt het verschijnsel genoemd waarbij voor het vaststellen van verplichtingen voor burgers gebruik wordt gemaakt van verschillende soorten regels?
1. Mandaat
2. Beslissingsruimte
3. Gelede normstelling
4. Organieke wetgeving

A
  1. Gelede normstelling
60
Q

Wat is niet kenmerkend voor algemeen verbindende voorschriften?
1. Kunnen onder straf en/of een last onder bestuursdwang worden gehandhaafd.
2. Het gaat om algemene voor burgers bindende rechtsregels die door de overheid (eenzijdig) kunnen worden gesanctioneerd (via belastende bevoegdheden).
3. De verbindende voorschriften moeten gebaseerd zijn op een duidelijke regelgevende bevoegdheid die haar grondslag vindt in de wet in formele zin of rechtstreeks in de Grondwet.
4. Ze beogen dat bestaande regels in concrete situaties van toepassing verklaard worden.

A
  1. Ze beogen dat bestaande regels in concrete situaties van toepassing verklaard worden.
    ==> Dat is de definitie van concrete normen.