L5 Flashcards

Soorten besluiten

1
Q

Conform de notulen van een vergadering van het college van Burgermeester en wethouders, is een beslissing genomen om een bepaalde vergunning te verlenen, echter dit is (nog) niet gecommuniceerd naar de belanghebbenden. Is er voldaan aan de eis van schriftelijkheid?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Ja
    ==> Het is schriftelijk zodra het besluit in de notulen staat, nog voordat (bijvoorbeeld) de vergunning is verleend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke eis geldt voor een besluit?
1. Het creëert een rechtsgevolg
2. Het creëert een rechtsgevolg die beoogd was door de aanvrager
3. Het creëert een rechtsgevolg die beoogd was door het bestuursorgaan
4. Het creëert een publiekrechtelijk rechtsgevolg die beoogd was door het bestuursorgaan

A
  1. Het creëert een rechtsgevolg die beoogd was door het bestuursorgaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke eis geldt niet voor een besluit?
1. Het Rechtsgevolg van het besluit moet door het bestuursorgaan zijn beoogd
2. Het besluit moet een externe werking hebben
3. Het besluit moet door een ambtenaar ondertekend worden
4. Het besluit moet definitief zijn; geen voorbereidend werk

A
  1. Het besluit moet door een ambtenaar ondertekend worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een inspecteur vraagt mondeling om meer informatie; dit is een besluit?
1. Ja, het is een besluit
2. Nee, het is een handeling
3. Nee, zolang het mondeling is, is het geen publiekrechtelijke rechtshandeling en dus is het niet bindend

A
  1. Nee, het is een handeling
    ==> Niet-schriftelijke beslissingen van een bestuursorgaan zijn “handelingen” maar geen besluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De eis van “publiekrechtelijke rechtshandeling” houdt in:
1. Er moet een publieke bevoegdheid ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling heeft een rechtsgevolg.
2. Er moet een publieke bevoegdheid ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling is gericht op extern rechtsgevolg.
3. Er moet een publieke taak ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling heeft een rechtsgevolg.
4. Er moet een publieke taak ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling is gericht op extern rechtsgevolg.

A
  1. Er moet een publieke bevoegdheid ten grondslag ervan bestaan; en de rechtshandelingsvereiste, dwz de handeling is gericht op extern rechtsgevolg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Door een beslissing van een bestuursorgaan wordt een voor de belanghebbende rechtsgevolg gecreëerd die uit de Participatiewet (bijzonder bestuurswet) voortvloeit. Is deze beslissing wel of niet een besluit?
1. Ja, omdat er een extern rechtsgevolg is
2. Ja, omdat het een publiekrechtelijke rechtshandeling is
3. Nee, omdat het rechtsgevolg niet door de bestuursbevoegdheid wordt gerealiseerd.
4. Nee, omdat de Participatiewet geen onderdeel is van de Awb.

A
  1. Nee, omdat het rechtsgevolg niet door de bestuursbevoegdheid wordt gerealiseerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is feitelijk overheidshandelen een besluit?
1. Feitelijk overheidshandelen is een besluit alleen wanneer er een ander besluit ten grondslag.
2. Feitelijk overheidshandelen is geen besluit, ook al ligt er vaak een besluit ten grondslag.
3. Dat handt af van het type feitelijk overheidshandelen.
4. Wel als het leidt tot een extern rechtsgevolg; anders niet.

A
  1. Feitelijk overheidshandelen is geen besluit, ook al ligt er vaak een besluit ten grondslag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nadat 30 jaar lang vergunningen voor ligplaatsen werden gegeven aan schepen/arken, heeft het college van B&W in een brief aan de Vereniging van woonschepen en woonarken meegedeeld dat deze vergunningen voortaan aan personen gekoppeld zullen worden, en niet aan schepen/arken. Is hier sprake van een besluit?
1. Nee, want een mededeling is geen beslissing, in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb.
2. Nee, want er is geen publiekrechtelijk rechtsgevolg
3. Ja, want er is wel een publiekrechtelijk rechtsgevolg
4. Ja: er is weliswaar geen publiekrechtelijk rechtsgevolg, maar op basis van het rechtszekerheidsbeginsel kan de werkwijze niet zomaar worden veranderd.

A
  1. Ja, want er is wel een publiekrechtelijk rechtsgevolg
    ==> Dit is de uitspraak van de ABRvS in het arrest Ligplaatsen Kortgene (2001) .
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke stelling is juist?
1. Soms kan een rechtsgevolg schuilgaan achter een mededeling van een bestuursorgaan; hiervan was sprake in het arrest Ligplaatsen Kortgene (2001, ABRvS)
2. Soms kan een rechtsgevolg schuilgaan achter een mededeling van een bestuursorgaan; hiervan was sprake in het Goedkope staaroperaties-arrest (2000, ABRvS)
3. Een mededeling van een bestuursorgaan is geen besluit; hiervan was sprake in het Goedkope staaroperaties-arrest (2000, ABRvS)
4. Een mededeling van een bestuursorgaan is geen besluit; hiervan was sprake in het arrest Ligplaatsen Kortgene (2001, ABRvS)

A
  1. Soms kan een rechtsgevolg schuilgaan achter een mededeling van een bestuursorgaan; hiervan was sprake in het arrest Ligplaatsen Kortgene (2001, ABRvS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het rechtsgevolg van een besluit moet beoogd zijn. Waaruit blijkt de geobjectiveerde wil van het bestuursorgaan?
1. Uit de notulen van vergaderingen
2. Uit de motivering van het besluit
3. 1+2
4. Uit de wet die de bestuursbevoegdheid geeft.

A

de 4. Uit wet die de bestuursbevoegdheid geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In de zaak Overplaatsing leerlingen (2002) ging het om twee leerlingen die wegens betrokkenheid bij openbare geweldpleging van de ene school naar de andere zijn overgeplaatst, binnen één scholengemeenschap. Was de beslissing tot overplaatsing een besluit, volgens de ABRvS?
1. Nee, want de school is geen bestuursorgaan.
2. Nee, want de overplaatsingsbesluit was intern, en dus was er geen extern rechtsgevolg.
3. Ja, want er golden externe rechtsgevolgen voor de leerlingen en hun ouders.
4. 1+2

A
  1. Nee, want de overplaatsingsbesluit was intern, en dus was er geen extern rechtsgevolg.
    ==>
    Nee, want de overplaatsingsbesluit was intern; betreffende de dagelijkse gang van zaken en het beheer van de school, dus de mededeling over overplaatsing kan niet als een op rechtsgevolg gerichte beslissing worden beschouwd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is een gedoogbeslissing een besluit?
1. Nee, want een gedoogbeslissing steunt niet op een uitdrukkelijke bestuursbevoegdheid.
2. Ja, want het bestuursorgaan beslist niet te handhaven, onder bepaalde voorwaarden.
3. Een gedoogbeslissing is geen besluit, maar de intrekking ervan wel, omdat er dan rechtsgevolgen zijn.
4. Nee, want er zijn geen externe rechtsgevolgen (er verandert niks).

A
  1. Nee, want een gedoogbeslissing steunt niet op een uitdrukkelijke bestuursbevoegdheid.
    ==>
     Een gedoogbeslissing steunt niet op een uitdrukkelijke bestuursbevoegdheid.
    * Er geldt een verbod; maar het bestuursorgaan beslist niet te handhaven, onder bepaalde voorwaarden.
     Volgens rechtspraak zijn een gedoogbeslissing en de intrekking ervan geen besluiten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kunnen er besluiten zijn die niet steunen op een wettelijke bevoegdheid? Kies het meest juiste antwoord
1. Nee
2. Ja, bijv. besluiten die steunen op een (wettelijke) “publieke taak”
3. Ja, bijv. besluiten die steunen op een algemeen rechtsbeginsel
4. Ja, bijv. besluiten die een (appellabel) rechtsoordeel van een bestuursorgaan inhouden
5. 2+3
6. 2+3+4

A
  1. 2+3+4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soms wil de rechter bevoegd zijn om over de bestuurshandeling te oordelen; hij bestempelt de handeling als… om erover te mogen oordelen; want als het geen… is in de zin van de Awb, is hij niet bevoegd om te oordelen. De rechter wil de burger rechtsbescherming bieden. Dan hanteert de bestuursrechter het “publieke taak” criterium… . De rechter leidt dan … af uit een “publieke taak”, waardoor er wel sprake is van… .
Vul in:
1. publiekrechtelijk rechtshandeling… publiekrechtelijk rechtsgevolg… opportuun… de bestuursbevoegdheid… bestuursbevoegdheid
2. besluit… besluit… opportuun… de bestuursbevoegdheid… bestuursbevoegdheid
3. besluit… besluit… strategisch… het publiekrechtelijk rechtsgevolg… een publiekrechtelijke rechtshandeling
4. publiekrechtelijk rechtshandeling… publiekrechtelijk rechtsgevolg… strategisch… het publiekrechtelijk rechtsgevolg… een publiekrechtelijke rechtshandeling

A
  1. besluit… besluit… strategisch… het publiekrechtelijk rechtsgevolg… een publiekrechtelijke rechtshandeling
    ==> Let op:
    Het kan niet (1) zijn want het begrip publiekrechtelijke rechtshandeling is n de Awb niet gedefinieerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kunnen er besluiten zijn, in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb, die niet leunen op een wettelijke bestuursbevoegdheid?
1. Nee.
2. Niet volgens de Awb maar wel volgens rechtspraak. Deze besluiten heten dan zelfstandige besluiten, en het gaat dan altijd om besluiten in de vermogensrechtelijke sfeer.
3. Niet volgens de Awb maar wel volgens rechtspraak. Deze besluiten heten dan bijzondere besluiten, en het gaat dan altijd om besluiten in de persoonlijke levenssfeer.
4. Niet volgens de Awb maar wel volgens rechtspraak. Als voorwaarde daarvoor stelt de ABRvS dat het besluit op algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet leunen.

A
  1. Niet volgens de Awb maar wel volgens rechtspraak. Deze besluiten heten dan zelfstandige besluiten, en het gaat dan altijd om besluiten in de vermogensrechtelijke sfeer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke stelling over besluiten die steunen op een algemeen rechtsbeginsel en niet op een wettelijke bestuursbevoegdheid is onjuist?
1. Dit gaat om “zelfstandige” besluiten in de vermogensrechtelijke sfeer.
2. Een voorbeeld is het beginsel van de verplichting om onrechtmatig toegebrachte schade te vergoeden; echter dit is inmiddels opgenomen in de Awb, en dus niet langer relevant.
3. Een voorbeeld is de de zelfstandige besluiten betreffende nadeelcompensatie (dwz schadevergoeding bij rechtmatig handelen van het bestuur), hetgeen gebaseerd is op het ongeschreven beginsel van gelijkheid voor publieke lasten.
4. Een voorbeeld is de zelfstandige terugvorderingsbesluiten die zien op onverschuldigde betaling door het bestuur, wegens het rechtsbeginsel dat hetgeen onverschuldigd is betaald, teruggevorderd kan worden.
5. Een voorbeeld is de zelfstandige burgerondersteuningsbesluiten bij schending van rechtszekerheid, hetgeen gebaseerd is op het rechtszekerheidsbeginsel.

A
  1. Een voorbeeld is de zelfstandige burgerondersteuningsbesluiten bij schending van rechtszekerheid, hetgeen gebaseerd is op het rechtszekerheidsbeginsel.
    ==> Dat bestaat niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De gemeente heeft aan een stichting een subsidie toegekend van 10,000 Euro per maand, voor een periode van 12 maanden. Elke maand is echter een bedrag van 11,000 Euro overgemaakt. Nadat de subsidieperiode eindigt, komt de accounting afdeling van de gemeente achter de fout. De gemeente wil nu het teveel betaalde bedrag van in totaal 12,000 Euro terugvorderen. Kan zo’n besluit door de gemeente worden genomen?
1. Nee, want er is geen wettelijke bestuursbevoegdheid voor het terugvorderen van dit bedrag.
2. Nee, want dat zou een schending zijn van de rechtszekerheid van de stichting, die het geld waarschijnlijk al heeft besteed.
3. Ja, zo’n besluit is mogelijk want er is een wettelijke bestuursbevoegdheid voor het terugvorderen van dit bedrag.
4. Ja, zo’n besluit is mogelijk, ook zonder een specifieke wettelijke bevoegdheid, wegens het rechtsbeginsel dat hetgeen onverschuldigd is betaald, teruggevorderd kan worden.

A
  1. Ja, zo’n besluit is mogelijk, ook zonder een specifieke wettelijke bevoegdheid, wegens het rechtsbeginsel dat hetgeen onverschuldigd is betaald, teruggevorderd kan worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De overheid beheert het publiek domein (overheidseigendommen met een openbare bestemming). Eigendom valt echter onder privaatrecht. Kunnen beslissingen omtrent het publieke domein als besluiten in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb zijn?
1. Ja, want het beheren van het publieke domein is een bestuursbevoegdheid.
2. Ja, er kan een publiekrechtelijk rechtsgevolg afgeleid worden uit de publieke taak van het beheren van het publiek domein.
3. Nee, want het beheren van het publieke domein is geen bestuursbevoegdheid
4. Nee, er kan geen publiekrechtelijk rechtsgevolg afgeleid worden uit de publieke taak van het beheren van het publiek domein.

A
  1. Ja, er kan een publiekrechtelijk rechtsgevolg afgeleid worden uit de publieke taak van het beheren van het publiek domein.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een… (vul in) is een zelfstandig, definitief bedoeld oordeel van een bestuursorgaan over de toepasselijkheid (of interpretatie) van een wettelijk voorschrift aangaande de toepassing waarvan het orgaan bevoegdheden heeft.
1. strategisch besluit
2. bindend advies
3. conclusie
4. rechtsoordeel

A
  1. rechtsoordeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Iemand wil weten of een omgevingsvergunning is nodig voor een bouwproject; dus hij stuurt een vraag naar de gemeente, en krijgt van de Burgemeester en college een antwoord dat een vergunning niet nodig is. Dan vraagt hij dus om een rechtsoordeel.
2. Met “strategisch besluitbegrip” wordt bedoeld dat de rechter iets als een besluit bestempelt, ook al is het geen besluit in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb, zodat hij er een oordeel over mag vellen.
3. De ABRvS bepaalde dat een rechtsoordeel wel een besluit is, indien het appllabel (voor beroep vatbaar) is.
4. Een rechtsoordeel kan, volgens de ABRvS, als een besluit worden gezien alleen mits er voor de belanghebbende onevenredig bezwarende omstandigheden gelden.

A
  1. De ABRvS bepaalde dat een rechtsoordeel wel een besluit is, indien het appllabel (voor beroep vatbaar) is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De focus van de Awb is op algemeen verbindende voorschriften.
2. De belangrijkste categorie algemeen verbindende voorschriften is de wetten in formele zin.
3. Tegen algemeen verbindende voorschriften kan geen beroep worden ingesteld.
4. Algemeen verbindende voorschriften heten ook wetten in materiële zin.

A
  1. De focus van de Awb is op algemeen verbindende voorschriften .
    ==>
    * De Awb is voor algemeen verbindende voorschriften van minder belang dan voor de andere BAS, want:
    o De belangrijkste categorie algemeen verbindende voorschriften is de wetten in formele zin, echter de formele wetgever is geen bestuursorgaan, en dus is de Awb niet van toepassing.
    o HS 3 Awb is slechts gedeeltelijk en onder bepaalde voorwaarden van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (art 3:1 lid 1 Awb)
    o Tegen algemeen verbindende voorschriften (en tegen beleidsregels) kan geen beroep worden ingesteld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De Awb bevat geen definitie van “algemeen verbindende voorschriften”.
2. De Awb bevat geen definitie van “publiekrechtelijke rechtshandeling”.
3. Marktverordeningen en ministeriële regelingen zijn algemeen verbindende voorschriften.
4. “Algemeen” in “algemeen verbindende voorschriften” houdt in dat het moet gelden voor alle mensen, in tijd, plaats, en persoon.

A
  1. “Algemeen” in “algemeen verbindende voorschriften” houdt in dat het moet gelden voor alle mensen, in tijd, plaats, en persoon.
    ==>
    o Het hoeft niet te gelden voor alle mensen, de werking kan wel gebonden zijn aan een plaats, tijd en categorie van personen
    o primair moet het rechtsfeit herhaalbaar zijn: iedere keer als en een bepaalde handeling of gebeurtenis plaatsvindt, geldt de regel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een algemeen verbindend voorschrift kan een werking hebben die niet geldt voor alle mensen, maar gebonden is aan een plaats, tijd en categorie van personen.
2. Een algemeen verbindend voorschrift kan een regel definiëren waar het rechtsfeit herhaalbaar zijn, dwz iedere keer als en een bepaalde handeling of gebeurtenis plaatsvindt, geldt de regel.
3. De definitie van een algemeen verbindende voorschriften in de wet is “naar buiten werkende, dus tot een ieder gerichte algemene regelingen, die zijn uitgegaan van een openbaar gezag, dat de bevoegdheid daartoe aan de wet, in de zin van regeling door de wetgevende macht ontleent”.
4. Het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften zoals o.a. AMvBs, ministeriële verordeningen, provinciale verordeningen, gemeentelijke verordeningen en waterschapsverordeningen, heet bestuurswetgeving.

A
  1. De definitie van een algemeen verbindende voorschriften in de wet is “naar buiten werkende, dus tot een ieder gerichte algemene regelingen, die zijn uitgegaan van een openbaar gezag, dat de bevoegdheid daartoe aan de wet, in de zin van regeling door de wetgevende macht ontleent”.
    ==> dit is de definitie van de Hoge Raad:
    * In jurisprudentie van de Hoge Raad over artikel 99 Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO (oud)) toetste de Hoge Raad in cassatie aan schending of verkeerde toepassing van de wet. Onder ‘wet’ verstond de Hoge Raad: “naar buiten werkende, dus tot een ieder gerichte algemene regelingen, die zijn uitgegaan van een openbaar gezag, dat de bevoegdheid daartoe aan de wet, in de zin van regeling door de wetgevende macht ontleent”.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Beleidsregels steunen niet op een uitdrukkelijke bevoegdheid tot regelstelling, maar zijn toch besluiten.
2. Omdat beleidsregels geen algemeen verbindende voorschriften zijn, kan soms worden afgeweken van beleidsregels. Dit heet de “inherente afwijkingsbevoegdheid” van beleidsregels.
3. De Hoge Raad bepaalde in het arrest Sloopregeling Binnenvaart 1976 (1985) dat een beleidsregel als recht kan worden beschouwd, onder voorwaarden: het is bekendgemaakt (in het Staatscourant), waardoor het moet worden beschouwd als een naar buiten werkende, de Staat jegens betrokkene bindende regeling. In zo’n situatie geldt een beleidsregel als een besluit, en mag een bestuursorgaan dus niet afwijken van een beleidsregel.
4. Het niet naleven van bekendgemaakt beleid is in strijd met de eisen van behoorlijk bestuur (vooral het vertrouwensbeginsel); daarom geldt het wel als een besluit.

A
  1. De Hoge Raad bepaalde in het arrest Sloopregeling Binnenvaart 1976 (1985) dat een beleidsregel als recht kan worden beschouwd, onder voorwaarden: het is bekendgemaakt (in het Staatscourant), waardoor het moet worden beschouwd als een naar buiten werkende, de Staat jegens betrokkene bindende regeling. In zo’n situatie geldt een beleidsregel als een besluit, en mag een bestuursorgaan dus niet afwijken van een beleidsregel.
    ==> De tekst “De Hoge Raad bepaalde in het arrest … jegens betrokkene bindende regeling” klopt wel. Er mag er echter wel van worden afgeweken. De Hoge Raad bevestigde in de zaak Leidraad administratieve boeten 1984 (1990) de lijn van de “sloopregeling binnenvaart” en stelde dat een bestuursorgaan onder bepaalde omstandigheden wel kan afwijken van beleid, ook al wordt het beleid als recht erkend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Onder welke voorwaarden kunnen beleidsregels als besluit worden gezien?
1. Ze zijn bekendgemaakt in het Staatscourant.
2. Ze zijn appelabel verklaard.
3. Ze bevatten algemeen verbindende voorschriften.
4. Ze zijn naar buiten werkende, tot een ieder gerichte algemene regelingen, die niet leunen op een bestuursbevoegdheid.

A
  1. Ze zijn bekendgemaakt in het Staatscourant.
    ==>
    Mbt 3: als ze algemeen verbindende voorschriften zouden bevatten, dan zouden ze dus avv zijn en geen beleidsregels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een beleidsregel is geen algemeen verbindend voorschrift, maar wel een algemene regel die bij besluit is vastgesteld, dus het is gericht op zelfstandig rechtsgevolg.
2. Een beleidsregel hoort duidelijke rechtsgevolgen te definiëren.
3. Op basis van jurisprudentie is de naleving van beleidsregels indirect afgedwongen via de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (het bestuur moet consistent handelen); tevens bepaalt de Awb ook dat een bestuursorgaan overeenkomstig een beleidsregel moet handelen.
4. Een bestuursorgaan mag slechts in bepaalde gevallen beleidsregels definiëren.

A
  1. Een beleidsregel hoort duidelijke rechtsgevolgen te definiëren.
    ==> Het is niet glashelder wat het rechtsgevolg van een beleidsregels is
    ==> mbt 4: deze gevallen staan in art. 4:81 Awb.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Mag een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen voor het uitoefenen van een bevoegdheid die dmv mandaat is verkregen?
1. Nee, tenzij dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.
2. Nee, nooit.
3. Ja, op basis van art. 4:81 lid 1 Awb
4. Ja, op basis van art. 1:3 lid 4 Awb

A
  1. Ja, op basis van art. 4:81 lid 1 Awb

een onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheid (denk aan mandaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Met “onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheid” in art. 4:81 lid 1 Awb wordt bedoeld:
1. Een bevoegdheid die door attributie is verkregen.
2. Een bevoegdheid die door delegatie is verkregen.
3. Een bevoegdheid die door mandaat is verkregen.
4. 1+2+3

A
  1. Een bevoegdheid die door mandaat is verkregen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke stelling over de bij beleidsregels geldende “inherente afwijkingsbevoegdheid” is onjuist?
1. De inherente afwijkingsbevoegdheid geldt bij omstandigheden waaraan bij het vaststellen van de beleidsregel niet was gedacht en waaraan redelijkerwijs ook niet behoefde te worden gedacht.
2. In het Goedkope staaroperaties-arrest (2000) bepaalde de ABRvS dat een ziekenfonds, dat kosten maakte die niet conform de beleidsregels doch met het oog op kostenbesparing en verlichting van wachtrijen, wel degelijk vergoeding zal krijgen, dus er was sprake van een gerechtvaardigde reden om af te wijken van de beleidsregels.
3. De binding van een beleidsregel is minder strikt dan de binding van een algemeen verbindend voorschrift.
4. Als geldige reden voor een afwijking van een beleidsregel geldt een situatie waarin voor één of meer belanghebbenden gevolgen zoude zijn die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
5. Bestuursorganen zijn door de ABRvS verplicht gesteld om de noodzaak voor toepassing van de “inherente afwijkingsbevoegdheid” altijd zelf te beoordelen.

A
  1. In het Goedkope staaroperaties-arrest (2000) bepaalde de ABRvS dat een ziekenfonds, dat kosten maakte die niet conform de beleidsregels doch met het oog op kostenbesparing en verlichting van wachtrijen, wel degelijk vergoeding zal krijgen, dus er was sprake van een gerechtvaardigde reden om af te wijken van de beleidsregels.
    ==> Nee, de ABRvS bepaalde dat kostenbesparing geen geldige reden is om af te wijken van beleidsregels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn geldige redenen voor afwijking van een beleidsregel?
1. Gevolgen voor één of meer belanghebbenden die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
2. Omstandigheden waaraan bij het vaststellen van de beleidsregel niet was gedacht en waaraan redelijkerwijs ook niet behoefde te worden gedacht.
3. 1+2
4. Noch 1 noch 2

A
  1. 1+2
31
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Sinds 2016 zijn bestuursorganen verplicht (door de ABRvS verplicht gesteld) om de noodzaak voor toepassing van de “inherente afwijkingsbevoegdheid” altijd zelf te beoordelen.
2. Een plan is een besluit alleen als het voldoet aan deze eisen: het is bekendgemaakt (in het Staatscourant), waardoor het moet worden beschouwd als een naar buiten werkende, de Staat jegens betrokkene bindende regeling.
3. Een wettelijk plan is een besluit alleen als het voldoet aan deze eisen: (1) het steunt op een wettelijk bevoegdheid; en (2) het roept publiekrechtelijke rechtsgevolgen in het leven.
4. Er zijn twee soorten plannen die besluiten kunnen zijn: (1) wettelijk plan (bijv. een bestemmingsplan) en (2) beheerplannen.
5. Een beheer plan is in de regel geen besluit; wel wanneer wordt voldaan aan de twee eisen: (1) het steunt op een wettelijk bevoegdheid; en (2) het roept publiekrechtelijke rechtsgevolgen in het leven.

A
  1. Een plan is een besluit alleen als het voldoet aan deze eisen: het is bekendgemaakt (in het Staatscourant), waardoor het moet worden beschouwd als een naar buiten werkende, de Staat jegens betrokkene bindende regeling.
32
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een besluit tot plaatsing van een verkeersbord dat dwingende aanwijzingen bevat is een concrete norm, geen algemeen verbindend voorschrift.
2. De aanwijzing van een parkeerterrein in de zin van de parkeerverordening is een concrete norm, geen algemeen verbindend voorschrift.
3. De aanwijzing van tijd en plaats voor de markt op basis van een marktverordening is een concrete norm, geen algemeen verbindend voorschrift.
4. De aanwijzing van raamprostitutiegebieden, op basis van een APV (algemene plaatselijke verordening) die bepaalde dat raamprostitutie is verboden behalve waar de gemeente het toestaat, is een concrete norm, geen algemeen verbindend voorschrift.
5. Het verbod op het hinderlijk drinken van alcoholische dranken in delen van de openbare ruimte van de gemeente is een concrete norm, geen algemeen verbindend voorschrift.

A
  1. Het verbod op het hinderlijk drinken van alcoholische dranken in delen van de openbare ruimte van de gemeente is een concrete norm, geen algemeen verbindend voorschrift.
    ==> Dit is een verordening.
    Een avv is zelfstandige regelstelling; als een besluit slechts de concrete inhoud naar tijd en plaats van een ander besluit bepaalt, is dit een concrete norm.
33
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een avv (algemeen verbindend voorschrift) is zelfstandige regelstelling, terwijl als een besluit slechts de concrete inhoud naar tijd en plaats van een ander besluit bepaalt, is dit een concrete norm.
2. In het arrest Intrekking aanwijzingsbesluit raamprostitutie (2002) bepaalde de ABRvS dat het aanwijzen van raamprostitutiegebieden, en het intrekken van deze aanwijzing, geen avv (algemeen verbindend voorschrift) zijn want het zijn geen zelfstandige regelstelling.
3. De rechtsregel achter het arrest Intrekking aanwijzingsbesluit raamprostitutie (2002) van de ABRvS is dat een avv (algemeen verbindend voorschrift) een zelfstandige regelstelling is; als een besluit slechts de concrete inhoud naar tijd en plaats van een ander besluit bepaalt, is dit een concrete norm.
4. Belinfante bedacht de term “concrete norm”. Hij stelt dat het enige verschil tussen avv en concrete norm neerkomt op de bepaaldheid of onbepaaldheid van degenen aan wie het bevel/ontheffing gericht is. Een avv is gericht aan één of meer geïndividualiseerde personen, terwijl een concrete norm is gericht aan een ieder.

A
  1. Belinfante bedacht de term “concrete norm”. Hij stelt dat het enige verschil tussen avv en concrete norm neerkomt op de bepaaldheid of onbepaaldheid van degenen aan wie het bevel/ontheffing gericht is. Een avv is gericht aan één of meer geïndividualiseerde personen, terwijl een concrete norm is gericht aan een ieder.
    ==> Hij stelde dit mbt het verschil tussen beschikking (niet avv) en concrete norm.
    Mbt avv’s zijn er meer verschillen, met name het feit dat een avv niet een middel is tot concretisering van een regel; het is de regel zelf.
34
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Concrete normen zijn geen avv’s. Ze bevatten geen zelfstandige normstelling, maar beogen alleen dat bestaande avv’s in concrete situaties van toepassing verklaard worden.
2. Indien in een verordening een gebied is aangewezen waar een bepaald verbod of gebod geldt, is de aanwijzing een avv.
3. Indien in de verordening het gebied niet is aangewezen, maar wordt bepaald dat het gebied bij nader besluit zal worden aangewezen, is de aanwijzing een concretiserend BAS (concrete norm).
4. De inhoud van een concrete norm is een bevel, een ontheffing of een beleid.

A
  1. De inhoud van een concrete norm is een bevel, een ontheffing of een beleid.
    ==> Moet zijn:
  2. De inhoud van een concrete norm is een bevel of een ontheffing.
35
Q

In de beoordeling of een besluit een beschikking is of een besluit van algemene strekking (BAS) geldt… : Kies het onjuiste antwoord.
1. Het persoonscriterium en het zaakscriterium.
2. Een beschikking betreft een besluit dat ten doel heeft zich direct te richten tot een bepaalde (specifieke) natuurlijk persoon, rechtspersoon, of een bestuursorgaan.
3. Een besluit omtrent een gesloten groep van individualiseerbare personen en rechtspersonen is een beschikking.
4. Als de directbehanghebbenden en derdebelanghebbenden bij een besluit allemaal natuurlijk personen, rechtspersonen, of bestuursorganen zijn, wordt voldaan aan het persoonscriterium.

A
  1. Als de directbehanghebbenden en derdebelanghebbenden bij een besluit allemaal natuurlijk personen, rechtspersonen, of bestuursorganen zijn, wordt voldaan aan het persoonscriterium.
    ==> Derdebelanghebbenden worden buiten beschouwing gelaten
36
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De aanwijzing van een gebied als natuurgebied is een besluit van algemene strekking.
2. Een beschikking kan worden genomen die niet is gericht tot een persoon maar tot een zaak, onder de voorwaarde dat de eigenschappen van de (individualiseerbare) zaak bepalend zijn voor het nemen van een besluit.
3. De aanwijzing van een oud pand als rijksmonument is een beschikking, op basis van het zaakscriterium.
4. Het zaakscriterium komt pas in beeld wanneer het persoonscriterium geen uitsluitsel biedt over de vraag of een besluit een beschikking of aan BAS is.

A
  1. De aanwijzing van een gebied als natuurgebied is een besluit van algemene strekking.
    ==> Het is een beschikking op basis van het zaakscriterium. Het concrete doel van het besluit is voorkomen van ongewenste ontwikkelingen in dat gebied.
37
Q

Acronym voor types beschikkingen
1. AA PVV CMT
2. A PVV BDR
3. BKD CVV
4. ABD EECB

A

A PVV BDR
1. Beschikkingen op Aanvraag vs. Ambtshalve beschikkingen
2. Persoons- en zaaksgebonden beschikkingen
3. Vrije en gebonden beschikkingen
4. Vrijwarende en niet-vrijwarende beschikkingen
5. Begunstigende en belastende beschikkingen
6. Aflopende en Duurzame beschikkingen
7. Rechtsvaststellende en rechtscheppende beschikkingen

38
Q

Welke stelling over beschikkingen is onjuist?
1. Het intrekken van een vergunning is een beschikking ambtshalve.
2. Beschikkingen op aanvraag komen tot stand op initiatief van de aanvrager, die volgens de Awb belanghebbende moet zijn.
3. Een omgevingsvergunning is een beschikking op basis van het persoonscriterium, en is daarom niet overdraagbaar.
4. Een besluit tot afgifte van een rijbewijs is persoonsgebonden want de verlening ervan hangt af van de persoonlijke kwaliteiten van de aanvrager.

A
  1. Een omgevingsvergunning is een beschikking
    die op basis van het persoonscriterium, en is daarom niet overdraagbaar.
    ==>
    Een omgevingsvergunning is een beschikking
    die op basis van het persoonscriterium een beschikking is, maar het heeft een zaaksgebonden karakter.
    Een persoonsgebonden beschikking is in principe niet overdraagbaar; een zaaksgebonden beschikking wel. Een omgevingsvergunning is due overdraagbaar.
39
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het vaststellen van het kiesregister is een algemeen verbindend voorschrift, omdat het de hele bevolking verbindt.
2. Bij een rechtsvaststellende beschikking, ook wel declaratoire beschikking genoemd, constateert het bestuursorgaan een (rechts)feit waaraan de wet (en niet het bestuur) bepaalde gevolgen verbindt.
3. Bij een rechtscheppende beschikking, ook wel constitutieve beschikking genoemd, wordt een nieuw recht of een nieuwe verplichting gecreëerd.
4. Rechtsvaststellende beschikkingen bevatten ook een rechtscheppend element; anders zouden ze uit de wet voortvloeien, en zou geen beschikking nodig zijn.

A
  1. Het vaststellen van het kiesregister is een algemeen verbindend voorschrift, omdat het de hele bevolking verbindt.
    ==> Het is een rechtsvaststellende beschikking.
40
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Vrije beschikkingen zijn beschikkingen waar ter grondslag een bestuursbevoegdheid ligt, waarin het bestuursorgaan beleidsruimte heeft.
2. Bij meer gebonden beschikkingen moet de rechter de beleidsruimte van het bestuursorgaan respecteren; bij meer vrije beschikkingen mag de rechter integraal toetsen.
3. Een bestuursorgaan kan makkelijker een belastende beschikking intrekken dan een begunstigende beschikking.
4. Een besluit tot subsidieverlening met voorschriften is een beschikking die zowel begunstigend als ook belastend is.

A
  1. Bij meer gebonden beschikkingen moet de rechter de beleidsruimte van het bestuursorgaan respecteren; bij meer vrije beschikkingen mag de rechter integraal toetsen.
    ==> Andersom.
41
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een aflopende beschikking gaat om het toestaan van een eenmalige handeling of activiteit; en dan eindigt het.
2. Een duurzame beschikking gaat over het reguleren van een activiteit voor een lange periode, bijv. een omgevingsvergunning die voor onbepaalde tijd wordt afgegeven.
3. Het onderscheid tussen vrijwarende en niet-vrijwarende beschikkingen is van belang voor vergunningen, uitkeringen en last onder dwangsom.
4. In het EZH/Bailey-arrest (1963) oordeelde de Hoge Raad dat de vergunninghouder, door rechtmatig gebruik te maken van zijn vergunning, vrijwaard is van het plegen van een onrechtmatige daad, indien bij de beoordeling van de vergunningaanvraag alle relevante belangen werden afgewogen (of hadden moeten worden afgewogen).

A
  1. Het onderscheid tussen vrijwarende en niet-vrijwarende beschikkingen is van belang voor vergunningen, uitkeringen en last onder dwangsom.
    ==> Met name voor vergunningen.
42
Q

Elektriciteitsbedrijf EZH kreeg van de minister een vergunning voor werkzaamheden aan een rivier. Door de werkzaamheden kon machinefabriek Bailey geen gebruik maken van haar drijvende bokken. Is er sprake van onrechtmatige daad door EZH, trots de vergunning?
1. Nee, want er was een vergunning voor de werkzaamheden.
2. Ja, want Bailey leed schade, hetgeen EZH veroorzaakte (EZH had de vergunning moeten gebruiken op een manier die geen schade aan derden zou veroorzaken).
3. Nee. De vergunning vrijwaarde tegen de onrechtmatigedaadsactie, omdat het een beschikking was waarbij het beschikking verlenende bestuursorgaan alle relevante belangen had afgewogen, of had moeten afwegen, inclusief de mogelijke schade aan derden. Dit is bepaald in een uitspraak van de Hoge Raad in 1963.
4. Nee. De vergunning vrijwaarde tegen de onrechtmatigedaadsactie, omdat het een beschikking was waarbij het beschikking verlenende bestuursorgaan alle relevante belangen had afgewogen, of had moeten afwegen, inclusief de mogelijke schade aan derden. Dit is bepaald in een uitspraak van de ABRvS in 1972.

A
  1. Nee. De vergunning vrijwaarde tegen de onrechtmatigedaadsactie, omdat het een beschikking was waarbij het beschikking verlenende bestuursorgaan alle relevante belangen had afgewogen, of had moeten afwegen, inclusief de mogelijke schade aan derden. Dit is bepaald in een uitspraak van de Hoge Raad in 1963.
43
Q

Welke stelling is juist?
1. Bij een duurzame vergunning zal er sneller sprake zijn van een vrijwarende beschikking dan bij een aflopende beschikking.
2. Bij een aflopende vergunning zal er sneller sprake zijn van een vrijwarende beschikking dan bij een duurzame beschikking.
3. Het onderscheid tussen vrijwarende en niet-vrijwarende beschikkingen is van belang voor vergunningen, uitkeringen en last onder dwangsom.
4. Geen stelling is juist.

A
  1. Bij een aflopende vergunning zal er sneller sprake zijn van een vrijwarende beschikking dan bij een duurzame beschikking.
    ==> Bij een duurzame beschikking, kan de vergunningverlenende instantie niet alle betrokken belangen op lange termijn adequaat afwegen, en dus kan er sprake zijn van onrechtmatige daad.
    Dat bepaalde de Hoge Raad in het Vermeulen/Lekkerkerker-arrest (1972).
44
Q

Vul in:
In het arrest …. bepaalde de … dat de vergunninghouder, door rechtmatig gebruik te maken van zijn vergunning, geen onrechtmatige daad pleegt, indien bij de beoordeling van de vergunningaanvraag alle relevante belangen werden afgewogen of hadden moeten worden afgewogen; en in het arrest …. bepaalde de … dat bij een duurzame beschikking, de vergunningverlenende instantie niet alle betrokken belangen op lange termijn adequaat kan afwegen, en dus kan er sprake zijn van onrechtmatige daad door de vergunninghouder die zijn vergunning rechtmatig gebruikt.
Het juiste antwoord is:
1. Vermeulen/Lekkerkerker (1972)… ABRvS… EZH/Bailey (1963)… ABRvS….
2. Vermeulen/Lekkerkerker (1972)… Hoge Raad… EZH/Bailey (1963)… Hoge Raad….
3. EZH/Bailey (1963)… ABRvS… Vermeulen/Lekkerkerker (1972)… ABRvS….
4. EZH/Bailey (1963)… Hoge Raad… Vermeulen/Lekkerkerker (1972)… Hoge Raad….

A
  1. EZH/Bailey (1963)… Hoge Raad… Vermeulen/Lekkerkerker (1972)… Hoge Raad….
45
Q

Welke stelling is onjuist ?
1. Bij Eingriffsverwaltung treedt het bestuur regulerend op, in hoofdzaak door geboden en verboden of het opleggen van (primaire) verplichtingen.
2. Bij Leistungsverwaltung kent het bestuur rechten toe. Deze beschikkingen horen bij een sociale rechtsstaat.
3. Onder Eingriffsverwaltung vallen o.a. vergunning, ontheffingen, en handhavingsbeschikkingen.
4. Onder Leistungsverwaltung vallen o.a. subsidies, belastingaanslagen en nadeelcompensaties.

A
  1. Onder Leistungsverwaltung vallen o.a. subsidies, belastingaanslagen en nadeelcompensaties.
    ==> belastingaanslagen zijn Eingriffsverwaltung.
46
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het vergunningstelsel wordt gebruikt om beleid te voeren, dwz de belangen van de aanvrager af te wegen tegen het algemeen belang.
2. Een bijzonder verlof om een bepaald type wapen voorhanden te hebben is een beschikking van het type vrijstelling/ontheffing.
3. Bij concessie wordt een bepaald handelen toegestaan, maar tegelijkertijd ook vereist (van de concessiehouder), vanwege het algemeen belang. Bijvoorbeeld de exploitatie van buslijnen.
4. De benoeming tot ambtenaar is geen beschikking.

A
  1. De benoeming tot ambtenaar is geen beschikking.
    ==> Het is een Statusverlenende beschikking.
47
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De plaatsing van een gebouw op de lijst van beschermde monumenten is een concrete norm.
2. De exploitatie van een gemeentelijk zwembad is een concessie, hetgeen een type beschikking is.
3. Het bestuursorgaan kan beslag leggen op zaken van burgers om deze aan te wenden in het algemeen belang, of te onttrekken aan het verkeer; de regels voor onteigening staan in de Grondwet en in de Onteigeningswet.
4. Beslaglegging en onttrekking zijn twee types van beschikking.

A
  1. De plaatsing van een gebouw op de lijst van beschermde monumenten is een concrete norm.
    ==> Het is een Statusverlenende beschikking
48
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Als een bestuursorgaan van de gemeente een besluit neemt voor het in beslag nemen en afmaken van besmet vee, is dit een beschikking van het type onttrekking.
2. Als een bestuursorgaan van de gemeente een besluit neemt voor het beslag leggen op een particulier pand om aan te wenden in het algemeen belang, is dit een beschikking tot beslaglegging.
3. Het opleggen van een bestuurlijke boete is een handhavingsbeschikking.
4. Het opleggen van financiële verplichtingen bij beschikking is geen beschikking.

A
  1. Het opleggen van financiële verplichtingen bij beschikking is geen beschikking.
    ==> wel een beschikking, bijv. belastingaanslag.
49
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een uitkering is een beschikking van het type verstrekking.
2. Een uitkering wordt toegekend om bepaalde activiteiten mee te verrichten, zoals voorziening in levensonderhoud, individuele medische verzorging enz.
3. Bij nadeelcompensatie gaat het om een situatie waarin het algemeen belang bepaalde handelingen of besluiten nodig maakt, maar waarbij het niet redelijk is dat bepaalde nadelige effecten door één bepaalde burger moeten worden gedragen.
4. Een nadeelcompensatiebeschikking is gebaseerd op (1) een wettelijke schadevergoedingsplicht, of (2) een beleidsregel inzake nadeelcompensatie; of (3) een (ongeschreven) egalité-beginsel.

A
  1. Een uitkering wordt gegeven om bepaalde activiteiten mee te verrichten, zoals voorziening in levensonderhoud, individuele medische verzorging enz.
    ==> Uitkeringen worden juist niet toegekend om bepaalde activiteiten te verrichten. Subsidies wel.
50
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Anders dan verstrekkingen, worden subsidies aan personen of rechtspersonen toegekend om bepaalde activiteiten te verrichten, vaak in het algemeen belang.
2. het beginsel van égalite devant les charges publiques betekent gelijkheid voor publieke lasten.
3. Vrijstellingen, ontheffingen, verstrekkingen en subsidies zijn allemaal voorbeelden van beschikkingen van het type Leistungsverwaltung .
4. De afwijzing van een verzoek (van een burger) om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur is een beschikking.

A
  1. Vrijstellingen, ontheffingen, verstrekkingen en subsidies zijn allemaal voorbeelden van beschikkingen van het type Leistungsverwaltung.
    ==> verstrekkingen en subsidies wel. Vrijstellingen / ontheffingen niet.
51
Q

Is artikel 3:46 Awb (motiveringsplicht) van toepassing op het vaststellen van een standplaatsverordening door een gemeenteraad?
1. Ja
2. Nee
3. Ja, onder voorwaarden

A
  1. Nee
    ==>
    Kwalificatie: Het vaststellen van een standplaatsverordening betreft een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift (avv). Het betreft hier een besluit van algemene strekking (BAS) en dus géén beschikking.
    Initieel antwoord: De bepalingen uit hoofdstuk 4 zijn dan ook niet van toepassing op het vaststellen. Artikel 3:46 Awb is echter opgenomen in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk omvat ‘Algemene bepalingen over besluiten’ (en dus óók bepalingen voor besluiten van algemene strekking). Genoemd artikel is dus in beginsel van toepassing.
    Finaal antwoord: In beginsel, want er schuilt een addertje onder het gras. In artikel 3:1 lid 1 aanhef onder b Awb is immers bepaald dat op besluiten inhoudende algemeen verbindende voorschriften de afdeling 3.7 niet van toepassing is. Artikel 3:46 Awb is in die afdeling opgenomen en dus niet van toepassing (waarmee overigens niet is gezegd dat een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift, niet hoeft te worden gemotiveerd).
52
Q

Is artikel 4:8 Awb (hoorplicht) van toepassing op het ambtshalve opleggen van een last onder dwangsom (vgl. art. 5:32 Awb)?
1. Ja
2. Nee
3. Ja, onder voorwaarden

A
  1. Ja
    ==>
    Kwalificatie: De last onder dwangsom is een beschikking. Het besluit is gericht tot een concrete overtreder en voldoet dus aan het persoonscriterium.
    Initieel antwoord: Aangezien artikel 4:8 Awb is opgenomen in hoofdstuk 4, titel 4.1 (Beschikkingen), is de hoorplicht in beginsel van toepassing.
    Finaal antwoord: In beginsel, omdat artikel 4:12 Awb bepaalde uitzonderingen introduceert op de hoorplicht, toegespitst op beschikkingen die strekken tot het vaststellen van een financiële verplichting. Is de last onder dwangsom nu een zodanige beschikking? Het antwoord op deze vraag vindt men in de memorie van toelichting bij deze bepaling en luidt: nee. Volgens de wetgever is het opleggen van een last onder dwangsom geen beschikking als bedoeld in artikel 4:12 Awb, omdat met dit type beschikking primair iets anders wordt beoogd dan het opleggen van een financiële last (namelijk handhaving). Dit voorbeeld illustreert dat zelfs de tekst van de bepalingen in de Awb soms vragen onbeantwoord laat. Hoe dan ook, in dit voorbeeld is artikel 4:8 Awb van toepassing. Om helemaal zeker van deze zaak te zijn zou het overigens nog raadzaam zijn om te bezien of in hoofdstuk 5 van de Awb (dat handelt over handhaving in het bijzonder) niet iets anders is bepaald over het horen bij de oplegging van een last onder dwangsom. Dit is echter niet het geval.
53
Q

Is artikel 3:2 Awb van toepassing op de weigering van de gemeenteraad om op verzoek van een hondenvereniging de muilkorfbepalingen in de APV te wijzigen?
1. Ja
2. Nee
3. Ja, onder voorwaarden

A
  1. Nee.
    ==>
    Kwalificatie. Het gaat om de weigering om een besluit, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, te wijzigen. De weigering dus om een besluit van algemene strekking (BAS) te nemen. Dit is een zogenoemd negatief besluit, en dus geen besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb.
    Antwoord: Omdat het niet gaat om een weigering te beschikken, biedt artikel 1:3 lid 2 Awb geen soelaas. De conclusie moet dan ook zijn dat artikel 3:2 Awb niet op deze weigering van toepassing is.
54
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Bij een positieve beschikking is de Awb in beginsel in het geheel van toepassing.
2. Bij een inhoudelijke afwijzing van een aanvraag op een beschikking is de Awb in beginsel in het geheel van toepassing.
3. Bij een positief besluit van algemene strekking is de Awb in beginsel van toepassing, tenzij de bijzondere wetten anders bepalen.
4. Het niet in behandeling nemen van een aanvraag van een beschikking/BAS, het niet tijdig nemen van een besluit omtrent een beschikking/BAS en de inhoudelijke afwijzing van een aanvraag van een BAS zijn gelijkgesteld met een besluit.

A
  1. Bij een positief besluit van algemene strekking is de Awb in beginsel van toepassing, tenzij de bijzondere wetten anders bepalen.
    ==> Moet zijn:
    Bij een positief besluit van algemene strekking is de Awb in beginsel van toepassing, op een aantal onderdelen na (zoals in de Awb zelf staat).
55
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Bij mondelinge besluiten van bestuursorganen is de Awb via een schakelbepaling gedeeltelijk van toepassing.
2. Bij besluiten van organen die geen bestuursorgaan zijn is de Awb niet van toepassing.
3. Bij besluiten inzake vervolging van strafbare feiten zijnde bestuursrechtelijke overtredingen is de Awb gedeeltelijk van toepassing.
4. Bij privaatrechtelijke rechtshandelingen en bij feitelijk handelen van een bestuursorgaan is de Awb via een schakelbepaling gedeeltelijk van toepassing.

A
  1. Bij besluiten inzake vervolging van strafbare feiten zijnde bestuursrechtelijke overtredingen is de Awb gedeeltelijk van toepassing.
    ==>Bij besluiten inzake vervolging van strafbare feiten is de Awb niet van toepassing.
56
Q

Welke van de onderstaande besluiten is geen beschikking?
1. een omgevingsvergunning om te bouwen.
2. een toeslag voor de kinderopvang.
3. het verbod om voor de school te parkeren.
4. een boete wegens fietsen in een voetgangerszone.

A
  1. het verbod om voor de school te parkeren.
    ==>
    Het verbod om voor de school te parkeren is geen beschikking maar een besluit van algemene strekking. Het genoemde besluit is namelijk niet gericht op een bepaalde persoon of groep personen en ook niet op een bepaalde zaak. Het verbod om voor de school te parkeren is een besluit van algemene strekking, zijnde een concretiserend besluit van algemene strekking.
    Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 4.4.3.2 en 4.4.4, pp. 177-183.
57
Q

Welke van de onderstaande voorbeelden is een algemeen verbindend voorschrift?
1. het verbod om in de bebouwde kom harder dan 50 km per uur te rijden.
2. de instelling van een gehandicaptenparkeerplaats voor de deur van Hans.
3. de aanwijzing van een voetgangerszone in het centrum van Amersfoort.
4. de aanwijzing van een parkeerterrein op basis van parkeerverordening.

A
  1. het verbod om in de bebouwde kom harder dan 50 km per uur te rijden.
    ==> Het verbod om binnen de bebouwde kom harder dan 50 km per uur te rijden is een algemeen verbindend voorschrift. Het betreft namelijk een algemene regel die eenieder bindt. De overige voorbeelden betreffen concretiserende besluiten van algemene strekking. Hieronder wordt verstaan een publiekrechtelijke rechtshandeling, waardoor aan een algemeen verbindend voorschrift concrete inhoud en praktische toepasbaarheid naar tijd en plaats kan worden gegeven.
    Vgl. R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 4.4.1 en 4.4.3.2, pp. 167-167, 177-181.
58
Q

Op welke van de onderstaande besluiten is artikel 3:45 Awb zeker niet van toepassing?
1. de verlening van een marktvergunning.
2. het instellen van een parkeerzone voor de kerk.
3. het vaststellen van een collecteverordening.
4. de weigering van aanvraag voor een subsidie.

A
  1. het vaststellen van een collecteverordening.
    ==>
    Een collecteverordening is een algemeen verbindend voorschrift. Ingevolge de schakelbepaling van artikel 3.1, eerste lid, sub b Algemene wet bestuursrecht is afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften. Artikel 3:45 Algemene wet bestuursrecht maakt onderdeel uit van afdeling 3.6 Awb.
    NB: Het eerste en het laatste antwoord betreffen beschikkingen en het tweede antwoord een concretiserend besluit van algemene strekking. Artikel 3:45 Algemene wet bestuursrecht is hierop wel van toepassing.
59
Q

Mark den Braber wil in het Brabantse Someren een intensieve veehouderij gaan exploiteren. Hij vraagt voor dat doel een omgevingsvergunning aan voor het oprichten én inrichten van een intensieve veehouderij. Het college van burgemeester en wethouders van zijn woonplaats verleent de aangevraagde vergunning.
De omgevingsvergunning om te bouwen is een voorbeeld van
1. een aflopende beschikking.
2. een rechtvaststellende beschikking.
3. een zaaksgebonden beschikking.
4. een vrijwarende beschikking.

A
  1. een zaaksgebonden beschikking.
    ==>De omgevingsvergunning voor de inrichting is niet gebonden aan de persoonlijke kwaliteiten van Mark maar aan de zaak: in dit geval de intensieve veehouderij. Een omgevingsvergunning schept een bepaald recht – in casu de exploitatie van de intensieve veehouderij – en is in beginsel bedoeld om de activiteit voor langere tijd te reguleren. Om die reden zijn de opties ‘een aflopende beschikking’ en ‘ een rechtvaststellende beschikking’ niet correct. De casus bevat geen aanknopingspunten met betrekking tot de mogelijke vrijwaring van Mark. Om die reden is de optie ‘een vrijwarende beschikking’ niet correct.
60
Q

De gemeenteraad van Utrecht heeft een collecteverordening vastgesteld. Ingevolge de collecteverordening is voor het collecteren in de gemeente Utrecht een collectevergunning nodig. De gevallen waarin die vergunning kan worden verleend staan in de notitie Collectes Utrecht 2015-2020.
Welke bepaling of onderdeel van de Awb is van toepassing op de bovenstaande notitie?
1. artikel 4:2 Awb.
2. artikel 4:81 Awb.
3. artikel 8:1 Awb.
4. artikel 3:1 Awb.

A
  1. artikel 4:81 Awb.
    ==> De notitie Collectes Utrecht 2015-2020 is een beleidsregel en hierdoor is artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht maakt namelijk onderdeel uit van Titel 4.3 (Beleidsregels) van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 4:2 Algemene wet bestuursrecht is alleen van toepassing op beschikkingen. Artikel 8:1 Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing omdat tegen beleidsregels geen beroep bij de bestuursrechter openstaat. Artikel 3:1 Algemene wet bestuursrecht heeft geen betekenis voor beleidsregels.
61
Q

De gemeenteraad van Utrecht heeft een collecteverordening vastgesteld. Ingevolge de collecteverordening is voor het collecteren in de gemeente Utrecht een collectevergunning nodig. De gevallen waarin die vergunning kan worden verleend staan in de notitie Collectes Utrecht 2015-2020.
Welk type besluit is de notitie Collectes Utrecht 2015-2020?
1. Concrete norm
2. Beleidsregel
3. Algemeen verbindend voorschrift
4. Plan

A
  1. Beleidsregel
62
Q

Casus: Geluidsoverlast gemeente Sluis.
In artikel 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Sluis is bepaald dat het in het openbaar ten gehore brengen van muziek verboden is. In artikel 6 van de APV is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ontheffing kan verlenen van dat verbod. Op 11 mei 2016 wijst het college van burgemeester en wethouders van Sluis de Paardenmarkt aan als een plaats als bedoeld in artikel 6 van de APV. Wil de Smet woont op de Paardenmarkt en vreest geluidsoverlast. Hij roept de hulp in van een advocaat om te kijken of hij de aanwijzing ongedaan kan maken. De advocaat zegt hem dat het besluit onrechtmatig genomen is, omdat De Smet, in strijd met artikel 4:8 Awb, niet gehoord is. Verder is de advocaat van mening dat ook artikel 3:46 Awb geschonden is, omdat naar zijn mening het besluit gebrekkig gemotiveerd is.
Hoe is het besluit van 11 mei 2016 te kwalificeren?
1. Concrete norm
2. Beleidsregel
3. Algemeen verbindend voorschrift
4. Plan

A
  1. Concrete norm
    ==> Het besluit van 11 mei 2016 is een concretiserend besluit van algemene strekking (concrete norm). De beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Sluis is geen zelfstandige normstelling: de norm, dat het toegestaan is muziek te maken, is vervat in artikel 6 van de APV en niet in het besluit van 11 mei 2016. Het besluit dient om deze norm te concretiseren naar de Paardenplaats.
63
Q

Casus: Geluidsoverlast gemeente Sluis.
In artikel 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Sluis is bepaald dat het in het openbaar ten gehore brengen van muziek verboden is. In artikel 6 van de APV is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ontheffing kan verlenen van dat verbod. Op 11 mei 2016 wijst het college van burgemeester en wethouders van Sluis de Paardenmarkt aan als een plaats als bedoeld in artikel 6 van de APV. Wil de Smet woont op de Paardenmarkt en vreest geluidsoverlast. Hij roept de hulp in van een advocaat om te kijken of hij de aanwijzing ongedaan kan maken. De advocaat zegt hem dat het besluit onrechtmatig genomen is, omdat De Smet, in strijd met artikel 4:8 Awb, niet gehoord is. Verder is de advocaat van mening dat ook artikel 3:46 Awb geschonden is, omdat naar zijn mening het besluit gebrekkig gemotiveerd is.
Artikel 3:46 Awb gaat over de motivering van een besluit.
Is artikel 3:46 Awb van toepassing op het besluit van 11 mei 2016?
1. Ja
2. Nee
3. Er is onvoldoende informatie om te beslissen

A
  1. Ja
    ==> Artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht maakt onderdeel uit van afdeling 3.7 Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge de schakelbepaling van artikel 3.1, eerste en tweede lid Algemene wet bestuursrecht is deze afdeling niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften, feitelijke handelingen en rechtshandelingen naar privaatrecht. In casu is sprake van een concretiserend besluit van algemene strekking. Dat betekent dat artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op het besluit van 11 mei 2016.
64
Q

Casus: Geluidsoverlast gemeente Sluis.
In artikel 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Sluis is bepaald dat het in het openbaar ten gehore brengen van muziek verboden is. In artikel 6 van de APV is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ontheffing kan verlenen van dat verbod. Op 11 mei 2016 wijst het college van burgemeester en wethouders van Sluis de Paardenmarkt aan als een plaats als bedoeld in artikel 6 van de APV. Wil de Smet woont op de Paardenmarkt en vreest geluidsoverlast. Hij roept de hulp in van een advocaat om te kijken of hij de aanwijzing ongedaan kan maken. De advocaat zegt hem dat het besluit onrechtmatig genomen is, omdat De Smet, in strijd met artikel 4:8 Awb, niet gehoord is. Verder is de advocaat van mening dat ook artikel 3:46 Awb geschonden is, omdat naar zijn mening het besluit gebrekkig gemotiveerd is.
Voor besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden gelden toepassingsregels.
Zou artikel 3:46 Awb ook van toepassing zijn op het besluit van 11 mei 2016 als dat een algemeen verbindend voorschrift was?
1. Ja
2. Nee
3. Er is onvoldoende informatie om te beslissen

A
  1. Nee
    ==> Artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht maakt onderdeel uit van afdeling 3.7 Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge de schakelbepaling van artikel 3:1, eerste lid, sub b Algemene wet bestuursrecht is deze afdeling niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften, feitelijke handelingen en rechtshandelingen naar privaatrecht. Indien het besluit van 11 mei 2016 een algemeen verbindend voorschrift is, is afdeling 3.7 Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
65
Q

In de Verordening op de woning- en kamerbemiddelingsbureaus van 10 februari 2016 van de gemeente Leiden is onder meer het volgende geregeld:
Artikel 2
1. Het is verboden, zonder of in afwijking van een vergunning van het college:
a bemiddeling te verlenen bij het verkrijgen van woonruimte;
b zich met dat doel te vestigen of op te treden als woning- en kamerbemiddelingsbureau.
Bij besluit van 6 juli 2016 wordt door het college van burgemeester en wethouders van Leiden de Nota Woningbeleid Leiden 2016-2021 vastgesteld. Hierin staat het volgende vermeld: het college verleent op grond van artikel 2, eerste lid van de verordening op de woning- en kamerbemiddelingsbureaus alleen een vergunning aan natuurlijke personen die lid zijn van de brancheorganisatie voor woning en kamerverhuur.
Marcella Polane wil een kamerbemiddelingsbureau beginnen, maar zij is niet lid van de branchevereniging. Zij tekent bezwaar tegen het besluit van 6 juli 2016. Is dit besluit vatbaar voor bezwaar en beroep?
1. Ja
2. Nee
3. Ja, indien Marcella als belanghebbende wordt erkend.

A
  1. Nee
    ==>Het besluit van 6 juli 2016 is een beleidsregel. Een beleidsregel is niet vatbaar voor beroep bij de bestuursrechter (artikel 8:3, eerste lid, sub a, Algemene wet bestuursrecht). De bezwaarschriftprocedure staat niet open voor besluiten waartegen geen beroep kan worden ingesteld (artikel 8:1 jo 7:1 Algemene wet bestuursrecht). Om die reden is het besluit van 6 juli 2016 niet vatbaar voor bezwaar en beroep.
66
Q

Wanneer is er sprake van een gebonden beschikking?
1. Wanneer de formele wet waarin de bestuursbevoegdheid is gegeven weigeringsgronden beschrijft, en er dus geen beleidsruimte is voor het bestuursorgaan.
2. Wanneer de materiële wet die ten grondslag ligt aan deze beschikking weigeringsgronden beschrijft, en er dus geen beleidsruimte is voor het bestuursorgaan.
3. Geen van deze antwoorden

A
  1. Wanneer de materiële wet die ten grondslag ligt aan deze beschikking weigeringsgronden beschrijft, en er dus geen beleidsruimte is voor het bestuursorgaan.
67
Q

Casus: Beplantingen Zeewolde.
In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Zeewolde is het volgende bepaald:
Artikel 2.22 Beplantingen
1. Het is verboden, zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders op of aan de weg, geen weg zijnde in de zin van de Wegenverkeerswet, een beplanting aan te brengen.
2. De rechthebbende op een boom, een heg, een heester of enig andere beplanting die het vrije uitzicht voor het verkeer belemmert of op andere wijze het verkeer in gevaar brengt, of de bediening, de bereikbaarheid of de zichtbaarheid belemmert van brandkranen of afsluiters, is verplicht deze beplanting tot de door het college aan te geven afmetingen terug te brengen.

Sandra van Gooijen heeft een heester bij de uitrit van haar garage staan en heeft daarvoor bij het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde een vergunning aangevraagd en gekregen. Op de kruising voor het huis van Sandra gebeuren regelmatig ongelukken, die het gevolg zijn van de slechte zichtbaarheid van de weg omdat de heester het zicht op de weg ontneemt.
Sandra krijgt op 9 oktober 2016 een brief van het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde waarin staat dat zij de heester moet terugsnoeien tot een hoogte van 50 cm. Sandra snoeit de heester terug tot de voorgeschreven hoogte, maar wil nog een heester in haar tuin planten. Zij vraagt voor dat doel bij het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde op basis van artikel 2.22, eerste lid, APV een vergunning aan. De vergunning wordt haar per brief van 27 november 2016 geweigerd.
Is de brief van 27 november 2016 een besluit in de zin van de Awb?
1. Ja
2. Nee
3. Er is onvoldoende informatie om te beslissen

A
  1. Nee
    ==>De brief van 27 november 2016 is géén besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid Algemene wet bestuursrecht. Daarvoor moet sprake zijn van een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. In casu ontbreekt de rechtshandeling. Het college weigert om de vergunning te verlenen. Er ontstaan geen rechten of plichten, er worden geen rechten of plichten gewijzigd en er gaan geen rechten of plichten teniet. De brief is wel aan te merken als een beschikking. Artikel 1:3, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat ook de afwijzing van een aanvraag een beschikking is. Zie R.J.N. Schlössels e.a., Kern van het bestuursrecht, par. 4.2-4.4, pp. 152-175.
68
Q

Het college van burgemeester en wethouders van Vaals verleent een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan Bram.
De bovengenoemde beslissing is
1. Een besluit van algemene strekking (concrete norm)
2. Een beschikking (op basis van het zaakscriterium)
3. Een besluit van algemene strekking (AVV)
4. Een beschikking (op basis van het persooncriterium)

A
  1. Een beschikking (op basis van het persooncriterium)
    ==>
    Juist antwoord: D – op basis van een persoonscriterium: want het is gericht aan 1 persoon.
    Antwoord B is onjuist.
    * Beschikking op basis van het persoonscriterium = wordt verleend aan een specifiek persoon. Dit wordt onderverdeeld in twee: (1) Persoonsgebonden, (2) zaaksgebonden
    * Beschikking op basis van het zaaksscriterium = gaat over een zaak, bijv. een monument.

Een beschikking op basis van het persoonscriterium is persoonsgebonden als de verlening afhangt van de persoonlijke kwaliteiten van de aanvrager. Voorbeeld: besluit tot afgifte van een rijbewijs
Een beschikking op basis van het persoonscriterium is zaaksgebonden als de verlening NIET afhangt van de persoonlijke kwaliteiten van de aanvrager. Voorbeeld: omgevingsvergunning

69
Q

De gemeenteraad van Leiden stelt, behalve voor vergunninghouders, een parkeerverbod in voor het Rapenburg.
De bovenstaande beslissing is:
1. Een beschikking (op basis van het zaakcriterium)
2. Een besluit van algemene strekking (AVV)
3. Een beschikking (op basis van het persoonscriterium)
4. Een besluit van algemene strekking (COBAS)

A
  1. Een besluit van algemene strekking (COBAS) ==>
    Juist antwoord: D (niet B!)
    Als het verbod in heel Leiden zou zijn, zou het een AVV zijn. Omdat het specifiek is voor een gracht, is dit een COBAS (=concrete normen = concretiserende besluiten van algemene strekking), die dan een andere regel specificeert.

Tegen AVV staan bezwaar en beroep niet open. Tegen COBAS wel.
Verder is de schakelbepaling van art. 3:1 Awb van toepassing op avv.

Tegen AVV staan bezwaar en beroep niet open. Tegen COBAS wel.

70
Q

De Minister van I&W laat in de Wegenverkeerswet 1994 een bepaling opnemen die verplichting bevat voor alle fietsers van 70 jaar of ouder om bij deelname aan het verkeer een fietshelm te dragen.
De bovengenoemde beslissing is:
1. Een beschikking (op basis van het persoonscriterium)
2. Een besluit van algemene strekking (COBAS)
3. Een beschikking (op basis van het zaakscriterium)
4. Een besluit van algemene strekking (AVV)

A
  1. Een besluit van algemene strekking (AVV)
    ==>
    Juist antwoord: D
    Dit is een algemene regel voor een groep in het hele land. Een typisch AVV voorbeeld.
71
Q

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden van APV Amersfoort:
1.Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
2.Hij, die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van de politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3.Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
4.De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

Artikel 2:1, vierde lid vormt een voorbeeld van:
1. Een vrije bestuursbevoegdheid (beleidsruimte)
2. Een gebonden bestuursbevoegdheid
3. Een vrije bestuursbevoegdheid (beoordelingsruimte)
4. Geen bestuursbevoegdheid

A
  1. Een vrije bestuursbevoegdheid (beleidsruimte)
    ==> Het juiste antwoord: A
    Als er ook voorwaarden waren, dan was het C (beleidsbeoordeling): dan kan men beoordelen of aan deze voorwaarden wordt voldaan.
    Als je lid 4 samen met lid 3 neemt, dan kun je stellen dat de voorwaarden in lid 3 staan, en dan zou antwoord C correct zijn (beoordelingsruimte).
    Zo’n vraag zal niet op het tentamen zijn, waar je twee kanten op kunt.
    Vrije bevoegdheden herken je aan woorden zoals “kan” of “is bevoegd”.
72
Q

Artikel 1:8 Weigeringsgronden, APV Amersfoort:
1.De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu;

Artikel 1.8 APV gemeente Amersfoort is een voorbeeld van:
1. Een vrije bestuursbevoegdheid (beleidsruimte)
2. Geen bestuursbevoegdheid
3. Een vrije bestuursbevoegdheid (beoordelingsruimte)
4. Een gebonden bestuursbevoegdheid

A
  1. Een vrije bestuursbevoegdheid (beoordelingsruimte)
    ==>
    Juist antwoord: C
    Het is vaak niet makkelijk om te zeggen of aan een van de toepassingsvoorwaarden wordt voldaan. Het kan vragen oproepen. Het is dus beoordelingsruimte. Geen beleidsruimte omdat de kaders voor weigering zijn al bepaald.
    De woorden “in ieder geval” zeggen wel dat andere redenen kunnen bestaan.
    Is het niet een gebonden bevoegdheid, omdat het bestuur MOET weigeren als deze gronden zich voordoen? Zo kun je er ook naar kijken. Het hele onderscheid tussen vrij en gebonden is een beetje geknutseld. Dit is wel een typisch voorbeeld van een vrije bevoegdheid.
73
Q

Artikel 2:28b Weigeringsgronden, APV Amersfoort
1.De burgemeester weigert de exploitatievergunning als:
a. de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het omgevingsplan of een daarmee gelijk te stellen regeling;
b. niet is voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 2:28a;
c. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn.

Artikel 2.28b APV Amersfoort is een voorbeeld van:
1. Een gebonden bestuursbevoegdheid
2. Een vrije bestuursbevoegdheid (beleidsruimte)
3. Geen bestuursbevoegdheid
4. Een vrije bestuursbevoegdheid (beoordelingsruimte)

A
  1. Een gebonden bestuursbevoegdheid
    ==>
    Juist antwoord: A
    Het is behoorlijk gebonden; niet helemaal dicht.