L8 Flashcards
Overheid en privaatrecht (30 cards)
Welke stelling is onjuist?
1. Volgens de gemengde leer, wordt privaatrecht, als de overheid handelt, ingekleurd door publiekrechtelijke regels en beginselen.
2. De gemengde rechtsleer is nu de heersende rechtsleer.
3. De invullende rechtsleer is ontwikkeld door de Maastrichtse hoogleraar Tak.
4. De gemene rechtsleer was de heersende rechtsleer tot de jaren 1980s.
5. Geen stelling is onjuist.
- Geen stelling is onjuist.
Bij welk rechtsleer hoort de stelling “De overheid behartigt bij elk handelen het algemeen belang”?
1. Gemene rechtsleer
2. Gemengde rechtsleer
3. Invullende rechtsleer.
4. Aanvullende rechtsleer.
- Invullende rechtsleer.
==> Optie 4 bestaat niet
Welke stelling is onjuist?
1. Volgens art. 3:14 BW, moet de overheid geschreven en ongeschreven regels van publiekrecht ook in acht nemen in het privaatrechtelijk rechtsverkeer. Dit principe is door de Hoge Raad toegepast in het Amsterdam/IKON-arrest .
2. Volgens de Hoge Raad, geven de open begrippen van het BW onvoldoende ruimte om extra publiekrechtelijke eisen te stellen aan privaatrechtelijk optreden door de overheid; daarom heeft de HR zelf jurisprudentie ontwikkeld.
3. De rechtsregel van het Kinderdagverblijf Snoopy arrest (Hoge Raad, 9 januari 1998) was dat bij privaatrechtelijk handelen zoals overeenkomsten sluiten met de overheid, moeten ook de abbb’s en publieke belangen in acht worden genomen.
4. De gemene rechtsleer, de invullende rechtsleer en de gemengde rechtsleer zijn drie benaderingen om te bepalen of een overheidshandeling privaatrechtelijk of publiekrechtelijk is:
- Volgens de Hoge Raad, geven de open begrippen van het BW onvoldoende ruimte om extra publiekrechtelijke eisen te stellen aan privaatrechtelijk optreden door de overheid; daarom heeft de HR zelf jurisprudentie ontwikkeld.
==>
Wel correct: - Volgens de Hoge Raad, geven de open begrippen van het BW voldoende ruimte om extra publiekrechtelijke eisen te stellen aan privaatrechtelijk optreden door de overheid.
Welke stelling is onjuist?
1. Wanneer de overheid zich bij overeenkomst bindt om een publiekrechtelijke bevoegdheid (vaak een bestuursbevoegdheid) op een bepaalde wijze uit te oefenen of juist niet uit te oefenen, is er sprake van een bevoegdhedenovereenkomst.
2. Volgens het Hornkamp arrest (HR, 3 april 1998), mag de gemeente bij een privaatrechtelijke handeling haar publieke bevoegdheden niet voor een ander doel inzetten dan waarvoor het was aangevraagd; als dat wel gebeurt, dan is de privaatrechtelijke overeenkomst nietig.
3. Volgens het Kruseman-arrest (HR, 13 april 1962), gelden bij privaatrechtelijk optreden van de verheid privaatrechtelijke normen, bij gebreke van een publiekrechtelijke regeling.
4. Volgens de ABRvS mag de overheid geen privaatrechtelijke overeenkomst sluiten om een bepaald doel te bereiken dat in beginsel ook via de publiekrechtelijke weg kan worden bereikt.
- Volgens de ABRvS mag de overheid geen privaatrechtelijke overeenkomst sluiten om een bepaald doel te bereiken dat in beginsel ook via de publiekrechtelijke weg kan worden bereikt.
==> Mag wel; dat heet Beleidsovereenkomst.
In het Amsterdam/IKON-arrest (HR, 1987) is er sprake van:
1. Bevoegdhedenovereenkomst
2. Beleidsovereenkomst
3. Afstandsovereenkomst
4. Leveringsovereenkomst
- Beleidsovereenkomst
Welke stelling over het IKON-beleidsconsulenten arrest (HR, 27 maart 1987) is onjuist?
1. Het ging om de privaatrechtelijke weigering van de gemeente Amsterdam (als grondeigenaar) om toestemming te geven een woonhuis als kantoor in gebruik te nemen, gebaseerd op de erfpachtverhouding tussen de gemeente Amsterdam en IKON-beleidsconsulenten.
2. IKON-beleidsconsulenten was van oordeel dat jegens haar, door het weigeren van de toestemming, het gelijkheidsbeginsel was geschonden.
3. De Hoge Raad bepaalde dat ook bij het uitoefenen van bevoegdheden uit privaatrechtelijke overeenkomsten moeten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen, en dat de claim van IKON-beleidsconsulenten daarom gegrond was.
4. De Hoge Raad nam in 1987 definitief afscheid van die indirecte toetsing (de burgerlijke rechter toetst indirect op abbb) met het arrest Amsterdam/Ikon.
5. In dit arrest is er sprake van een beleidsovereenkomst.
- De Hoge Raad bepaalde dat ook bij het uitoefenen van bevoegdheden uit privaatrechtelijke overeenkomsten moeten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen, en dat de claim van IKON-beleidsconsulenten daarom gegrond was.
==>
De Hoge Raad bepaalde dat ook bij het uitoefenen van bevoegdheden uit privaatrechtelijke overeenkomsten moeten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat het hof het gelijkheidsbeginsel onjuist had toegepast.
Afspraken worden gevormd tussen kandidaten op kieslijsten om af te wijken van de bepalingen in de Kieswet ter zake van het gewicht van voorkeursstemmen. Zo wordt er soms afgesproken dat de aan een lijst toebedeelde zetels zullen worden ingenomen door de kandidaten die (in aflopende volgorde) de meeste stemmen hebben behaald.
Dit is een voorbeeld van:
1. Bevoegdhedenovereenkomst
2. Beleidsovereenkomst
3. Afstandsovereenkomst
4. Leveringsovereenkomst
- Afstandsovereenkomst
==>
Afstandsovereenkomst: Als een burger afstand doet van hem wettelijk toekomende publiekrechtelijke rechten.
Welke stelling is juist?
1. Bij privaatrechtelijke overeenkomsten met de overheid past de Hoge Raad de gemengde rechtsleer toe. In beginsel zijn de bepalingen uit het BW en de abbb van toepassing op de uitleg en uitvoering van een overeenkomst met de overheid.
2. Bij privaatrechtelijke overeenkomsten met de overheid past de Hoge Raad de gemene rechtsleer toe. De bepalingen uit het BW zijn van toepassing op de uitleg en uitvoering van een overeenkomst met de overheid; abbb zijn van toepassing voor zover rechtspraak dit heeft bepaald.
3. Bij privaatrechtelijke overeenkomsten met de overheid past de Hoge Raad de invullende rechtsleer toe. In beginsel zijn de bepalingen uit de Awv en de abbb van toepassing op de uitleg en uitvoering van een overeenkomst met de overheid; privaatrecht wordt toegepast indien de Awv geen invulling geeft.
- Bij privaatrechtelijke overeenkomsten met de overheid past de Hoge Raad de gemengde rechtsleer toe. In beginsel zijn de bepalingen uit het BW en de abbb van toepassing op de uitleg en uitvoering van een overeenkomst met de overheid.
Welke stelling is onjuist?
1. In het GCN/Nieuwegein II arrest (HR 23 juni 1989) is bepaald dat de overheid ruimte heeft om privaatrechtelijke afspraken niet na te komen ivm algemeen belang.
2. In het Antispeculatiebeding arrest (24 september 2002) bepaalde de Rechtbank Den Bosch, conform de gemengde rechtsleer, dat redelijkheid en billijkheid grenzen scheppen aan de privaatrechtelijke bemoeienis van de overheid.
3. Volgens de tweewegenleer, heeft de overheid in beginsel een vrije keuze tussen het publiekrecht en het privaatrecht, om haar beleidsdoelen te bereiken.
4. Het Huizen/Staat arrest (HR, 19 januari 1962)
ging over de vraag of de Staat, als eigenaar van het IJsselmeer, zich met succes kon verzetten tegen de lozing van ongezuiverd rioolwater in dat meer door de gemeente Huizen. De Hoge Raad bepaalde dat het de overheid niet vrijstaat om gebruik te maken van het privaatrecht in plaats van het publiekrecht.
- Het Huizen/Staat arrest (HR, 19 januari 1962)
ging over de vraag of de Staat, als eigenaar van het IJsselmeer, zich met succes kon verzetten tegen de lozing van ongezuiverd rioolwater in dat meer door de gemeente Huizen. De Hoge Raad bepaalde dat het de overheid niet vrijstaat om gebruik te maken van het privaatrecht in plaats van het publiekrecht.
==>
Het Huizen/Staat arrest (HR, 19 januari 1962)
ging over de vraag of de Staat, als eigenaar van het IJsselmeer, zich met succes kon verzetten tegen de lozing van ongezuiverd rioolwater in dat meer door de gemeente Huizen. De Hoge Raad bepaalde dat het de overheid vrijstaat om gebruik te maken van het privaatrecht in plaats van het publiekrecht (dus ook als de overheid hetzelfde resultaat zou kunnen halen middels toepassing van publiekrecht).
==> Deze denkwijze is later gewijzigd bij het Windmill arrest (HR, 1990).
Met het door de Hoge Raad in 1990 gewezen … (vul in) werd de…. in wezen vervangen door de leer van de …. Zo is de …. vervangen door de ….
Volgens deze leer geldt dat voor zover de … daarin niet voorziet, de overheid de privaatrechtelijke weg mag bewandelen, tenzij de … daardoor op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist
- Windmill-arrest… tweewegenleer… ‘onaanvaardbare doorkruising’… tweewegenleer… doorkruisingsleer… publiekrechtelijke regeling… publiekrechtelijke regeling
- Windmill-arrest… gemengde leer… doorkruising… gemengde leer… tweewegenleer… Awb… Awb
- IKON-beleidsconsulenten arrest… tweewegenleer… ‘onaanvaardbare doorkruising’… tweewegenleer… doorkruisingsleer… Awb… Awb
- GCN/Nieuwegein II arrest .. gemengde leer… ‘onaanvaardbare doorkruising’… gemengde leer… doorkruisingsleer… publiekrechtelijke regeling… publiekrechtelijke regeling
- Windmill-arrest… tweewegenleer… ‘onaanvaardbare doorkruising’… tweewegenleer… doorkruisingsleer… publiekrechtelijke regeling… publiekrechtelijke regeling
In het Windmill-arrest (HR, 1990) heeft de Hoge Raad de doorkruisingsformule ontwikkeld om te bepalen wanner de overheid de privaatrechtelijke weg mag bewandelen ipv de publiekrechtelijke weg.
Welk criterium hoort NIET bij deze formule?
1. Geeft de wet zelf een uitdrukkelijk antwoord op de vraag of de privaatrechtelijke weg is toegestaan?
2. De inhoud en strekking van de betrokken publiekrechtelijke regeling
3. De wijze waarop en de mate waarin in het kader van die privaatrechtelijke weg de doelen van de overheid beter worden bereikt dan bij gebruik van de publiekrechtelijke weg.
4. Of de overheid door gebruikmaking van de publiekrechtelijke regeling een vergelijkbaar resultaat kan bereiken.
- De wijze waarop en de mate waarin in het kader van die privaatrechtelijke weg de doelen van de overheid beter worden bereikt dan bij gebruik van de publiekrechtelijke weg.
==> Er geldt nog een criterium:
De wijze waarop en de mate waarin in het kader van die regeling de belangen van burgers zijn beschermd
Welke stelling over het Windmill arrest (HR, 1990) is onjuist?
1. Het oordeel van de HR was dat omdat de staat als overheid een vergunning voor lozing heeft gegeven, de staat dan ook als eigenaar van het water moet dulden dat door de vergunninghouder stoffen worden geloosd.
2. In dit arrest bepaalde de HR dat als de betrokken publiekrechtelijke regeling niet voorziet, is voor beantwoording van de vraag over een privaatrechtelijke weg beslissend of het gebruik van de privaatrechtelijke bevoegdheden de regels van de publiekrechtelijke regeling niet op onaanvaardbare wijze doorkruist.
3. De Staat vorderde op grond van zijn eigendomsrecht van de Nieuwe Waterweg van kunstmestfabriek Windmill een verbod tot het lozen of te doen lozen op de Nieuwe Waterweg zolang Windmill niet bereid was hiervoor jaarlijks een (privaatrechtelijke) vergoeding te betalen.
4. Het Windmill-arrest is in publiekrechtelijke kringen positief ontvangen (1990), maar de vreugde duurde niet lang, tot het Kunst- en Antiekstudio Lelystad arrest in 1991 de rechtsregels van het Windmill arrest teniet deed.
- Het Windmill-arrest is in publiekrechtelijke kringen positief ontvangen (1990), maar de vreugde duurde niet lang, tot het Kunst- en Antiekstudio Lelystad arrest in 1991 de rechtsregels van het Windmill arrest teniet deed.
==>
* Formeel is deze uitspraak niet tegenstrijdig met het Windmill-arrest.
* Materieel blijft op het terrein van de ruimtelijke ordening echter de tweewegenleer overeind staan (en dus niet de doorkruisingsleer).
Welke stelling over het Kunst- en Antiekstudio Lelystad arrest (HR, 8 juli 1991) is onjuist?
1. Kunst- en Antiekstudio verhuurde een ruimte aan Leen Bakker, waartoe de gemeente geen toestemming had gegeven. Een toestemming was vereist op basis van een privaatrechtelijke koopovereenkomst tussen de gemeente en het studio. Kunst- en Antiekstudio claimde dat de gemeente de tweewegenleer niet mag toepassen.
2. De Hoge Raad oordeelde dat de inhoud en strekking van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zich niet verzetten tegen het bewandelen van de privaatrechtelijke weg; dus de tweewegenleer.
3. Formeel is de uitspraak van de HR niet tegenstrijdig met het Windmill-arrest (doorkruisingsleer). Materieel wel; op het terrein van de ruimtelijke ordening blijft de tweewegenleer overeind staan (en dus niet de doorkruisingsleer).
4. Het Kunst- en Antiekstudio Lelystad arrest (HR, 8 juli 1991) is een voorbeeld van een situatie waarin de tweewegenleer en de doorkruisingsleer identiek zijn.
- Het Kunst- en Antiekstudio Lelystad arrest (HR, 8 juli 1991) is een voorbeeld van een situatie waarin de tweewegenleer en de doorkruisingsleer identiek zijn.
Welke stelling mbt de handhaving dmv onrechtmatigedaadsactie is onjuist?
1. Volgens de doorkruisingsleer, kan de overheid de onrechtmatigedaadsactie (art. 6:162 BW) ook inzetten (met toepassing van de doorkruisingsformule van het Windmill-arrest) om bestuursrechtelijke normen te handhaven in situaties waarin de overheid geen inbreuk op haar eigendomsrecht kan stellen.
2. In de arresten Limmen/Houtkoop (9 november 1973) en Benckiser/Staat (14 april 1989) bepaalde de Hoge Raad dat de overheid zich alleen kan beroepen op de onrechtmatigedaadsactie om het bestuursrecht te handhaven, als het concrete belangen kan aanvoeren. Alleen het algemene belang dat wettelijke voorschriften worden nageleefd, is onvoldoende.
3. De Limmen/Houtkoop doctrine is door de Hoge Raad verlaten in het Kabayel-arrest (1994). Daar bepaalde de Hoge Raad dat een civiel belang is niet vereist voor art. 6:162 BW (onrechtmatige daad); het is slechts nodig om aan de eis van een voldoende belang te voldoen zoals gesteld is in art. 3:303 BW; dan mag het privaatrecht worden gebruikt.
4. In het arrest Staat/Magnus (HR, 1993) ging het erom dat de staat het bedrijf Metaal Magnus Internationaal BV op straffe van een dwangsom had veroordeelt tot de verwijdering van partijen zinkresidu uit Nederland. Daar bepaalde de Hoge Raad dat de privaatrechtelijke weg bewandeld mag worden alleen als daar een beter handhavingsresultaat kon worden bereikt dan langs de publiekrechtelijke weg.
5. Al deze stellingen zijn juist.
- Al deze stellingen zijn juist.
Welke stelling mbt kostenverhaal door de overheid is onjuist?
1. In het arrest Brandweerkosten Vlissingen (HR, 1992) bepaalde de Hoge Raad dat kosten die langs de publiekrechtelijke weg zijn gemaakt, in het kader van overheidstaken, niet verhaald kunnen worden op burgers.
2. Het arrest Brandweerkosten Vlissingen (HR, 1992) bevatte geen toepassing van de doorkruisingsleer.
3. Alle antwoorden zijn juist.
- Het arrest Brandweerkosten Vlissingen (HR, 1992) bevatte geen toepassing van de doorkruisingsleer.
==>
Jawel:
Kosten die langs de publiekrechtelijke weg zijn gemaakt, in het kader van overheidstaken, kunnen niet verhaald worden op burgers. Kostenverhaal via de privaatrechtelijke weg zou neerkomen op een onaanvaardbare doorkruising van deze publiekrechtelijke regeling.
De gemeente verhaalt gemaakte kosten voor het onderhoud van openbaar groen via de privaatrechtelijke weg op burgers, middels een overeenkomst met woningeigenaren, waarin de gemeente een jaarlijkse bijdrage voor het onderhoud van openbaar groen had bedongen.
Welke stelling is juist?
1. Volgens de doorkruisingsleer is dit niet toegestaan.
2. Volgens de Limmen/Houtkoop doctrine van de Hoge Raad is dit toegestaan, want de gemeente heeft hier een concreet belang.
3. Volgens het Staat/Magnus arrest (HR, 1993) is dit toegestaan als via de privaatrechtelijke weg een beter resultaat kon worden bereikt dan langs de publiekrechtelijke weg.
4. Geen stelling is juist
- Volgens de doorkruisingsleer is dit niet toegestaan.
==>
Als een gemeente gemaakte kosten voor het algemene belang via de privaatrechtelijke weg probeert te verhalen op burgers middels een heffing dient het een wettelijke grondslag te hebben. Anders is het strekkende beding in strijd met de openbare orde en wordt het daardoor nietig verklaard.
==> Mbt 2+3: Het Limmen/Houtkoop arrest en het Staat/Magnus arrest (HR, 1993) gingen over handhaving (onrechtmatigedaadactie), dat is hier nvt.
Mbt publiek domein geldt…: (kies het onjuiste antwoord)
1. De Rechtspraak, zoals bevestigd in het Hengelsport-arrest (HR, 1973) bepaalt dat de eigenaar van openbare wateren alleen maar het gewone verkeer moet dulden, niet een bepaald ‘bijzonder gebruik’. Bijzonder gebruik is het gebruik dat niet kan worden aangemerkt als het ‘gewone verkeer’ op het vaarwater (of op een openbare weg).
2. Bij gebruik van het publieke domein kan de eigenaar een vergoeding bedingen voor de tevens verleende privaatrechtelijke vergunning voor een ander gebruik van het kanaal dan waarvoor het aan eenieder is vrijgegeven. Er kan dus sprake zijn van een privaatrechtelijke overeenkomst naast een bestuursrechtelijke vergunning.
3. Als een bestuursorgaan bepaalde activiteiten in het publieke domein als onwenselijk acht, maar deze activiteiten ingevolge het publiekrecht wel moeten worden toegestaan (omdat er door het bevoegde bestuursorgaan een vergunning voor moet worden afgegeven), mag het bestuursorgaan deze activiteiten niet via de privaatrechtelijke weg proberen te verhinderen, want weigering van privaatrechtelijke toestemming levert misbruik van bevoegdheid. Dat heeft de HR bepaald im het Amsterdam/Geschiere arrest (5 juni 2009) .
4. De keuze voor de privaatrechtelijke dan wel de publiekrechtelijke weg voor het bedingen van een vergoeding voor het betreffende ‘bijzonder gebruik’ is aan de overheid. Dat bepaalde de Hoge Raad in het arrest Eindhoven/Staals (19 januari 1968).
5. De status van publiekdomein kan meebrengen dat de privaatrechtelijke regels van het burenrecht moeten wijken, als dat nodig is ter verwezenlijking van de publieke bestemming van het publieke domein. Dat bepaalde de Hoge Raad in het arrest Gorsselse bomen-arrest (28 april 1961).
6. Alle stellingen zijn juist.
- Alle stellingen zijn juist.
Welke stelling is onjuist?
1. Met de term ‘publiek domein’ doelen we op de zaken die een openbare (publieke) bestemming hebben en veelal - maar niet altijd - het eigendom zijn van de overheid.
2. Openbare wateren, parken, stranden en gemeentehuizen zijn allemaal voorbeelden van het publieke domein.
3. Uit het arrest Amsterdam/Geschiere (HR, 5 juni 2009) vloeit voort dat als er een (publiekrechtelijke) vergunning is verleend, dit in veel gevallen in beginsel aan in de weg staat dat een privaatrechtelijke toestemming geweigerd wordt.
4. Het arrest Amsterdam/Geschiere (HR, 5 juni 2009) betekent dat de privaatrechtelijke toestemming niet afhankelijk zou mogen worden gesteld van een (reële acceptabele) financiële vergoeding.
- Het arrest Amsterdam/Geschiere (HR, 5 juni 2009) betekent dat de privaatrechtelijke toestemming niet afhankelijk zou mogen worden gesteld van een (reële acceptabele) financiële vergoeding.
==> Uit het arrest Amsterdam/Geschiere vloeit voort dat als er een (publiekrechtelijke) vergunning is verleend, er in veel gevallen in beginsel aan in de weg staat dat een privaatrechtelijke toestemming geweigerd wordt. Dit betekent echter niet dat deze privaatrechtelijke toestemming niet – zoals in het Parlevinker-arrest aan de orde is – afhankelijk zou mogen worden gesteld van een (reële acceptabele) financiële vergoeding, zolang de publiekrechtelijke regeling daar niet in voorziet.
Van welke rechtsleer vormt de onderstaande uitspraak een goede weergave?
‘Als er voor een bepaalde activiteit geen publiekrechtelijke regeling bestaat is op die activiteit het privaatrecht van toepassing.’
De bovenstaande uitspraak geeft uitdrukking aan
1. de invullende rechtsleer.
2. de gemengde rechtsleer.
3. de gemene rechtsleer.
4. geen enkele rechtsleer.
- de gemene rechtsleer.
==>
De uitspraak dat als een publiekrechtelijke regeling ontbreekt een activiteit moet worden gereguleerd door middel van het privaatrecht vormt een weergave van de gemene rechtsleer. Bij de invullende rechtsleer wordt het algemeen belang in beginsel alleen gereguleerd door middel van het publiekrecht. Ter invulling van leemten kan gebruik worden gemaakt van het privaatrecht. Bij de gemengde rechtsleer zijn op de regulering van een bepaalde activiteit zowel regels van het publiek- alsmede het privaatrecht van toepassing.
Het HR-arrest Amsterdam-IKON vormt een typisch voorbeeld van
1. de gemengde rechtsleer.
2. de invullende rechtsleer.
3. de gemene rechtsleer.
4. geen enkele rechtsleer.
- de gemengde rechtsleer.
==> Het HR-arrest Amsterdam-IKON laat zien dat bij het verrichten van een rechtshandeling naar privaatrecht ook regels van publiekrecht en vice versa van toepassing zijn. In dit arrest wordt de zogenaamde gemengde rechtsleer verwoord.
Zie HR 27 maart 1987 (Amsterdam-IKON), r.o. 3.3 en R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 6.1.2, p. 248.
In de zaak tussen de gemeente Amsterdam en IKON (HR 27 maart 1987) stond de inhoud van een erfpachtovereenkomst ter discussie. Op basis van voorschriften in de overeenkomst was het niet toegestaan om het gebruik van de grond en de gebouwen waarop de erfpachtovereenkomst betrekking had te veranderen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
De bovenstaande voorwaarde is een voorbeeld van
1. een afstandsovereenkomst.
2. een beleidsovereenkomst.
3. een leveringsovereenkomst.
4. een bevoegdhedenovereenkomst.
- een beleidsovereenkomst.
==> De reden hiervoor is dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een overeenkomst sluit om een bepaald doel te bereiken dat in beginsel ook via de publiekrechtelijke weg kan worden bereikt. Het gebruik van gronden en gebouwen kan ook worden gereguleerd door middel van een bestemmingsplan en daarin opgenomen regels. Het eerste en derde alternatief zijn niet correct omdat er geen afstand wordt gedaan van rechten respectievelijk geen sprake is van levering. Het laatste alternatief is niet correct omdat de overeenkomst tussen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geen betrekking heeft op het maken van afspraken over de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid.
In hoeverre wordt in het Windmill-arrest gebroken met de tweewegenleer?
1. Het Windmill-arrest bevestigde de tweewegenleer.
2. Het Windmill-arrest bracht een einde aan de doctrine van de tweewegenleer.
3. Er is sprake van een gedeeltelijke breuk.
4. Het Windmill arrest heeft niks te maken met de tweewegenleer.
- Er is sprake van een gedeeltelijke breuk.
==> Er is sprake van een gedeeltelijke breuk. In het arrest wordt, overeenkomstig de tweewegenleer, vooropgesteld dat de overheid ter behartiging van publieke belangen in beginsel gebruik mag maken van privaatrechtelijke bevoegdheden. Het gebruik van de privaatrechtelijke weg in plaats van een beschikbare publiekrechtelijke weg wordt dus op zichzelf niet verboden. Maar de nieuwe criteria houden wel in dat, ten eerste, de rechter voortaan scherper zal nagaan of de keuze voor het hanteren van een privaatrechtelijke bevoegdheid de burger niet in een uit oogpunt van rechtswaarborgen slechtere positie brengt, en ten tweede dat de rechter in een dergelijk geval eerder dan voorheen (op grond van ongeschreven rechtsregels) zal concluderen dat de overheid rechtens niet de vrijheid had om in een dergelijk geval voor de weg te kiezen die de burger onaanvaardbaar zwaarder zou belasten. Er wordt dus eerder dan voorheen aangenomen dat zich een uitzondering op genoemd beginsel voordoet, omdat er sprake is van een ‘doorkruising’.
Welke stelling is onjuist mbt het HR-arrest Kunst- en antiekstudio Lelystad (HR, 1991)?
1. Het gaat hier om de vraag wat de grenzen zijn van de tweewegenleer op het terrein van de ruimtelijke ordening.
2. De Hoge Raad stelt dat moet worden aanvaard dat de WRO niet in de weg staat aan het opnemen van voorwaarden omtrent grondgebruik in overeenkomsten, ook niet als door of krachtens de voorwaarden in bepaalde gevallen gebruik van de grond wordt beperkt of verboden dat volgens het vigerende bestemmingsplan in het algemeen geoorloofd is.
3. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het niet aan de rechter maar aan de wetgever is om op het terrein van de ruimtelijke ordening verandering te brengen in de toepassing van de tweewegenleer.
4. Alle stellingen zijn juist.
- Alle stellingen zijn juist.
Welke rechtsleer herkent u de onderstaande passage uit een arrest van de Hoge Raad (HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1957, JB 2022/39 m.nt. C.L.G.F.H. Albers)?
“3.2.1 Het hof heeft – in cassatie onbestreden – vastgesteld dat in het verband van de door de Staat jegens [eiser] gevoerde onteigeningsprocedure, de Staat aan [eiser] een toezegging heeft gedaan om een brug volgens variant 5 aan te leggen. De Staat dient deze toezegging in beginsel na te komen. Het kan evenwel onder bijzondere omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn om van de Staat nakoming van de toezegging te verlangen (art. 6:2 lid 2 BW). Zo kan een wijziging van omstandigheden meebrengen dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid nakoming van de toezegging niet langer mag worden verlangd.
3.2.2 Uit de door het hof aangehaalde uitspraak Amsterdamse dakopbouw van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat het bij de beoordeling van de vraag of gerechtvaardigde verwachtingen door een bestuursorgaan moeten worden gehonoreerd, aankomt op een afweging van de betrokken belangen. Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat het belang van degene bij wie de gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt zwaar weegt, maar dat zwaarderwegende belangen aan het honoreren van de verwachtingen in de weg kunnen staan. Die zwaarderwegende belangen kunnen zijn gelegen in strijd met de wet, het algemeen belang en belangen van derden.
3.2.3 Het hof heeft voor de beoordeling van de vordering tot nakoming van de aan [eiser] gedane toezegging aansluiting gezocht bij de hiervoor in 3.2.2 bedoelde, in het bestuursrecht ontwikkelde maatstaf. (…).”
Mogelijke antwoorden:
a. de invullende rechtsleer
b. de gemengde rechtsleer
c. de gemene rechtsleer
d. de publiekrechtelijke rechtsleer
b. de gemengde rechtsleer
==>
Men maakte een grote overloop; er was kans dat een huis bij water komt, en er zou een brug gebouwd worden. Later bleek dat een dijk ook hetzelfde resultaat leveren, en goedkoper is dan een brug. De mensen procedureerden bij de rechter want het is een private toezegging. Ze willen dat een brug wordt gelegd. De overheid zegt dat men een dijk gaat bouwen, want een brug is te duur. Ze doen toezegging op de toezegging.
Is het terecht dat de uitspraak van het dakopbouw werd gevolgd. De HR zegt dat het vertrouwensbeginsel moet worden gerespecteerd.
De overeenkomst is privaatrechtelijk, maar er is een privaatrechtelijke overeenkomst, toch moet de overheid de abbb respecteren. Typisch gemengde rechtsleeer.
Er was een privaatrechtelijke afspraak: een overeenkomst: als de mensen daar blijven wonen wordt een brug gelegd. Dat was geen beschikking.